Het getuigenis van Jarah over de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 240 / 244 »»
[1] Tenslotte bracht er EEN, die nog wat wijn in zijn beker had, als volgt, een dronk uit op de gezondheid van de wijze Nazareeër: "Ook hij, die wij zochten, maar tot onze spijt nergens konden vinden, zal wat ons betreft voor altijd leven, als hij nog ergens leeft en in veiligheid is. WIJ zullen zijn leven, dat een zegen voor de mensen is, in eeuwigheid niet belagen. - Oh, zou hij zich door ons hebben laten vinden dan zouden wij hem over de tempel zulke dingen verteld hebben, dat, als hij er ook nog maar iets van verwachtte, hij net als wij er zeker nooit meer naar zou verlangen! Omdat wij hem echter niet konden vinden, brengen wij hem, de goede lichaams- en zielearts uit Nazareth deze heildronk!"
[2] Bij deze gelegenheid kwamen Julius, net als de geheel ontroerde Cyrenius, de tranen in de ogen. Ook Jarah en de meesten van Mijn leerlingen kregen tranen in de ogen. En JARAH zei heel zachtjes tegen Mij: "O Heer, als ik nu mocht spreken, wat zou ik deze dertig geredden dan toch veel over U kunnen en willen vertellen!"
[3] IK zeg: "Ja, als je Mij niet verraad, dan kun je wel iets zeggen, want de geredden zullen met gespannen aandacht naar je luisteren!"
[4] JARAH zegt heel blij: "Oh, als dat zo is, zal ik het gezelschap meteen om aandacht vragen!"
[5] IK zeg: "Wel, doe dat, maar je moet flink blijven en niet beginnen te huilen!"
[6] JARAH zegt: "O Heer, dat zal ik zo veel mogelijk zien te vermijden!" - Na die verzekering ging Jarah staan en zei met heldere en goed hoorbare stem: "Luister, beste vrienden, die zoëven een heildronk uitgebracht hebben op de door u gezochte en toch niet gevonden Heiland uit Nazareth! In mijn hart deelde ik deze dronk met u uit het diepst van mijn leven, want ik heb het onschatbare geluk gehad Hem te leren kennen, en wel in Genezareth zelf. Ik ben daarom ook in de gelukkig stemmende omstandigheid om u van Hem, wat betreft Zijn karakter en Zijn ongehoorde vermogens, weliswaar een korte maar zeer getrouwe schets te geven, tenminste als u dat wenst aan te horen."
[7] ALLEN zeggen luid: " Ja, ja, lief kind uit Genezareth! Vertel het echter liever wat uitgebreider, dan misschien wat te beknopt, tenminste als het je tere borst niet te veel belast!?"
[8] JARAH zegt: "Oh, maakt u zich maar zorgen over andere zaken! Mijn borst is sterk en kan wel wat verdragen. Kijk en luister dan! Zoals u heb ook ik al veel over de nieuw opgestane wonderheiland gehoord. Onze streek was steeds een der ongezondste van heel Galiléa, want iedere vreemde die erheen ging en zich daar maar een paar dagen ophield, werd altijd zo ziek, dat hij beslist niet meer verder kon reizen: Er waren er, die vaak langer dan een jaar daar moesten blijven; de eigen bevolking had er niet zo'n last van. Geheel kerngezonde mensen waren er niet veel, maar toch vond je er onder het eigen volk weinig waarvan gezegd kon worden dat ze ziek waren. Alle reizigers vermeden daarom zorgvuldig deze plaats, en wie niet door beslist noodzakelijke, dringende zaken daarheen werd gedreven, kwam zeker niet naar Genezareth.
[9] Toen ik voor het eerst hoorde over de bewuste Heiland uit Nazareth, begon ik heel innig tot de God van Abraham, Isaäk en Jacob te bidden, dat Hij de Heiland ook naar het zeer ongezonde Genezareth zou willen laten komen. En zie, ik werd weldra verhoord, want de Helland uit Nazareth kwam al vlug daarna naar Genezareth. En men zag een Heiland zonder medicijnen en vroeg zich heimelijk af: 'Hoe zal hij nu al die zieken genezen?' Maar Hij overtuigde ons maar al te gauw dat Hij slechts hoefde te zeggen: 'Ik wil, wees gezond!' en zie, in een oogwenk werden allen met wat voor verschillende geneeslijke of ongeneeslijk verklaarde ziekten zij ook behept waren, bliksemsnel zodanig genezen. dat er bij hen ook geen enkel spoortje meer van te ontdekken was, dat ze ooit ziek geweest waren! Lammen, blinden, doven, kreupelen, bezetenen, jichtlijders, melaatsen en nog vele met honderden andere kwalen behepten, dat maakte voor de Heiland niets uit, Zijn woord en wil genas hen allen. Julius, een Romein, is met honderden anderen daarvan getuige geweest.
[10] Hij genas echter niet alleen de lichamen van de mensen, maar ook de zielen en hun inzicht, veegde het blinde bijgeloof uit de harten van de domme en verdwaalde mensen en leerde de onwetenden op een zo heldere en goedbegrijpelijke wijze, dat allen zich dáárover nog meer verwonderden dan over Zijn genezingen door het woord.
[11] Ten laatste toonde Hij Zich ook volmaakt Heer en Meester over de natuur, want Hem gehoorzaamt water, lucht, vuur en aarde, en ik zou zelfs met alle zekerheid kunnen staande houden, dat zon, maan en al de sterren niet ongehoorzaam zouden kunnen zijn aan Zijn woord, want de engelen van de hemelen voegen zich naar Zijn wil.
[12] Hij hield veel van mij, zoals ik Hem boven alles lief had, hoewel Hij uiterlijk heus geen knappe man is, want Hij is wat klein van postuur, en Zijn handen zijn luwen hebben lidtekens van het werken, maar Zijn hoofd is waardig en Zijn oog is wel het mooiste wat ik ooit zag. Ook om de mond heeft Hij een bijzonder vriendelijke, hoewel tevens ook waardig, ernstige trek. De stem van Zijn mond kan men echter werkelijk manlijk in verrukking brengend noemen, want die klonk tenminste voor mijn oren als het mooiste en zuiverste gezang.
[13] Dat is dan een zo kort mogelijke, volkomen waarheidsgetrouwe schets van de beroemde Heiland uit Nazareth, waarvoor, zoals reeds gezegd, honderd zeer betrouwbare getuigen kunnen instaan. - Hoe bevalt u nu de Heiland, die u gezocht en niet gevonden hebt?"
«« 240 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.