De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 37 / 101 »»
[1] Kijk, het gezelschap is al helemaal verdwenen, maar ons paartje staat nog in gedachten op dezelfde plek. Zij vraagt hem: wel geliefde echtgenoot, wat zeg je daar nu op? Hij bezint zich even en zegt: mijn lieve vrouw, hier valt in ieder geval niet meer veel op te zeggen. Ofwel de spreker heeft gelijk, dan is de zaak inderdaad beslist en hoeft niemand er meer iets over te zeggen, of hij heeft ongelijk, dan blijf ik bij mijn principes en dan valt er ook niet veel te zeggen. Of hij gelijk of ongelijk heeft, is niet zo vlug vast te stellen, maar dat moet mijn eigen ervaring mij eerst na verloop van tijd leren.
[2] Zij zegt: maar beste man, houd je mij, je trouwe vrouw en deze waardige man dan voor leugenaars omdat je zijn overtuigende woorden niet dadelijk wilt geloven? Kijk, mensen zijn pas geneigd te liegen en elkaar te bedriegen als ze daarmee zelf voordeel kunnen behalen. Maar zeg me eens welk voordeel kunnen leugen en bedrog iemand hier opleveren? Hier is immers niets te winnen noch te verliezen; maar één ding is zeker: een gezelschap is er wat de verzadiging van zijn maag betreft altijd slechter aan toe dan iemand die alleen door deze eindeloze streek dwaalt. Een enkeling vindt al gauw nog voldoende eetbaar mos of gras om in geval van nood zijn maag mee te kunnen vullen, maar zijn er meer bij elkaar, dan zijn zij met zo'n plekje mos zeker slechter af dan een enkeling.
[3] Je vraagt mij wat ik daarmee wil zeggen? Mijn allerliefste man, niets anders dan dat ik, noch deze verstandige man, jou omwille van eigen voordeel willen overreden om van jouw oude bijbelgeloof af te zien. Want als wij ieder voor onszelf verdergaan, hebben we daar toch beiden profijt van omdat ieder afzonderlijk zich er op deze karige bodem altijd gemakkelijker doorheen kan slaan dan twee of meer bij elkaar. Als we je dus hadden willen beliegen of bedriegen dan hadden we jou toch zeker bij je principes gelaten en je zou als consument ten gevolge van je principes van ons weg zijn gegaan. Wij wilden jou beslist niet beliegen of bedriegen, maar we hebben je alleen de zuivere waarheid getoond, waarvan op aarde geen sterveling zou kunnen dromen, en allerminst zo'n verstokte bijbel- en Christusfanaat als jij. Waar wil) e dan nog over nadenken? Kom toch eens tot bezinning en volg mij, je eeuwig liefhebbende vrouw. Zo je dan op aarde niet naar mij hebt willen luisteren, doe dat dan tenminste hier in het rijk van de naakte waarheid, waar ik nu al zes jaar meer ervaring heb dan jij. Kijk, op aarde is er niets dan bedrog, omdat iedereen daardoor iets wint of tenminste denkt iets te winnen, maar hier is aan al het winnen een einde gekomen; daarom vallen leugen en bedrog vanzelf weg. Geloof me, mij bindt niets anders aan jou dan mijn liefde; dat is nog de enige winst die ik door jou heb. Maar als jij steeds dwaas aan oude, onbeduidende principes vasthoudt, valt voor mij ook dit gewin weg. Wij kunnen daarom alleen maar gelukkig zijn als onze inzichten en ons gevoel volledig met elkaar in overeenstemming zijn. Kunnen we deze harmonie niet tot stand brengen, dan zal ik je eerlijk moeten bekennen dat ik zonder jou, gelukkiger zal zijn dan met jou, leeghoofd, aan mijn zijde. Ik ben nu niet meer in staat nog meer ten gunste van jou aan te voeren, behalve het volgende: omdat ik je oprecht liefheb en altijd heb liefgehad, heb ik hier dan ook al het mogelijke gedaan om je mijn eeuwige, plechtig beloofde liefde en trouw te bewijzen. Maar jij, die mij nooit hebt liefgehad, bent bereid om mij voor altijd uit liefde voor je dwaasheid te verlaten. Oordeel nu, wat je wilt doen.
[4] Kijk, de man begint zich achter de oren te krabben en zegt na een poosje tegen zijn vrouw: mijn lieve vrouw, ik heb uit jouw woorden opgemaakt dat je me werkelijk liefhebt. Dat kan ik onmogelijk ontkennen. Maar ik zie alleen niet in, dat wanneer in deze donkere geestenwereld noch met waarheid noch met leugen en bedrog iets te winnen of te verliezen valt, waarom wil jij mij dan volkomen zinloos een zekere waarheid opdringen, waarmee tenslotte evenmin iets te winnen valt als met mijn zogenaamde door jou en de geleerde man bewezen dwaalleer? Daarom ben ik van mening dat, als jouw liefde voor mij werkelijk zo intens is als je me daarnet hebt aangetoond, je mij dan evengoed kunt volgen als ik jou, tenzij je op de weg van jouw waarheid reeds iets beters hebt gevonden. In dat geval wil ik jou wel volgen om me van de betere realiteit van jouw waarheid te overtuigen. Is dat niet het geval dan is het toch om het even waar we naartoe gaan.
