Verdeeldheid in de synagoge.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 49 / 244 »»
[1] Nadat Ik dat gezegd heb gaat iedereen slapen, alleen Mijn broeders, moeder Maria en Borus zijn nog in de keuken bezig om voor de komende sabbat al het noodzakelijke voor te bereiden. Ook Sarah en Lydia helpen Maria en werken zeer ijverig in de keuken mee. Wanneer zij alles in orde hebben gaan ook zij slapen. Zoals gewoonlijk is Maria 's morgens weer het eerst op de been en wekt haar helpers allang voor zonsopgang, om alles, wat wij gedurende de dag nodig zullen hebben, volgens Joods gebruik nog vóór het begin van de sabbat op orde en gereed te hebben. Borus is ook druk bezig, en als wij uit bed stappen staan alle tafels voor het morgenmaal al klaar .
[2] Buiten worden ochtendpsalmen gezongen en op de vele tafels onder de vrije hemel wachten reeds goed toebereide vissen en brood en wijn op degenen die daarvan zullen genieten.
[3] Wij gaan dan ook aan de ochtendmaaltijd en Ik zend na de maaltijd de bode voor de bewuste aangelegenheid naar Jeruzalem. Jaïrus wacht in grote spanning op de terugkeer van de bode, die natuurlijk slechts zolang wegblijft als hij nodig heeft om op zuiver menselijke wijze met de tempelpriesters te onderhandelen. Daar de onderhandeling echter toch ongeveer twee uur had geduurd, kwam de bode ook pas na twee uur , tot grote vreugde van Jaïrus terug, en bracht Jaïrus behalve het bericht over het verheugde accepteren van zijn akte van afstand als overste, ook een lof en dankcertificaat voor zijn getrouw vervulde ambt. Tevens werd hem de naam van zijn opvolger meegedeeld met daarbij het verzoek deze in geval van nood met raad en daad terzijde te staan, als hij dat nodig zou hebben.
[4] JAÏRUS is nu zeer opgewekt en zegt tegen Mij: "Heer, ik dank U uit het diepst van mijn hart voor deze wonderbare redding uit een ambt, dat mij door zulke voor God weerzinwekkende dienstomstandigheden heel zeker in de handen van satan gebracht zou hebben!"
[5] IK zeg: "Wel, heb Ik je niet gezegd: Als er voordelige zaken te doen zijn voor de tempeldienaars, dan kan de sabbat zelfs tijdens de offerande op ieder uur van de dag gebroken worden! Daar kun je goed aan zien hoeveel de tempeldienaars om God en Zijn geboden geven!
[6] Maar nu zullen wij terwille van het volk toch weer de synagoge bezoeken en daar eens zien, wat de Farizeeën allemaal doen en leren; maar wij gaan helemaal achterin zitten, zodat de gewichtig doenerige Farizeeën en volksoudsten ons niet zo gauw zullen opmerken!"
[7] JAÏRUS zegt: "Maar ik ga niet naar binnen, want mij kent iedere knaap; als ik in de synagoge ben, moet ik vooraan bij de raad van oudsten plaats nemen, en dan zouden jullie daardoor verraden zijn!"
[8] IK zeg: "Maak je daar maar geen zorgen over! Want als Ik iets aanraad om te doen, dan kun je dat zonder enige zorg doen, en er zal je geen haar worden gekrenkt! Dus gaan we nu gezamenlijk op weg!" -Dan Vertrekken wij en bereiken spoedig de synagoge.
[9] Als wij er binnengaan blijkt deze zeer leeg te zijn en alleen de dienstdoende Farizeeën vullen de plaats van de raad van oudsten. Geleidelijk aan komen er wat oude Joden en nemen in hun banken plaats om daarin met alle liefde hun ochtenddutje te doen.
[10] Na afloop van de offerande en het doffe afraffelen van de wet, enige beroepsmatige psalmen en het hooglied van Salomo, beklimt een SPREKER het sprekersgestoelte en begint met een schorre stem de volgende toespraak: "Mijne geliefden in onze vaders Abraham, Isaäk en Jacob! Wij leven nu in een zeer benarde tijd -bijna gelijk aan die, toen Noach de ark bouwde en uiteindelijk op bevel van Jehova zich met zijn familie daarin opsloot! Wij staan nu op de heilige plaats waarvan Daniël geprofeteerd heeft, wij zien de door hem voorspelde gruwelen van de verwoesting aan -zoals de verbannen slaven van de heidense heks Megaera de kwellingen van hun broeders moesten aanzien en smartelijk moesten wachten tot men ook hen in kokend metaal zou leggen -en kunnen ons in geen enkele richting bewegen! Wij staan er zo verlaten bij als een reeds lang afgestorven boomstronk op een bergspits, als een schrijnend bewijs, dat er eens op die hoogte weelderige bossen stonden! Wat kan men daar echter aan doen? Dat is een levensvraag! Een diamanten kroon voor degene die in staat is om daarop een deugdelijk antwoord te vinden! Maar hij moet goed rekening houden met onze zwaar geboeide en door alle ketens der wereld gekluisterde plaats!
