Afscheid van Jaïrus.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 16 / 244 »»
[1] Jaïrus wekt Sarah, die toch al wakker werd, en geeft haar de volle tak. Dat is erg naar haar zin en zij bijt meteen in de overrijpe en honingzoete vruchten en eet ze op. Als ze alles op heeft, wordt Ik op Mijn bank wakker .
[2] SARAH is de eerste, die Mij een heel hartelijke ochtendgroet brengt, en Ik vraag haar, hoe de vijgen haar gesmaakt hebben. En zij zei heel blij: "Heer, die waren hemels en honingzoet! Philopold, Uw vriend, gaf ze mij in Uw naam, en ik at ze allemaal op; want ze waren buitengewoon lekker! U heeft ze zeker voor mij hierheen gebracht!?"
[3] IK zeg: "Mijn allerliefste Sarah! Ja, voor jou; want jij was de reden waarom Ik gisternacht, om vriend Philopold te tonen hoe Ik doden opwek, een totaal verrotte vijgetak levend maakte, opdat deze voor jou, Mijn geliefde Sarah, nog één keer zoete vruchten zou dragen, en daarom was het goed van je dat je ze hebt opgegeten. Ze zullen je nog meer gezondheid geven! - Maar nu gaan we meteen naar buiten tot de kamers zijn opgeruimd en schoongemaakt, daarna gebruiken wij een morgenmaal en vervolgens wijden wij ons aan het dagelijkse werk!"
[4] Na deze woorden gaat iedereen met Mij naar buiten en geniet daar van de klare en kristalheldere morgen.
[5] Toen kwam JAÏRUS naar Mij toe en zei: "Heer, aan mijn dank zal nooit een einde komen! Aleer ik mij ooit weer tegen U laat gebruiken, zal ik mijn betrekking neerleggen en een enthousiast volgeling van Uw heilige leer zijn; en Philopold zal mijn leven lang mijn vriend blijven; want juist aan hem heb ik het ware licht over U te danken. Hij is wel een Griek, maar hij is in onze Schrift bekwamer dan ik en al de schriftgeleerden van geheel Judéa, Galiléa, Samaria en Palestina! Kortom, ik weet nu precies wie U bent, en het is inderdaad zoals ik het mij al vaak in het geheim heb gedacht. Maar ik moet nu naar Kapérnaum, waar zaken op mij wachten. Mijn vrouwen dochter Sarah beveel ik echter voor zolang U dat schikt in Uw hoede aan! Want beter dan bij U zouden ze in de hemel ook niet bewaard zijn! Als ik mij echter "s avonds vrij kan maken, dan zal ik wellicht met Faustus en Cornelius, misschien ook met de oude Cyrenius, die mogelijkerwijze vandaag naar Kapérnaum zal komen, hierheen komen! En ik beveel mij nu in Uw liefde, geduld en genade aan." -Vervolgens neemt hij afscheid van zijn vrouwen de lieve Sarah, laat zijn snellopende muilezels brengen, bestijgt de sterkste en rijdt met grote snelheid weg.
[6] Ik roep allen nu aan het morgenmaal, en wij gaan de opgeruimde en schoongemaakte kamers binnen, waar een door Borus klaargemaakt goed maal op ons wachtte.
[7] Na de maaltijd roept BORUS Mij apart en zegt: "Mijn innig geliefde vriend! Ik weet, dat U allang kunt weten, wat ik onder vier ogen met U zou willen bespreken; maar er zijn er onder Uw leerlingen een paar, die volgens mij niet behoeven te weten wat wij met elkaar te bespreken hebben, en slechts daarom heb ik U gevraagd ter zijde te komen!"
[8] IK zeg: "Dat was eigenlijk helemaal niet nodig; want datgene, wat je Mij hier vertellen wilt, heb Ik de leerlingen in Kis uitgebreid verteld en openlijk aangeprezen. Ze weten alles, en we hoeven daarom voor hen niet geheimzinnig te doen. "
[9] BORUS zegt: " Ah, als het zo zit, dan zeg ik het heel openlijk!"
[10] Daarom gaan wij weer naar het gezelschap terug, en Ik zeg tegen Borus: 'Mijn allerbeste vriend! Wat je Mij wilt zeggen, weet Ik, en alle leerlingen weten het ook, en daarom beschouwen wij deze zaak als afgedaan. -Jij kunt echter als Griek, die Joods denkt, maar niet onder de Joodse wet valt, wel gemakkelijk praten met alle Farizeeën; maar als je, door de besnijdenis en de wet, een echte Jood zou zijn, dan zou je je tong sterk in bedwang hebben moeten houden. Maar het was goed, zoals Je gesproken hebt, en daarom is de zaak hiermee afgedaan. -Breng Mij nu echter in de school van Nazareth! Ik zal het volk Ieren, opdat het zal inzien in welke tijd het nu leeft!" (Matth. 13:54)
[11] Moeder Maria vraagt dan, of Ik tussen de middag naar huis zal komen,
[12] IK zeg: "Wees niet bezorgd of Ik zal komen; het is voldoende, dat Ik alle zorgen op Mij neem! Maar vanavond zal Ik komen."
[13] Sarah vraagt, of ze met Mij mee mag naar de school.
[14] IK zeg: "Zeker, ga jij maar, ofschoon de vrouw volgens de wet de school niet behoort te betreden in het gezelschap van een man. Maar dat zal nu allemaal anders worden; want de vrouw heeft net als een man alle recht op Mijn liefde en genade, die van God de Vader door Mij uitgaat. En ga jij dus maar heel blij, vrolijk en vol vertrouwen mee en leer in de school ook inzien, welke tijd nu is aangebroken, -laten' we dus gaan.' Maar, Sarah, jij blijft naast Mij en zult Mij als een belangrijk getuige dienen! Houdt daarom deze grafkleding aan; want ook deze kleding zal voor Mij getuigen! -Maar nu gaan wij!"
[15] Na Mijn woorden gaan wij meteen naar de school.
«« 16 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.