In het heuvelland van de eeuwige morgen. Een klein liefde examen. Hoe stellen jullie je de Heer voor?

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 46 / 101 »»
[1] Kijk, met de ons reeds bekende manier van snelreizen zijn we ook al ter plaatse. Daar juist voor ons staat al zo'n huisje. Ziet het er niet bijna uit zoals bij jullie op aarde een echt lieflijk alpenhuisje in Zwitserland? Jullie zeggen: ja inderdaad, zo ziet het er werkelijk uit. Er is weliswaar een groot verschil tussen zo'n huisje en een paleis of zelfs een grote stad zoals we die eerder meer beneden in de laagvlakte zagen, maar desondanks zouden we dat huisje liever bewonen dan zo'n paleis.
[2] Goed, we zullen nu zo'n huis binnengaan, de inrichting bekijken en ook de eventuele bewoners zien. Kijk, we zijn al binnen. Jullie vragen nu: maar beste vriend, hoe komt het dat dit huis inwendig niet verandert op de gebruikelijke geestelijke manier, maar een onveranderlijk huis is waar het inwendige volkomen met het uitwendige overeenkomt?
[3] Lieve vrienden, dat zullen jullie gaandeweg in de omgang met de bewoners van deze streek precies leren begrijpen en wel in de loop van de geleidelijke ontwikkeling van onze zienswijze, en hoe de bewoners zich in de omgang met hen aan ons zullen voordoen.
[4] Zien jullie hier ook niet allerlei landbouwwerktuigen? Er zijn sikkels, houwelen, harken, klemhaken en pikhouwelen; zelfs de ploeg en de eg ontbreken niet en als jullie goed rondkijken, zien jullie achter het huis zelfs een schuurtje en een stal voor een of twee paar ossen. En daar zien jullie weer een keuken, hier een kamer voor het personeel en daar vooraan een echt smaakvol ingerichte kamer voor de eigenaars van dit huis. Wat zeggen jullie daarvan?
[5] Het verbaast jullie wel enigszins, zoals ik zie, want jullie zeggen bij jezelf: werkelijk, het lijkt ons allemaal heel gezellig en we zouden hier inderdaad zonder meer graag willen blijven, maar toch maakt deze totaal aardse inrichting in deze blijkbaar echte hemel een wat vreemde indruk.
[6] Mijn lieve vrienden, ik heb wel gedacht dat jullie zoiets een beetje vreemd zouden vinden. Maar het zou heel wat verstarde aartspapen, die zich de hemel voorstellen als een eeuwig nietsdoen, waarschijnlijk nog meer bevreemden. Hoe het dergelijke mensen hier echter vergaat, zullen we tijdens de voortzetting van onze wandeling door de omgeving van de middag nog voldoende te weten komen.
[7] Opdat jullie zullen weten waarom jullie hier al deze landbouwwerktuigen net zo hebben aangetroffen als op aarde, zeg ik jullie voorlopig slechts dat dit soort gereedschap onmogelijk ooit op aarde zou zijn uitgevonden als het niet eerst in volkomen overeenstemmende wijze en vorm in alle hemelen voorhanden zou zijn geweest.
[8] Daarom hoeft het jullie niet te verbazen dat jullie hier in het geestelijke rijk van de hemel de meest oorspronkelijke vinden, want al dit gereedschap duidt het werken uit liefde aan en het staat hier ter beschikking als middel voor het voortbrengen van het goede en vruchtbare. Meer hoeven we voorlopig niet te weten.
[9] Kijk, daar komt zojuist de eigenaar van dit huis terug van zijn akker. Wc zullen naar hem toegaan, hem groeten en hem onze vraag voorleggen. Hij heeft ons al gezien en komt ons met open armen tegemoet. Hoe bevalt jullie zijn kledij? Jullie zeggen: beste vriend, voorwaar niet slecht, want we zijn gewend zulke kledij te zien. Hij ziet eruit als een echt godvruchtige, ijverige landman op onze aarde. We zien dat hij een gewoon, niet al te fijn overhemd aanheeft en een broek die eveneens van hetzelfde linnen is vervaardigd. Dat is dan ook alles wat we aan deze goede man ontdekken. Als hij geen rode gordel om zijn middel zou dragen, zou hij nauwelijks van een landarbeider te onderscheiden zijn.