[11] Aan de ene kant zitten de Romeinen als de berg Sinaï bijna op onze nek, aan de andere kant de zoon van de timmerman, die opeens, als uit de hemel gevallen, van lummelachtige krullenjongen getransformeerd is in een profeet, zoals er sinds Abraham nog nooit een onder de Joden heeft geleefd. Alles loopt hem na, groot en klein en jong en oud! Als Jehova nu Zelf naar de aarde zou afdalen, dan is het maar de vraag of Hij grotere dingen zou doen of zou kunnen volbrengen! ledere ziekte geneest hij door alleen maar op een afstand iets te zeggen, de doden roept hij uit de graven en geeft hen een volkomen gezond leven terug! Ook beveelt hij de winden en de golven der zee en zij gehoorzamen hem als de slaven hun meester! Als hij spreekt, is alles doortrokken van de diepste goddelijke wijsheid en iedereen is in de ban van de macht van zijn woord en volgt hem van de ene stad naar de andere. Bovendien heeft hij de groten uit Rome helemaal aan zijn kant, die hem als hij dat nodig zou hebben met hun legioenen ten dienste staan. Maar wij staan juist aan de rand van de verschrikkelijkste afgrond, en kunnen ieder ogenblik verslonden worden, en hebben ook niet één sterfelijk wezen aan onze kant -behalve deze oude slapers in de synagoge! Dus vraag ik nogmaals: Wat moeten wij doen?
[12] wat hebben we nu aan Mozes en al de profeten, wat zelfs aan Jehova, die met Mozes en de profeten gesproken heeft, maar ons nu al meer dan een eeuw in het diepste moeras laat steken!? Of we nu al roepen tot men ons tot aan de sterren hoort, toch meldt zich geen Jehova, en hij laat ons erger in de schandelijkste narigheid zitten, dan een totaal lichtzinnige bruidegom zijn arme, tienmaal verleide en ongelukkig gemaakte bruid! Daarbij hebben wij nog de eer om 'Gods volk' te heten, terwijl juist de zogenaamde goddeloze heidenen dát hoge aanzien hebben en in het bezit van al die macht en al die rijkdommem der aarde zijn, die Jehova aan Zijn David volgens de Schrift beloofd heeft, -wat echter nooit vervuld werd!
[13] Er staat met goddelijke hoofdletters: 'En jouw rijk zal in eeuwigheid niet ophouden!' Kijken we nu eens naar het eeuwige rijk van David! O schitterende leugen van een profeet die David vleide! Hoe vaak eindigde het rijk van David reeds! Hij zelf heeft al het genoegen gesmaakt om dat aan de zijde van zijn zoon te beleven, en zou de zoon niet door een eik gevangen zijn, dan zou de brave David nog tienduizend psalmen voor zijn lieve Jehova hebben kunnen zingen, maar dan had Absalom toch op de troon gezeten! -Laten wij echter het verleden rusten en het beloofde eeuwige rijk van David in deze tijd beschouwen! O prachtig rijk! Misschien bevindt de ziel van David zich in de keizers van Rome, wier rijk er in ieder geval nu veel beter uitziet om eeuwig voort te duren, dan het slakkenrijk van de grote man naar het hart van God! Broeders, is het voor jullie nog niet zonneklaar dat onze gehele oude leer een pure fabel is, alleen maar bestaande uit verzonnen namen uit de oertijd?! En wij zijn nog steeds de dwazen, en zijn eraan gehecht alsof er werkelijk het een of andere heil te verkrijgen zou zijn! Wat voor ezel of os in mensengedaante zal er nog een oude, gerafelde mantel aan zijn lichaam dulden, als hij voor de oude, tien nieuwe van de beste kwaliteit kan krijgen?!
[14] De geschiedenis en de persoonlijke ervaring leren ons zonneklaar dat er aan de gehele Mozaïsche leer en aan alle profeten niet meer echte betekenis zit dan aan een holle loze noot, - en toch blijven wij als verhongerd daaraan vasthouden, als aan iets zekers. En van pure, van oudsher ingewortelde, domheid gaan we nog geen stap opzij, ook al loopt het water ons bij al onze lichaamsopeningen naar binnen zoals de Jordaan in de Dode Zee!
[15] Sta daarom op, broeders, laten wij ons ook aansluiten bij de zoon van de timmerman, dan zijn wij geborgen! Want hij laat ons datgene zien, wat de ouden in hun fabeltjes over Jehova, die zij net zo min als wij ooit gezien hebben, verteld hebben! Ik geloof met deze voordracht nu de door mij opgestelde moeilijke vraag in één klap beantwoord te hebben; doe dit en dan zal het ons allemaal meteen fysiek en moreel beter gaan!
