De beperkte menselijke kennis.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 197 / 244 »»
[1] IK zeg: "Wat zeg je nu over het rake en juiste antwoord van de lieflijke Jarah?"
[2] JOSOË zegt: "O Heer van al het leven, dit lieftallige meisje is zeker al lang geen aards meisje meer; zij is een gepersonifieerd hemellicht van de eerste grootte, waartegenover ik nauwelijks een heel klein sterretje ben! Ook ik heb wel, als weinig andere stervelingen, door Uw genade ervaringen opgedaan, -want het is geen grapje om volgens je gevoel bijna twee jaar in de wereld van de geesten en tevens met een vergaan lichaam in het graf doorgebracht te hebben, en tenslotte bij je volle bewustzijn, door Uw genade en door Uw wonderbaarlijk mededogen, op deze aarde terug te komen. Maar toch geef ik nu hardop toe, dat ik mij nauwelijks geschikt acht om een zwakke en talentloze leerling van dit meisje te zijn. Als zij zo vriendelijk wil zijn om mij over veel zaken maar iets te Ieren, dan zal ik dat met de grootste dank van de wereld bereidwillig aanvaarden."
[3] JARAH zegt: "Ja, mijn lieve Josoë, jij bent een koningszoon en ik slechts de dochter van een Jood, een eenvoudige waard in Genezareth -dus aards gezien zou het wel zeer aanmatigend en brutaal zijn als ik je naderde. Als je echter vanaf je hoogte naar mij arme zou neer willen dalen, dan zul je een paar uitgebreide armen en een open deur in mijn bescheiden armelijke hut vinden!" -Bij deze veelzeggende toespraak zet Josoë grote ogen op en weet nauwelijks wat hij het meisje moet antwoorden.
[4] CYRENIUS zegt echter tegen Josoë: "Kijk, Josoë, dat betekent zoveel als: je moet bij Jarah gaan zitten en met haar praten. Ga en doe dat, want ik ben zelf erg benieuwd om te horen wat jullie allemaal met elkaar zullen bespreken!"
[5] JOSOË zegt: " Ah, de goede en lieve Jarah heeft er in haar toespraak niets van laten merken dat ik bij haar moet komen zitten, wel heeft ze gezegd dat ik met haar spreken mag, als ik mij als koningszoon daartoe zou verwaardigen! Het is duidelijk dat Jarah toch niet alles van mij weet. Ik ben namelijk ten eerste geen koningszoon, en ten tweede is een bepaalde hoogmoed over mijn afkomst mij totaal vreemd. Bij mij geldt alleen de waarheid! Wat minder is veracht ik diep; maar wat meer is en uit Gods geheimen bestaat, dat aanbid ik. Daarvan verlang ik niet alles te weten, want dat past niet voor de wormen en voor het stof der aarde!
[6] In God is alle oneindige wijsheid, maar in ons bevindt zich daarvan slechts nauwelijks een zonnestofje! Alles wat wij weten bestaat uit losse stukjes, en wij vinden nooit de weg van alp ha naar beta, Iaat staan tot aan omega. Aan de hemel schitteren myriaden lichten, wie kent ze? De twee grote kennen wij nog niet eens, Iaat staan de talloze kleine; maar Gods wijsheid is daar overal net zo thuis als het gezichtsvermogen in het oog!
[7] Wat God ons wil openbaren, weten en kennen wij; maar daarbuiten heerst voor de ziel van de mens een weliswaar heilige, maar toch oneindige nacht. De mens moet het nooit wagen het heilige duister van deze eindeloze nacht te willen verlichten; want deze nacht zou hem verzwelgen zoals de zee een steentje, dat een moedwillige jongen daarin gooide.
[8] Wij mensen zijn vaten met een vooraf bepaalde inhoudsmaat. Als het vat vol is kan men het niet nog voller maken, maar als eens een grotere maat aan de mensen gegeven zal worden, dan zal hij nog zeer veel daarin kunnen doen, en dan zal het toch niet zo gemakkelijk overlopen als nu het geval is.
[9] Wel hebben de mensen op deze aarde verschillende maatgroottes; maar de mijne behoort zeker bij de kleinste. De lieflijke Jarah is duidelijk rijkelijker voorzien dan ik, en daarom kan ik niet als gelijkwaardig met haar omgaan. Als zij mij echter van haar grote overvloed iets wil geven, zal ik dat altijd dankbaar aanvaarden. Maar ik kan niet van mijn hoge positie naar haar afdalen en bij haar gaan zitten, want ten eerste is zij wijzer en ten tweede past het mij helemaal niet!?"
«« 197 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.