[10] Ja mijn lieve vrienden, hier gaat het er al niet meer zo luisterrijk aan toe als daar in de paleizen. Jullie vragen nu wel en zeggen: beste vriend, zou dit dan wel een hogere graad van zaligheid zijn dan die daar beneden in de eindeloze vlakte, welke overgoten is met talloze heerlijkheden en onuitsprekelijke pracht? Ik zeg jullie: de graad van zaligheid is hier des te hoger naarmate hij in uiterlijke heerlijkheid en pracht achterblijft. Het waarom zal jullie spoedig duidelijk worden. Kijk, onze man is er al en dus zullen we hem dan ook dadelijk ontvangen.
[11] Luister, hij zegt: wees duizendmaal welkom, geliefde broeders. Ik zie dat jullie nog een aanzienlijk gezelschap hebben meegebracht. Ik weet wel wat zij hier zoeken. Ik zeg jullie echter ook meteen, dat het deze lieve goede mensen nog heel wat inspanning en zelfverloochening zal kosten eer zij aan dit hogere leven gewend zullen zijn, en zelfs dan zal het hun nog meer moeite en aanzienlijke inspanning kosten voordat zij zich dit hogere leven volkomen eigen hebben gemaakt. Maar jij, mijn beste broeder, weet immers dat met liefde en geduld alle moeilijkheden overwonnen kunnen worden.
[12] Daarom zal ik dan ook niet nalaten om al het nodige voor de waarachtige, eeuwige, levende verzorging van deze lieve broeders en zusters te doen.
[13] Nu lieve vrienden, zullen we mijn woning binnengaan en het stamouderpaar van dit gezelschap meenemen om met hen de nodige voorbereidingen te treffen, zodat zij al spoedig volgens de eeuwige liefdesordening kunnen worden ondergebracht. Laten we dus gaan!
[14] Kijk, onze gastheer wenkt dit paar al en het begeeft zich op deze wenk heel verheugd samen met ons in zijn woning. We zijn reeds in de kamer; let dus goed op alles wat zich hier zal afspelen.
[15] Onze gastheer zegt tegen het echtpaar: lieve vrienden, ik heet jullie welkom uit het diepst van mijn hart; zeg mij frank en vrij wat je bewogen heeft jullie grote heerlijkheid te verlaten om hier op de heuvels, waar geen pracht, rijkdom en overvloed aanwezig zijn, jullie verdere vooruitgang te zoeken.
[16] De man antwoordt: hemelse vriend, ik ken je nog niet, weet niet wie je in wezen bent, maar omdat jij me vanuit jouw diepste wezen vraagt naar de beweegreden van onze onderneming, zeg ik je dat de Heer de enige beweegreden van mijn en dus ons aller onderneming is.
[17] De gastheer zegt: dit van jullie te vernemen is de grootste vreugde van mijn hart. Maar de Heer heeft jullie toch al een onmetelijk grote beloning geschonken; willen jullie dan nog meer? Ik ben namelijk van mening dat het toch voldoende moet zijn als de Heer jullie alles heeft gegeven wat jullie in het diepst van je hart maar kunnen bedenken en daarom vind ik dan ook dat jullie onderneming bijna op ondank lijkt.
[18] De man zegt: lieve vriend, oppervlakkig bekeken kan het er wel op lijken, maar volgens ons innerlijk niet. Kijk eens, wat zou jij dan in mijn plaats doen, als je heerlijkheden zou bezitten die nog duizendmaal mooier zouden zijn om te zien dan de mijne, maar bij al die onuitsprekelijke heerlijkheden de heilige Gever toch nooit echt te zien zou krijgen? In jouw grote liefde tot de Heer zou je zeker liever alles verlaten, om daardoor zo mogelijk steeds nader tot de Heer te komen.
[19] De gastheer zegt: lieve vrienden, dat zie ik heel goed in en ik weet ook waarom je dit tegen mij hebt gezegd. Maar weet je ook heel zeker dat je de Heer hier te zien krijgt en wanneer? Weet je zeker dat dit een van de streken is waar de Heer werkelijk persoonlijk verschijnt?
[20] De man zegt: lieve vriend, dat weet ik weliswaar niet zeker, maar zoveel weet ik wel, dat de Heer het kleine liever heeft dan het grote, want Hij heeft Zelf gezegd: `Laat de kleinen tot Mij komen!' Daarom geloof ik niet dat ik mij op een dwaalweg bevind nu ik hier voor jou sta, nadat ik uit liefde tot de Heer al mijn pracht verlaten heb en de eenvoud en nederigheid van deze heuvels heb gezocht.
