Lamechs verschrikkelijke droombeeld en het ontwaken uit zijn droom. De opheldering door Lamech van de hoogte.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 60 / 366 »»
[1] Na deze dwaze dromerij ging Lamech de tempel in, ging naast het altaar zitten en leunde met zijn rug tegen het altaar, met zijn gezicht naar de zonsopgang gekeerd. Want nu schiep hij ook in het altaar geen behagen meer, omdat het stralende hart daarop ten gevolge van Lamechs ergernis was verdwenen en het altaar daar dus leeg stond.
[2] Lamech dacht zo lang in deze houding te blijven tot hij stierf; maar de naderende opgang van een heel andere zon dan Lamech verwachtte, bracht Lamech weer tot zichzelf.
[3] Die zonsopgang zag er als volgt uit: in plaats van de verwachte zon verhief een geweldige reuzenslang zijn kop boven de horizon; en terwijl de kop oprees volgde er ook een even reusachtig slangenlichaam. En deze slang straalde zo sterk als de zon.
[4] Toen dit kolossale monster zich reeds tamelijk hoog boven de horizon bevond, volgden er talloze kleinere slangen die allemaal evenals de grote slang stralende kronen op hun koppen droegen, die een krachtig licht verspreidden.
[5] Al spoedig raakte heel de lucht vol met dergelijke slangen die zich in allerlei kronkelingen om de grote slang bewogen.
[6] Deze bewegingen werden heftiger en heftiger. Er ontstond een ware strijd. De grote slang beet de kleinere en die gebeten waren vielen op aarde neer, en overal waar er een terecht kwam veroorzaakte deze op de aarde een vreselijke brand.
[7] En de bodem van de aarde begon luid te weeklagen over dit euvel, en de bergen, in woede ontbrand, bogen zich naar de dalen, verlegden de rivieren en dreven uit hun kloven en scheuren massa's en massa's wolken en verduisterden daarmee de hemel al dichter en dichter en toen stortten daaruit geweldige stromen neer, die alle landen onder water zetten.
[8] En het water steeg hoe langer hoe hoger, verslond al spoedig de stad Hanoch en reikte reeds met een geweldige golfslag tot aan de toppen van de berg waarop Lamech met zijn nog steeds slapende volk zich bevond.
[9] Maar toen de berg begon te wankelen en de tempel weldra dreigde in te storten en er bovendien nog een machtige bliksemschicht kwam, die met een geweldig gekraak de aarde deed beven, begon ook Lamech, die zichzelf weliswaar te gronde wilde richten, bang te worden.
[10] Hij stond op, wreef met zijn handen in zijn ogen, en begon om zich heen te kijken. Hij zag de tempel voor zich en daarin de Heer en Henoch, en het volk zat monter om de tempel heen en loofde en prees Gods heerlijkheid; en hij bevond zich behouden en wel tussen de zijnen.
[11] Toen hij nu zichzelf zo zag en dat alles zich in de oude, goede orde bevond was vroeg hij aan Thubalkaïn; die naast hem stond!
[12] 'Zoon, mijn zoon, zeg me wat is er toch om 's Heren almachtige wil met mij gebeurd? Waar was ik toch, en waar waren jullie en de wijze Man en Henoch, die daar in de tempel vast nog op mij wachten?'
[13] En Thubalkaïn antwoordde Lamech: 'O vader Lamech, waarom vraag je dat aan mij? Ben je dan je verstand verloren dat je niet meer weet, hoe je na de belofte van de wijze Man hiernaartoe bent gekomen om het hele volk te verkondigen dat zij van de grond op moesten opstaan?!
[14] Zie, toen omarmde je mijn en Naëhme's moeder en viel in de zoetheid van die omarming onmiddellijk in een diepe slaap nog voor je de belofte van de wijze Man kon vervullen. En je hebt een hele tijd geslapen, maar ik kan niet zeggen hoe lang dat duurde.
[15] Zie, dat is alles. Wil je me niet geloven, dan zijn er nog meer getuigen die je datzelfde onvermijdelijk moeten meedelen omdat het onmiskenbaar zo is gebeurd.'
[16] Toen Lamech dat had gehoord uitte hij een luide kreet en zei: 'God, U, enig Heilige, zij eeuwig alle lof, alle prijs, alle dank en al mijn liefde, omdat dit alles slechts een ijdele droom was!
[17] Maar hoe kon het toch gebeuren dat ik het woord van de Heer zo snel door de slaap kon vergeten, en niet gehandeld heb volgens Zijn oproep?!'
[18] Lamech van de hoogte, die naast hem stond antwoordde hem: 'Zie, broeder, omdat je niet eerst de wil van de Heer hebt vervuld, maar heimelijk in jezelf de gedachte had gekoesterd om gedurende de nacht op deze berg temidden van je vrouwen te rusten!
[19] En dus liet de Heer het ook toe dat je geheel onbewust bij je vrouwen aankwam op het moment dat je in je nachtelijke fantasie dacht het volk te wekken, maar niemand gevolg gaf aan je oproep, die je niet deed, omdat je reeds gelukzalig slapend temidden van je vrouwen de tempel uitging.
[20] Zo heeft je vlees je in het bijzijn van God betoverd, en God liet toe dat je de vruchten van de liefde voor het vlees hebt moeten proeven.
[21] Maar laat je weer door mij de tempel binnenleiden en de Heer zal nog menige dwaasheid in je onthullen; volg mij dus! Amen.'
«« 60 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.