Het zuurdeeg der Sadduceeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 174 / 244 »»
[1] Aan de grens lag een grote herberg, waar zich doorlopend mensen van allerlei slag ophielden - zoals Joden, Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Samaritanen, Sadduceeën, Essenen, en ook een aantal Farizeeën en schriftgeleerden. Toen Ik daar met Mijn leerlingen aankwam wonnen natuurlijk vooral de Farizeeën en schriftgeleerden inlichtingen in over Mij en Mijn leerlingen. Maar deze avond kwam niemand te weten wie wij waren.
[2] In de herberg bevond zich echter een vrouw, die ook op de berg met velen uit deze streek aanwezig was, en gereinigd werd van haar erge melaatsheid. Deze vrouw herkende Mij, viel voor Mij op haar knieën en dankte Mij nogmaals voor haar verkregen genezing. Enige Farizeeën zagen dat en kregen het vermoeden dat Ik de voor hen beruchte Jezus uit Nazareth was.
[3] Op de avond van Mijn aankomst lieten ze Mij en Mijn leerlingen met rust, maar onder elkaar overlegden zij met de Sadduceeën gedurende de gehele nacht, hoe ze Mij de volgende dag, die juist een na-sabbatdag was, met woorden en daden zouden kunnen vangen.
[4] Toen Ik 's morgens buiten met Mijn leerlingen het morgenbrood at en hen tevens vertelde dat er op deze plaats niet veel gedaan zou kunnen worden, kwamen de Farizeeën en Sadduceeën uit het huis, stapten meteen bazig brutaal op Mij af en begonnen Mij uiterlijk heel vriendelijk met allerlei vragen in verzoeking te brengen. Daarbij prezen zij zelfs veel van Mijn roemrijke daden om Mij goed uit Mijn tent te lokken, -maar daarin vergisten zij zich lelijk. Een SADDUCEEËR zei zelfs: "Meester, weet u, wij zouden geneigd zijn u te volgen en uw leerlingen te worden, wanneer u als kind van God en Gods zoon, zoals veel mensen u nu al noemen, ons daarvoor een teken uit de hemelen zou geven! (Matth. 16:1) Doe een zichtbaar wonder voor ons en dan kunt u ons de uwe noemen!"
[5] Toen Ik echter in hun harten keek, vond Ik slechts kwaad. leder woord dat zij spraken was een doortrapte leugen, en IK zei daarom tegen de sluwe vragers en uitdagers: 's Avonds zeggen jullie: 'Oh, het zal morgen mooi weer worden, want de hemel is rood!' (Matth.16:2) En 's morgens zeggen jullie: 'Oh, het zal vandaag slecht weer worden, want de lucht is rood en betrokken!' O grote huichelaars! Als jullie de tekenen aan de hemel kunnen beoordelen, waarom dan ook niet de grote tekenen van deze tijd binnen de sfeer van het geestelijke leven van de mensen? (Matth. 16:3) Als jullie nu van anderen, zoals je toegeeft, zulke buitengewone dingen hebben gehoord, en zeggen dat je de schrift begrijpt, moet het jullie dan niet opvallen dat door Mij alles gedaan wordt waarover de profeten geprofeteerd hebben?! Jullie trekken wel een gezicht zo zoet als melk en honingzeem, maar jullie hart is vol gal, vol haat, vol hoererij en vol overspel!"
[6] Dit commentaar maakte dat de verzoekers bijzonder getroffen en geraakt verdwenen en geen woord meer tot Mij durfden te richten, want het hele volk dat zich om Mij heen had verzameld, wierp vragende blikken op hen en zij hielden het voor geraden om geen verdere discussie meer met mij aan te gaan.
[7] Nadat deze verzoekers zich haastig uit de voeten gemaakt hadden, loofde het volk Mij omdat Ik deze Zeloten zo duidelijk de waarheid onder hun neus gewreven had.
[8] IK richtte Mij echter niet tot het volk, dat eigenlijk ook niet tot het beste behoorde, maar zei zo langs Mijn neus weg tegen de leerlingen: "Deze slechte en overspelige soort wil een teken van Mij hebben, maar zij zullen geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona!" (Matth. 16:4) Daarna liet Ik het volk en meer nog de verzoekers aan hun lot over en ging met Mijn leerlingen snel weg, scheepte Mij in, in het nog wachtende schip, en gaf opdracht om het weer daarheen te sturen waar het 's avonds vandaan was gekomen.
[9] Toen wij bij zonnig weer waren overgevaren, terwijl wij van alles oprakelden over de plaatsen en de mensen waar wij goed ontvangen waren, en ons weer aan de voet van de berg bevonden waar de vorige dag op de top zo vele duizenden mensen met zeven broden en een paar vissen gevoed waren, herinnerden de leerlingen zich pas dat zij aan de grens van Magdala vergeten waren brood te kopen en mee te nemen. (Matth. 16:5) Het was namelijk al tamelijk laat in de middag en voornamelijk de honger bracht hen daar op. Daarom besloten enigen van hen om ergens in de omgeving brood te gaan halen of eventueel naar Magdala terug te varen, omdat men van hier met goede wind gemakkelijk in een uur naar het plaatsje Magdala kon komen.