[21] Onze gastheer zegt: lieve vriend, je hebt me goed geantwoord, alleen denk ik dat jouw antwoord hier misplaatst is, want de Heer zegt zoiets immers alleen voor de wereld daar Hij toch duidelijk verkondigt dat alle wereldse grootheid Hem een gruwel is en verder zegt Hij: `Wie op aarde de geringste is, die is voor Mij of in de hemelen de grootste.' Je bent nu echter niet meer op aarde maar je bent in de hemel. Op aarde was je klein, ja, je was een onopvallende herder in de Alpen en daarom heeft de Heer jou in de hemel groot gemaakt. Vraag je dus eens af, wat je zoekt.
[22] De man zegt: beste vriend, ik besef echt wel dat jij me in wijsheid uit de Heer oneindig ver overtreft, maar ik weet ook dat ik in de loop van mijn langdurige grote zaligheid de Heer toch nooit anders heb gezien dan enkel in lijn heilige genadezon.
[23] De gastheer zegt: wat wil je dan nog meer? Heb je dan nooit gelezen: `De Heer God Jehova woont in het ontoegankelijke licht'? Wil je Hem dan meer naderen dan voor jou mogelijk is?
[24] De man zegt: beste vriend, dat is waar maar de Heer God Jehova was op aarde ook een mens en heeft dus onze natuur aangenomen en als mens de zijnen toegezegd, dat ze eeuwig bij Hem zullen wonen. Hij heeft zelfs tot de medegekruisigde misdadiger gezegd: `Heden nog zul je met Mij in het paradijs zijn!' Ook de apostel Paulus verheugde zich erop bij de Heer te komen. Daarom geloof ook ik dat het in Gods hemelen ergens mogelijk moet zijn de Vader in Christus menselijk te ontmoeten en Hem met een hart boordevol liefde en met een allerzaligste blik in de ogen te aanschouwen!
[25] De gastheer zegt: goed, omdat jij het zo gelooft mag je hier blijven, want wat de Heer op aarde heeft gezegd, is waarlijk in gelijke mate ook gesproken voor alle hemelen en wel omdat juist alle hemelen gemaakt zijn uit het woord dat de Heer op aarde heeft gesproken. Maar nu, mijn lieve vriend, komt er iets anders.
[26] Kijk, daar beneden was je een heer in jouw luisterrijke, grote grondbezit en je hele gezelschap was dat eveneens. Maar hier zullen jullie moeten dienen en brood en voedsel met het werk van eigen handen verdienen. Zoals je ziet moet ik zelf ook werken en de grond hier bebouwen opdat ik kan oogsten en in mijn onderhoud voorzien.
[27] De grond is weliswaar door de Heer zeer gezegend en brengt meer dan honderdvoudige vrucht op, maar desondanks moet hij vlijtig bewerkt worden anders laat de Heer Zijn zegen er niet op gedijen. Daarom zullen jullie hier moeten ploegen en de velden met allerlei landbouwgereedschappen moeten bewerken, met sikkels het veld opgaan om koren te maaien, het in schoven binden, in de schuren brengen en daarna dorsen. En dat zullen jullie allemaal als knechten en niet als eigenaren van een of ander stuk grond moeten doen. Ja, jullie moeten daarbij zelfs veel vlijt aan de dag leggen, want men zal niet dulden dat iemand van jullie lui rondloopt!
[28] Denk er goed over na, en vinden jullie dit voor jezelf raadzaam, blijf dan hier, want aan arbeid is hier geen gebrek, maar vaak wel aan arbeiders. Staan deze onherroepelijke voorwaarden jullie echter niet aan, dan kunnen jullie gerust weer naar jullie heerlijkheden teruggaan.
[29] De man zegt: o lieve vriend, maak je daarover geen zorgen. We zijn wel sinds lange tijd aan het luie leven gewend, maar de gezegende arbeid daarom nog niet ontwend. Want wat wij allemaal op aarde deden uit eigenbelang, dat zullen we hier zeker nog duizendmaal liever doen uit liefde voor de Heer en vanuit deze liefde ook uit liefde voor jou, jij die zeker een belangrijke vriend van de Heer bent!