[5] Ik denk altijd maar: we hebben op aarde wel zogenaamd als christenen geleefd, hebben ook het evangelie gelezen maar er in wezen nooit naar geleefd. We leefden en handelden volgens onze eigen inzichten en voor ons eigen voordeel, maar van het daadwerkelijk uitoefenen van de leer van Christus was noch bij mij en nog veel minder bij jou ooit sprake.
[6] Kijk, die leer zegt: `Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.' Hebben we dit ooit gedaan? Als ik mijn hart vraag dan antwoordt het mij nu geestelijk oprecht dat de liefde voor God hem volkomen vreemd is gebleven. Maar jij geloofde nooit in een God, dus moet jouw hart nog meer van deze belangrijke liefde verstoken zijn dan het mijne.
[7] Verder staat er in het woord van het evangelie: `Wie met Mij het leven wil binnengaan, neme zijn kruis op en volge Mij!' Zeg eens, mijn lieve vrouw, wanneer hebben wij zoiets gedaan op aarde? Ik heb nooit een kruis gedragen en jij nog veel minder; ons hele kruis bestond enkel uit louter wereldse geldzorgen.
[8] Verder staat er in het evangelie dat de Heer tegen de rijke jongeling zegt: `Verkoop al je aardse goederen, verdeel de opbrengst onder de armen en volg Mij, clan zul je het eeuwige leven bezitten.' Maar wat zegt de grote Leraar tegen de jongeling of eigenlijk tegen Zijn apostelen toen deze zich na zo'n verkondiging wenend van de Heer verwijderde? Kijk, die woorden waren vol bijzondere betekenis en naar het me voorkomt, ondergaan wij nu juist de treurige betekenis van deze woorden die als volgt luiden: `Het is voor een kameel gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke door de poort van het hemelrijk.'
[9] Verder staat er nog in de Schrift dat de Heer vele gasten voor een feestmaal liet uitnodigen en dat de genodigden vanwege hun wereldse zaken geen tijd hadden om te verschijnen. Zeg eens, zijn wij niet keer op keer uitgenodigd en hebben we gevolg gegeven aan deze uitnodiging? Wel, mijn lieve vrouw, we hebben het geheel en al aan onszelf te danken, dat het ons nu zo vergaat en dat we ons nu op deze plaats van uiterste duisternis bevinden waar gehuil en tandengeknars is en waarvan de Heer eveneens gezegd heeft dat met name mensen zoals wij in die uiterste duisternis zullen worden geworpen.
[10] Omdat hier geen geloof in de Heer te vinden is en jouw eerbiedwaardige gezelschap evenals jij ontkennend over Hem heeft gesproken, ben ik van mening dat het zich om dezelfde reden hier bevindt als wij beiden. Als de grote liefde en barmhartigheid van Christus ons allen niet helpt, ben ik ervan overtuigd dat alle eeuwigheden die geheel met melanchthonische waarheden gevuld zouden zijn, ons bitter weinig kunnen helpen.
[11] Overigens, als jij met de door jouw vermeende waarheid ergens al iets beters hebt gevonden, dan wil ik jou, zoals gezegd, daarheen volgen om je daarmee te tonen dat ik jou ook liefheb en dat ik je niets van mijn principes zal opdringen zoals jij mij jouw zogenaamde waarheid hebt opgedrongen.
[12] De vrouw zegt: praat maar zoveel je wilt, ik heb nu eenmaal gelijk. Ik kan je weliswaar niet de verzekering geven nu al iets beters te hebben gevonden, maar desalniettemin ben ik van mening dat, wanneer je mij wilt volgen, we binnen niet al te lange tijd een plaats kunnen vinden waar licht in overvloed zou kunnen zijn. Want kijk, hier aan onze rechterkant ben ik eens, afgaande op mijn innerlijke gevoel, lange tijd rechtdoor gelopen, waarna ik uiteindelijk bij een brede stroom uitkwam. Aan de overkant van de stroom zag ik een machtig gebergte en achter het gebergte kwam er licht op als het gloren van het vroege morgenrood. Zou men maar op de een of andere manier de stroom kunnen oversteken, dan zou men naar mijn overtuiging in een lichtere omgeving dan deze moeten komen.
[13] De man zegt: welnu, ik zal je volgen; leid me er maar heen. Maar nu gaan ook wij, want jullie moeten dit tot aan de ontknoping mee aanzien!
«« 37 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.