Het geschenk van Cyrenius aan Marcus.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 186 / 244 »»
[1] Als bijna alles opgegeten is, roept Cyrenius Marcus en zijn vrouw, dankt de eerste voor de goede maaltijd en zijn nog steeds onverminderde gastvrijheid, en de vrouw prijst hij voor haar goede kookkunst, want zulke voortreffelijk toebereide spijzen had hij nog nooit gegeten. Vooral de vissen overtroffen door hun heerlijke volle smaak verreweg al het andere.
[2] Na deze loftuiting zegt Cyrenius tegen Marcus: "Maar, oude krijgsmakker, ga jij nu eens naar dat witte muildier daar! Op zijn rug draagt het iets voor jou en je familie. Je hebt lang genoeg ontberingen geleden en je had te kampen met allerlei nood en tegenspoed, maar nu zal deze nu juist niet zo benijdenswaardige toestand in één klap eindigen! In de beide zakken zul je zoveel goud en zilver vinden, dat je daarmee gemakkelijk een beter woonhuis kunt laten bouwen, en bij het nieuwe betere huis, een akker en weidegrond zult kunnen kopen, zodat je met je familie heel goed van de akkerbouw zult kunnen leven! Het meerdere wat de zakken mochten bevatten, kun je als een goed appeltje voor de dorst houden, want zolang wij op deze aarde volgens de wil van de Heer moeten leven, mogen ook de middelen daarvoor niet helemaal ontbreken!
[3] Zolang wij geen goden zijn, moeten wij in het zweet des aanschijns ons brood verdienen, - de een op deze en de andere op die wijze, een ieder heeft genoeg te doen en mag de handen niet in de schoot leggen. Maar wie zoals jij al voldoende gewerkt heeft, die kan op zijn oude dag het zich wel wat gemakkelijker maken. Ga dus en neem de kleine gave in ontvangst, en de Heer zegene je daarmee!"
[4] Tot tranen geroerd dankte Marcus Cyrenius - en behalve Cyrenius in zekere zin hoofdzakelijk Mij, want hij zei: hoewel de gave van Cyrenius kwam, was hij er toch volkomen van overtuigd dat Ik de oorzaak van alles was, daarom dankte hij Mij in de eerste plaats!
[5] Maar IK zei: "Neem wat men je geeft, en gebruik het, maar hecht er geen waarde aan! Want zo precies gemeten als iedere aardse gave is, zo onmeetbaar is het aardse leven van de mens! Vandaag ben je nog heer van je schatten en morgen eist men je ziel op! Wat kun je dan geven om je ziel van de eeuwige dood te redden?
[6] Laat iedereen daarom vóór alles het Godsrijk zoeken, en dan zal al het andere hem naar behoefte extra gegeven worden!
[7] Maar wat hij ontvangt krijgt hij niet om het op te hopen, maar om het verstandig en wijs te gebruiken voor het bestwil van zichzelf en anderen. Je zult veel echte armen vinden. Hun nood moet je hart verkwikken omdat je nu geestelijk en lichamelijk de middelen hebt ontvangen om die nood te verzachten en het treurige hart van de arme broeder te verblijden!
[8] Kijk, ieder blij hart dat je in Mijn naam verkwikt hebt, zal eenmaal een nieuwe hemel vol zaligheden zonder maat en tal voor je worden, en het zal je reeds op deze aarde verkwikken zoals geen ander aards geluk dat kan, en het zal in je de echte vrede te weeg brengen, -een vrede die de wereld niet kent! Ga dus nu en neem alles in ontvangst!"
[9] En de oude ging met zijn twee zonen, nam de grote en rijk gevulde zakken in ontvangst en bracht ze op een veilige plek in bewaring. Nadat hij weer te voorschijn kwam, dankte hij nogmaals voor alles en vroeg Mij wat er eventueel voor 's middags gedaan moest worden.
[10] IK zeg: "Maak.je schepen klaar, dan zullen we, omdat het vandaag zo mooi en windstil is, wat op zee rondvaren! Jij kunt dan ook nog een keer het grote net in zee uitwerpen en dan zul je een tweede gezegende trek en vangst doen!"
[11] Daarop beveelt Marcus meteen zijn zonen en de vier oudere dochters om de vaartuigen in orde te maken, en ook het net. Ook moeten ze nazien of de omheinde grote vishouder nog helemaal in orde is, en eventuele gaten meteen zo goed mogelijk met struiken en stenen dichtstoppen.
[12] De ZONEN zeggen: "Vader dat hebben we vier dagen geleden al gedaan en daarom zal alles nog wel helemaal in orde zijn, want na die tijd is er geen storm meer geweest; maar om op dit moment helemaal zeker te kunnen zijn zullen we het toch nazien." -Toen gingen de zonen op pad, bekeken alles en kwamen al gauw terug met de mededeling, dat alles zich nog in prima conditie bevond.
[13] IK zeg: "Laten we dan gaan en ons inschepen op de kleine schepen, die elk, zonder gevaar, makkelijk twaalf personen kunnen vervoeren!" - iedereen stond toen op en volgde Mij.
«« 186 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.