De schippersknecht.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 161 / 244 »»
[1] Toen de baas van de schippersknechten zijn verhaal beëindigd had, wilde de ruwe schippersknecht van voorheen de mosselen, waarvan ook hij er een paar in der haast had meegenomen - d.w.z. 's nachts van de droge zeebodem -, uit het schip halen. Door een wat onhandige stap gleed hij bij het aan boord gaan uit, en lag languit alsof hij er altijd al gelegen had. Toen begonnen de andere KNECHTEN hem uit te lachen en zeiden: "Hij blijft toch maar steeds een oude onhandige kerel!" De nog op de grond liggende ergerde zich.
[2] Raphaël sprong er echter op af, hielp hem snel weer op de been en zei: "Zie je nu waarom ik ben blijven staan? Want ik zag al vooruit dat je vandaag zou vallen; en nu ben je ook gevallen, en ik, jouw zwakke melkmuil, kon jou naar ik hoop vlug genoeg van de grond optillen en je daarmee weer het onbelemmerde gebruik van je wat onhandige voeten teruggeven!"
[3] De SCHIPPERSKNECHT bromt achter zijn volle baard: "Nou ja, dat zit wel goed, maar zulke jongens zitten ook vaak vol achterbakse vlegelstreken en zorgen er voor dat een van ons iets overkomt! Oh, ik ken die straatslijpers wel! Overigens schijn jij wel een betrouwbare knaap te zijn, -maar je bent nu eenmaal een knaap en dat zegt al voldoende! Iedere knaap heeft toch altijd wel iets vlegelachtig over zich. Blijf daarom maar altijd op z'n minst drie passen bij mij vandaan!"
[4] RAPHAËL zegt: "Vriend, je vergist je ontzettend in mij! Maar ik vergeef het je, want je weet nu eenmaal niet, wie je voor je hebt."
[5] De SCHIPPERSKNECHT zegt: "Nou, nou, wat zal iemand op z'n vijftiende jaar dan ook al zijn? Hoogstens zo'n prins uit Rome of ergens anders vandaan! Of ben je soms zo'n beetje een almachtig aanhangsel van onze lieve Heer?"
[6] RAPHAËL zegt: " Ja, ja, iets wat er op lijkt! - Maar haal nu maar je mosselen uit het schip!"
[7] De knorrige schippersknecht gaat nu het schip in en komt na enige ogenblikken weer bij ons terug en laat ze ons zien.
[8] De drie exemplaren waren heel mooi, maar hadden natuurlijk geen uitzonderlijke waarde, en RAPHAËL zegt tegen hem: "Als aandenken zijn ze goed genoeg, maar waarde hebben ze niet! Wat ga je daar nu mee doen?"
[9] De SCHIPPERSKNECHT zegt: "O melkmuil! Met die praatjes kun je wel mussen, maar geen vergrijsde schippers vangen! Jij zou me ze wel voor niets willen ontfutselen, maar de oude Dismas is niet zo dom als hij er misschien uitziet! Deze drie stukken kosten drie zilvergroschen en worden voor geen penning goedkoper afgegeven. Als jij die drie groschen hebt, geef ze dan, dan geef ik je deze drie mooie exemplaren daarvoor!"
[10] RAPHAËL zegt: "Die drie groschen stellen voor mij niets voor, maar dat jij iets wilt verkopen dat goed beschouwd nog niet eens volledig je eigendom is, dat vind ik niet juist! Kijk, in deze bocht hebben van oudsher slechts de burgers van Genezareth recht om te vissen, of degenen aan wie ze het verpachten. Jij hebt daarom deze drie mossels op de grond van Ebahl, die dit water in pacht heeft, gevonden, en zij zijn daarom goed beschouwd zijn eigendom. Als hij ze je eerst zonder meer schenkt, dan zijn ze van jou en dan kun je ze ook als je eigendom behandelen."
[11] DISMAS zegt: "Kijk zo'n melkmuil eens aan! Hij praat als een rechter uit Rome! Jij zou me een mooie beschermer van het recht zijn! Jij kletst me nog mijn versleten mantel van 't lijf! -De zee is helemaal het werkterrein van de schipper. Wat het water hem geeft, of het nu in een bocht of buiten op de open zee is, dat behoort aan niemand anders dan aan hem alleen, en daarmee zijn al je ingestudeerde rechtsgronden de bodem ingeslagen! Want wij weten ook wel iets van het recht af! Dus drie zilvergroschen, - dan zijn die drie stukken van jou!"
[12] RAPHAËL zegt: "Daar komt niets van in! Zolang Ebahl niet zegt dat ze jouw eigendom zijn, kan ik ze niet van je kopen!"
[13] Nu wendt Dismas zich toch tot Ebahl en vraagt hem wat hij van die bewering van de knaap denkt.
[14] EBAHL zegt: "Strikt genomen heeft Raphaël gelijk en ik zou zeker deze drie stukken als mijn eigendom in bezit kunnen nemen. Maar ik maak nooit van dat recht gebruik en zal dat ook niet doen, en daarom behoren die drie stukken nu stoffelijk aan jou, - maar geestelijk behoort de gehele aarde toch aan God de Heer en deze drie mossels dus ook!"
[15] Met dit antwoord is DISMAS geheel tevreden en hij vraagt nu aan Raphaël: "Wel, hoe staat het nu met die drie zilvergroschen?"
[16] RAPHAËL zegt: "Hier zijn ze, maar geef die drie stukken aan Ebahl, die zal ze bewaren als herinnering aan deze tijd!"
[17] Dismas neemt de drie groschen en legt de drie stukken voor EBAHL neer, maar die geeft ze aan Jarah en zegt: "Hier, bewaar ze bij de andere souvenirs, voor ons zullen ze van grote waarde zijn!"
[18] Heel blij aanvaardt JARAH de drie stukken en zegt: "oh, dat zijn wondermooie dingen! Wat spelen er heerlijke glanzende kleuren overheen! Echt, dan kan en moet men met Job uitroepen: 'O God, hoe heerlijk zijn Uw werken! Wie daar oog voor heeft, geeft zich niet aan ijdel genot over!' Wie leerde de slak om voor zichzelf zo'n schitterend huis te bouwen?! Zonder balken en stenen is het prachtiger dan Salomo in zijn stralendste heerlijkheid als koning!"
[19] Dan keert zij zich naar Raphaël en dankt hem voor dit mooie geschenk, maar vraagt hem tevens, omdat zowel het slakkenhuis als de beide mosselschelpen geen levende inhoud meer hadden, waar de eens in deze mooie omhulsels wonende levende dieren gebleven zijn.
[20] En RAPHAËL zegt: "Lieve Jarah, die dieren zijn al verscheidene duizenden jaren geleden gestorven en dus ook al lang vergaan, maar de omhulsels kunnen nog verscheidene duizenden jaren bestaan en zullen noch aan vorm noch aan schoonheid veel inboeten. Hun bouwstof is zuivere kalk en dat vergaat in vrije toestand, vooral onder water, nooit! Zoveel mag je voorlopig wel weten; de hogere betekenis zul je eens in het hiernamaals volledig leren kennen!" -Jarah verbaast zich zeer als ze over zo'n ouderdom hoort spreken.
«« 161 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.