[30] De gastheer zegt: wel, als dat zo is, blijf dan maar hier. De man zegt: maar lieve vriend, we zijn met ruim honderd man; hoe wil je ons allemaal in jouw bescheiden huisje onderbrengen? De gastheer zegt: lieve vriend, maak je daarover geen zorgen! Heb je dan nooit gehoord wat de Heer als mens op aarde heeft gezegd? Heeft Hij niet gezegd: `In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen'? Kijk daar bij die heuvels, zover jullie oog reikt in de omgeving van de morgen, en zie eens hoeveel eendere huizen daar staan. Daar zullen jullie allemaal wel een plekje vinden. Jullie vragen van wie al deze woningen wel zijn? Ik zeg jullie: deze woningen behoren allemaal slechts aan één eigenaar toe en daarom zal ik jullie daar onderbrengen en jullie allen het werk aanwijzen. Jullie vragen of ik een bevoegd beheerder voor de eigenaar van al deze woningen ben? Lieve vrienden, als ik dat niet zou zijn, hoe zou ik dan hier zo tegen jullie kunnen spreken? En hoe zou ik het mij kunnen veroorloven jullie met andermans wil lastig te vallen als ik niet bevoegd zou zijn daarover rechtmatig en naar eigen welgevallen liefdevol te beschikken?
[31] Jij en je vrouw kunnen hier in mijn woning verblijven, maar jouw geliefde gezelschap zal ik in mijn naaste omgeving verdelen. Ga dus maar naar buiten en vertel het hun!
[32] Het echtpaar gaat naar buiten en deelt met een vriendelijk gezicht het nieuws mee aan het angstig wachtende gezelschap. Kijk nu hoe het hele gezelschap dankbaar op de knieën valt en de Heer ervoor dankt, dat Hij zo genadig voor hen was en hun allen dit onderkomen, waar zij zich vreugdevol dienstbaar kunnen maken heeft laten vinden.
[33] Nu gaat onze gastheer naar buiten, legt allen zijn handen op en wijst hun de woningen aan waarheen ze zich moeten begeven.
[34] Zie nu eens hoe de vroegere vormen van ons gezelschap na de handoplegging veranderd zijn. Hun vroegere witte kleur ging over in een natuurlijke roodachtige kleur en hun buitengewoon subtiele, tere wezen is echt stevig geworden. En kijk hoe opgewekt, monter en vergenoegd ze er nu uitzien, terwijl er vroeger in hun gelaatsuitdrukking een geheimzinnige, wijze ernst lag.
[35] Ze gaan uit elkaar en bij iedere hun aangewezen woning wachten de bewoners hen al met open armen op.
[36] Maar nu komt onze gastheer met het stamouderpaar van dit gezelschap weer binnen en hij vraagt hun zojuist: lieve vrienden, hoe stellen jullie je de Heer eigenlijk voor; zouden jullie Hem als Hij eens voor je zou staan wel herkennen?
[37] De man zegt: o mijn vriend, die ons in Naam van de Heer zo liefdevol hebt opgenomen, dat is een vraag die buitengewoon moeilijk te beantwoorden is! Want in onze religie op aarde hebben we ons nooit met het menselijke, visuele uiterlijk van de Heer beziggehouden, maar slechts met Zijn woord en we dachten daarbij: in deze wereld zal de Heer zich zonder meer meteen aan ons te kennen geven en we zullen Hem aan Zijn stem en uit Zijn woorden herkennen. Maar nu zie ik pas in dat de waarachtige liefde voor de Heer naast Zijn woorden ook de gestalte van Zijn wezen wil omvatten. Dat is voor haar echter niet gemakkelijk omdat ze daar nooit aandacht aan besteedde en dus ook niet in zich heeft opgenomen. Dus zul jij, lieve vriend, nu ook wel zo goed willen zijn om ons de gestalte van de Heer te beschrijven.
[38] De gastheer zegt: welnu, omdat jullie dat levendig uit de grond van je hart wensen zeg Ik jullie: kijk naar Mij, want precies zoals Ik eruit zie, zo ziet ook de Heer in Zijn menselijke gestalte eruit.
[39] De man zegt: ach lieve vriend, dat is voor mij een grote troost en een grote vreugde en ik ben reeds overgelukkig zo'n volkomen evenbeeld van de Heer voor mij te zien. Maar wat een zaligheid zal het dan zijn als ik de Heer Zelf mag aanschouwen!
[40] De gastheer zegt: waarlijk, jouw liefde voor de Heer is groot geworden; verheug je daarom ten volle want zie, Ik ben de Heer, en jij zult nu eeuwig bij Mij wonen!
[41] Kijk hoe alles plotseling is veranderd; en hoe er nu niets meer te zien is van de omgeving van de middag. Toch is de vroegere eenvoud van deze omgeving gebleven en zij is de alleen waarachtige, eeuwige, allerhoogste morgen van de Heer! Voor ons is het echter nog geen tijd om hier te verblijven, maar om ons volgens de wil van de Heer nog verder in de middag te begeven. Laten we daarom verdergaan!
«« 46 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.