[10] Toen de leerlingen Mij daarover om raad vroegen, zei IK tegen hen: "Doe wat je wilt! Let echter goed op en pas op voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën!" (Matth. 16:6) - Bij deze mededeling dachten de leerlingen bij zichzelf: " Aha, nu zullen we het hebben! Dat is een standje omdat wij geen brood meegenomen hebben!" (Matth. 16:7)
[11] IK merkte hun angstige gedachten maar al te gauw en zei tegen hen: "O, wat zijn jullie nog steeds kleingelovig! Wat maken jullie je er toch druk over datje geen brood hebt meegenomen?! (Matth. 16:8) Dringt het dan nog niet tot jullie door? Denken jullie niet meer aan de vijf broden voor de vijfduizend vóór de overtocht naar Genezareth, en hoeveel korven daarbij overbleven?! (Matth. 16:9) En soms ook niet meer aan de zeven broden van gisteren voor de vierduizend, de vrouwen en kinderen niet meegerekend, en hoeveel korven jullie daar overhielden?! (Matth. 16:10) Waarom begrijpen jullie toch niet dat Ik niet het brood dat jullie niet meegenomen hebben bedoel, als Ik tegen jullie zeg: 'Pas op voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën!' (Matth. 16:11). Maar dat Ik de valse leer bedoel, die deze mensen met allerlei zoetsappige, vroom lijkende en vriendelijke gebaren, trouwhartige verklaringen en beloften tussen het volk strooien, waarbij zij heimelijk in hun vuistje lachen als zij een behoorlijk net vol arme domme zieltjes gevangen hebben.
[12] Wie prediken er nog feller over de onsterfelijkheid van de menselijke ziel dan juist de Sadduceeën, en wie predikt zoals zij, over een eeuwig Eden en een eeuwige vuurkwelling in de hel, - en persoonlijk geloven zij van dat alles geen jota en zij zijn tevens de grootste godloochenaars! Begrijpen jullie nu wat Ik met 'zuurdeeg' bedoeld heb?" - Toen begrepen de leerlingen dat Ik niet gezegd had dat zij op moesten passen voor het broodzuurdeeg, maar voor de kwade leer van de Farizeeën en Sadduceeën. (Matth. 16:12) -Die nacht bleven wij in het schip, dat ons voor de ergste honger voorzien had van brood en wat vissen.
[13] De volgende dag zond Ik enige leerlingen vooruit naar Caesarea Philippi, dat ook een kleine wat versterkte stad in het Grieks-Galilese gebiedsdeel was en wat landinwaarts vanaf de Galilese zee lag. Zij moesten in opdracht van Mij vooraf in deze omgeving navraag doen naar wat de mensen daar van Mij dachten, en of ze eigenlijk al iets over Mij hadden gehoord.
[14] En verscheidene leerlingen, die in deze streek goed bekend waren, haastten zich na het eten van het morgenbrood meteen naar de bovengenoemde omgeving en vroegen ijverig overal wat de mensen daar over Mij dachten, en of en hoeveel ze soms al over Mij gehoord hadden. De vooruit gezonden leerlingen waren echter niet weinig verbaasd toen ze merkten dat in de gehele omgeving, die nog nooit eerder door Mij bezocht was, Mijn naam overbekend was en dat iedereen veel over Mij wist te vertellen. De leerlingen deden namelijk alsof zij van Mij slechts van horen zeggen iets wisten, en daardoor kregen de gevraagden des te meer speelruimte om allerlei dingen te vertellen.
[15] Het spreekt vanzelf dat daarbij vaak reusachtig overdreven werd. Er was bijvoorbeeld een verhaal dat de leerlingen de verteller met grote ernst verboden hebben nog verder te vertellen. Dit verhaal bestond uit niets minder dan dat Ik Mij snel tot reusachtige grootte kon laten groeien en daarna meteen weer tot een nauwelijks vingergrote dwerg kon laten ineenschrompelen; ook zou Ik in een oogwenk zeer oud en ook weer erg jong kunnen zijn. Ook zou men Mij al helemaal als vrouw gezien hebben. Ja er waren er die nog meer wisten, want zij hadden gehoord dat Ik ook naar willekeur de vorm van het een of andere dier kon aannemen.
[16] Ieder mens zal zelf wel kunnen begrijpen dat de leerlingen deze vertellers verboden zulke sagen rond te vertellen, maar hoe het mogelijk was dat zulke dwaasheden en andere van hetzelfde kaliber zelfs in plaatsen waar Ik geleerd en genezen had, de kop op konden steken, dat is iets, wat voor menige hemelse engel tot op heden gewoonweg nog een raadsel is. Daar is echter ook de stapel van ruim vijftig evangeliën ontstaan, die tijdens de eerste grote kerkbijeenkomst van het morgenland als apocrief verbrand werd, hetgeen zeer juist was. Het is zo dat in oorsprong slechts de beide evangeliën van Johannes en Matthéus geheel authentiek zijn, en ook de geschiedenis der apostelen, de brieven, en de openbaring van Johannes. De beide evangeliën van Marcus en Lucas hebben ook hun duidelijke en heilige waarde, hoewel ze in menig detail van dat van Matthéus afwijken. -Nu we dit ook weten, gaan we weer verder met de evangelische tocht.
«« 174 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.