De leerlingen, de storm en het schip.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 100 / 244 »»
[1] PETRUS zegt: "Het zal nu al wel de derde nachtwake (ongeveer één uur 's nachts) zijn, en nog is er aan geen enkele kant een schip te zien op de zee!"
[2] ANDRÉAS, die zeer scherp kon zien, zegt: "Ik ontdek ook niets, -hoe ik me ook inspan!"
[3] MATTHÉUS, de tollenaar, zegt: "Als die ongunstige wind maar ging liggen! De schippersknechten zijn al helemaal uitgeput van het zware roeien, ondanks dat wij hen nu een paar maal behoorlijk geholpen hebben. Alleen als we ons allemaal inspannen kunnen wij ons op de hoge zee handhaven. Werd het maar licht! De ochtend zal ons zeker een andere wind brengen!"
[4] NATHÁNAËL zegt: "Ik zou niets anders willen dan dat de Heer ons maar volgde, - misschien zou het toch raadzaam zijn terug te keren en Hem te gaan zoeken! Mogelijkerwijs is Hij toch in de handen van de knechten van Herodes gevallen!?"
[5] SIMON zegt: "Ah, weet je nog meer! Hij, die alle hemelen en alle elementen gehoorzamen - en die ellendige knechten van Herodes! Hij heeft nu eenmaal gezegd dat Hij zal volgen als Hij al het volk weggestuurd zal hebben, en dat wij vóór Hem naar de overkant moeten varen! Wat Hij zegt - is heilig en dus waarachtig! Met deze tegenwind zullen wij de andere oever nog lang niet bereikt hebben voor Hij bij ons is! Want wie de winden bevelen kan, komt gemakkelijk en snel over de zee!"
[6] JOHANNES zegt: "Ik ben het helemaal met je eens! Laten we daarom allen vast op Hem vertrouwen, Hij verlaat ons eeuwig niet! Kijk, bij deze harde wind, die ons al ongeveer vijf uur lang teistert, zouden onze roeispanen heel weinig hebben uit kunnen richten tegen de storm, als Zijn macht over de elementen ons niet in volle zee gehouden had! Zonder Zijn invloed zouden we allang weer daar geweest zijn, waar we weggevaren zijn! Want, als ik het wel heb, dan ligt ons schip als aan de grond genageld op één punt, en ik geloof dat wij, als wij vast in Hem geloven, wel kunnen laten ophouden met roeien, waardoor de schippersknechten helemaal uitgeput zijn. Het schip zal zich niet verplaatsen, en de Heer zal ons waarschijnlijk op deze plaats willen achterhalen, anders zouden we bij deze storm allang God weet waar geweest zijn!"
[7] PETRUS zegt: "Ja, ja, jij hebt ook helemaal gelijk! Ik merk óók dat de hevige wind ons niet deren kan, en onze roeiers zouden het tegen deze wind af moeten leggen als Zijn goddelijke macht ons niet zichtbaar hielp. Ik zal dan ook tegen de knechten zeggen, dat zij zich bij het roeien niet zo in hoeven te spannen. "
[8] PETRUS ging nu naar de knechten en zei tegen hen dat zij zich met het roeien niet te veel moesten inspannen.
[9] Maar de KNECHTEN zeiden: "Wij zien het witte schuim op de golven langs de kust van de woestenij, de branding moet geweldig zijn! Als wij niet tot de ochtend op de volle zee weten te blijven, dan vergaan wij met man en muis!"
[10] PETRUS zegt tegen de knechten: "Dan zouden wij geen leerlingen van de almachtige Heer Jezus moeten zijn! Maar omdat wij Zijn leerlingen zijn, zal de storm ons ook zonder dat onophoudelijke vruchteloze roeien niets of heel weinig kunnen doen. -Het duurt niet lang meer tot de ochtend, en bij daglicht zal het ons allemaal beter vergaan!"
[11] Na deze woorden van Petrus houden de knechten beetje bij beetje op met roeien en bemerken dat het schip ook zonder roeien in volle zee blijft. En dan beginnen de acht knechten ook te geloven dat het schip werkelijk door Mijn kracht in volle zee blijft.
«« 100 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.