Wat is het lichaam, wat is de ziel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 210 / 244 »»
[1] "Het lichaam is materie en is samengesteld uit de ergste zelfstandige delen van de oerziel, die door de macht en de wijsheid van de goddelijke, eeuwige Geest in die organische vorm gehouden worden. De vrijere ziel, die zo'n lichamelijke vorm bewoont, wordt daardoor geheel van al het nodige voorzien.
[2] De in een lichaam wonende ziel is natuurlijk in het begin niet veel reiner dan het lichaam, omdat ook zij afstamt van de onreine oerziel van de gevallen satan. Het lichaam is voor de nog onzuivere ziel eigenlijk niets anders dan een heel wijs en heel goed en doelmatig ingerichte zuiveringsmachine.
[3] Maar in de ziel woont al de zuivere vonk van de Geest van God, waaruit de ware zelfkennis en de goddelijke orde zich kenbaar maken door de stem van het geweten.
[4] Tevens is het lichaam naar buiten toe van allerlei zintuigen voorzien en kan horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Daarmee krijgt de ziel allerlei informatie over de buitenwereld, goede en juiste, slechte en onjuiste.
[5] Door het oordeel van de in haar wonende geest voelt zij weldra wat goed en wat slecht is. Daarnaast doet zij door de uitwendige zintuigen ervaring op, door goede en slechte, prettige en pijnlijke, en andere indrukken. Bovendien toont God de ziel, innerlijk door buitengewone openbaringen en uiterlijk door het woord, de weg van Zijn orde.
[6] Zo toegerust kan de ziel dan ongetwijfeld, geheel volgens de gemakkelijk te ontdekken goddelijke orde, in staat zijn om vrij te kiezen. Een andere mogelijkheid is er niet, omdat de ziel dan onmogelijk tot een eeuwig durend, op zichzelf gesloten, maar vrij bestaan zou kunnen komen.
[7] Want iedere ziel die wil voortbestaan, moet zich door de haar gegeven middelen zelf voor dat voortbestaan vormen en ontplooien, omdat zij anders uiteindelijk het lot van het lichaam zal delen. Of slechts voor driekwart gevormd het lichaam moet verlaten, wanneer het vergaan is en niet meer deugt voor de verdere, complete ontwikkeling van de ziel. Dan moet zij haar voltooiing op een meestal zeer treurige en pijnlijke wijze in een veelongemakkelijker machine trachten te bereiken.
[8] Het lichaam is, omdat het uit delen bestaat die nog geheel in het diepe gericht staan en daarom dood kunnen gaan, bij en voor iedere mens de hel in zijn kleinste vorm. De materie van alle werelden tesamen is echter de hel in de meest uitgebreide vorm, waarin de mens door zijn lichaam gesteld is.
[9] Wie nu veel voor zijn lichaam zorgt, zorgt duidelijk ook voor zijn persoonlijke hel. Hij voedt, onderhoudt en mest zijn gericht en zijn dood, voor zijn persoonlijke ondergang.
[10] Het lichaam moet weliswaar een zekere voeding krijgen, om steeds in staat te zijn de ziel voor het grote levensdoel de juiste diensten te verlenen, maar wie te angstvallig voor zijn lichaam zorgt en bijna dag en nacht mort en werkt en bezig is, zorgt in wezen voor zijn hel en zijn dood.
[11] Als het lichaam de ziel prikkelt om alles te doen voor zijn zinnelijke bevrediging, is dat steeds afkomstig van de vele onzuivere natuur of onder het gericht vallende materiegeesten, die in de. aard der zaak .het wezen van het lichaam vormen. Als de ziel teveel luistert naar de eisen van het lichaam en daaraan gehoor geeft, stelt zij zich daarmee in verbinding en daalt zo af in haar persoonlijke hel en in ha.ar persoonlijke dood. En als de ziel dat doet, zondigt zij tegen Gods orde in haar.
[12] Hecht de ziel eraan en schept zij er behagen in om daar te blijven, dan is zij net zo onrein als de onreine, en onder het gericht vallende, geesten van haar lichaam. Zij bevindt zich dus in de hel en in de dood. Ook al leeft zij, net als haar lichaam, op de wereld verder, zij is toch zo goed als dood en voelt de dood ook in zich en is daar erg bang. voor . Want de ziel kan in die zonde en hel van haar doen wat zij wil, het léven kan zij toch niet vinden, hoewel zij dat. boven alles liefheeft.
[13] Kijk, dat is de reden waarom nu vele duizend maal duizenden mensen over een leven van de ziel na de dood van hun lichaam net zo veel weten als een langs de weg liggende steen. Maar als men hen er iets over verteld, lachen zij hoogstens of worden zelfs boos, jagen de wijze de deur uit en raden hem aan om zulke dwaasheden, die alleen maar leugens zijn, aan de wilde zwijnen te vertellen!
[14] Toch moet de mens, op z'n laatst wanneer hij dertig is, zó ver in zichzelf met de vorming van zijn ik klaar zijn, dat het komende vrije zalige leven na de dood van zijn lichaam voor hem zo bewust en vaststaand is als het vliegen in de hoge vrije lucht voor een adelaar! .
[15] Maar hoe ver zijn mensen er nog va.n verwijderd, die pas daarnaar beginnen te vragen! En hoe ver dan wel diegenen, die er niets over willen horen en dat geloof zelfs te dwaas vinden om er over te kunnen lachen! -Zulke mensen bevinden zich zo hun gehele aardse leven in de complete hel, en al in de algehele dood. ..
[16] Maar ook kan een ziel zich reeds geheel gereinigd hebben, waarna haar dan toch nog vaak geruime tijd gegeven wordt om haar ijdele op zichzelf onzuivere lichaam en diens geesten ook te reinigen. Het edelste deel van het lichaam neemt dan uit de ziel uiteindelijk ook de onsterfelijkheid in zich op, en wordt op de jongste dag, na de dood van het grofste deel van zijn wezen, ter meerdere versterk mg van de ziel, mee opgewekt.
[17] Bij zulke reeds reine zielen gebeurt het dan ook, dat zij toch zo nu en dan als hun hel, dat wil zeggen hun lichaam, vaak nog zeer verlokkend' werkt, korte tijd in zo'n persoonlijke hel binnengaan, met andere woorden, toegeven aan de begeerte van hun .lichaam en diens geesten. Die zielen kunnen dan echter niet meer volledig onrein gemaakt worden, maar zijn slechts voor zólang onrein als zij zich in de poel van hun lichaamsgeesten ophouden. Zij kunnen het daarin nooit lang uithouden en keren daarom heel snel in hun reine toestand terug, waarin zij dan weer net zo rein zijn alsof zij nooit onrein geweest waren. Daarbij hebben zij in hun hel voor een tijd rust en orde hersteld en kunnen zij zich vervolgens weer ongestoorder in het licht van hun geest bewegen en versterken.
[18] Wie van jullie een goed begrip heeft zal dit alles helemaal begrijpen; en jij vriend Cyrenius, zeg Mij nu onomwonden of je het begrepen hebt!"
«« 210 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.