[16] Roban, onze oudste, is ons met een goed voorbeeld voorgegaan; laten wij doen als hij, dan kan het voor niemand van ons fout gaan! Misschien is juist deze, tot nog toe weinig de aandacht trekkende, timmerman Jezus, er heel geschikt voor om het ongelukkige, zogenaamd eeuwige, rijk van David tenminste voor een poosje weer te herstellen! Want met zijn onbegrijpelijke magische macht, waarmee zich geen macht ter wereld kan meten, is het pas mogelijk om de zeer bijgelovige Romeinen een zodanig respect in te boezemen, dat hun machtige legioenen daardoor .maar al te snel duizend voeten zouden kunnen krijgen om op de loop te gaan."
[17] Nu gaan de OUDSTEN, de schriftgeleerden, Farizeeën en levieten staan en zeggen: "Je begrijpt de Schrift slecht, als je zo'n ketterse toespraak kunt houden. Van een bepaald aards standpunt uit schijnt er weliswaar iets waars in te zitten, maar van hemels standpunt uit is zij een zwarte misdaad tegen de onloochenbare majesteit van God. Wij zijn daardoor verplicht om jou terwille van ons heil uit ons gezelschap te stoten en bij de heidenen te rangschikken!"
[18] De SPREKER zegt: "Denken jullie soms dat je mij daarmee straft? Oh, dan vergis je je geweldig! Als jullie dwazen willen blijven en verhongeren, doe dat dan maar en blijf in jullie oude nacht en duisternis! Oude domkoppen, geef mij eens een voorbeeld van een getuige van God, die een dode uit het graf teruggeroepen heeft zoals deze timmerman van ons!"
[19] De OUDSTEN zeggen: "Dat zal God op de jongste dag doen!"
[20] De SPREKER zegt: " Jullie God zal jullie op de jongste dag zien komen! Geen mens weet er ook maar iets van of God, zoals wij Hem uit de Schrift kennen, ooit een mens uit de dood in het leven teruggeroepen heeft! Omdat geen mens dat ooit heeft beleefd en aan het einde van zijn korte aardse leven alleen maar de zekere dood voor ogen had, werd hij erg bang en begon met een bedroefd gemoed angstig te vragen: 'Wat ben ik, en waar kom ik terecht als dit leven eindigt?' En omdat het aan zogenaamde Godsknechten, die wij de bespottelijk slechte eer hebben om te zijn, nooit heeft ontbroken, moesten die als troost voor de vele vragenden en ten bate van hun eigen belang toch iets uitdenken, dat de vele moeilijke vragenstellers wat rustiger zou maken. Zo ontstond dan de opwekking op de jongste dag, die de hemel waarschijnlijk nooit zal laten aanbreken. Wij denkende dwazen laten ons daarmee ook nog voor de gek houden, en zijn daardoor blind voor de ongelofelijke daden en gebeurtenissen, die voor onze ogen, neuzen en oren plaats vinden! Is het dan werkelijk zoiets groots voor een man, als hij zich als grijsaard nog steeds niet kan losmaken van de reeds geheel beschimmelde kindersprookjes?
[21] Wat willen jullie dan verder nog met de oude handel van de Joden, die het bij de tegenwoordige verlichting der volkeren geen halve eeuw meer kan uithouden? Zo gek zal ik in ieder geval niet zijn om het eind van deze blinde leer af te wachten, die slechts bestaat uit inhoudsloze geschiedkundige namen, of ook wel namen en sprookjesachtige fabels, die de bakers wel voor de vuist weg aan hun zuigelingen verteld zullen hebben, en waaruit de volgroeide zuigelingen dan een prachtige godsdienst in elkaar geflanst hebben, waarin geen systeem en geen vonk van de een of andere Griekse logica is te ontdekken!
[22] Als Jehova nog niet eens zo logisch kan spreken en leren als een armzalige Griekse filosoof, dan zou Hij beter eerst bij de Grieken les kunnen gaan nemen, vóór Hij Zijn volkeren, die zeker niet met z'n allen op hun achterhoofd gevallen zijn, waarheid, orde en wijsheid kan gaan leren!
[23] Maar het is in der eeuwigheid verre van mij om mij Jehova niet wijzer voor te stellen dan een door zijn kinderjuffrouw gevormde profeet, die bij al zijn domheid nog net genoeg gezond verstand over heeft om een zo duistere leer te bedenken, dat hij deze zelf volstrekt niet begrijpt en niet kan begrijpen, wat ook aan zijn bedoeling beantwoordt, omdat die leer dan door elk ander mens nog minder begrepen zal kunnen worden! -Zeg mij maar niets meer over jullie Jehova! Waarlijk, als eerlijk mens moet ik mij nu eerst recht gaan schamen dat ik ooit zo'n onmenselijk domme leer heb kunnen aanhangen!
[24] Gesteld echter dat er aan de leer van Mozes in het begin iets was geweest, dan is dat 'iets' nu zeker zo verdraaid door de laagste menselijke gemeenheden, dat wij daarvan nu wel niets anders meer bezitten dan de misschien wel heel verkeerd uitgesproken naam!
[25] Daarom wordt ik vandaag nog een leerling van timmerman Jezus! Hij is goed, en zal een eerlijk man zoals ik zeker niet afwijzen!"
«« 49 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.