Processie bij een zogenaamde hemelbestijging

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 48 / 101 »»
[1] Kijk, we zijn al buiten en nu stromen ook de goed op de hemelvaart voorbereide en van palmtakken voorziene geesten de kerk uit. De priester volgt hen in vol ornaat met de monstrans in de hand. Boven hem zien jullie nog een zogenaamde `hemel', die gedragen wordt door vier in het wit geklede mannelijke geesten, terwijl alle geesten zich in rijen voor hem opstellen en een jullie welbekend processievaandel volgen. Nu begint de processie met de gebruikelijke processieceremoniën. Zelfs de belletjes ontbreken niet; een kruisbeeld wordt voor de hemel uitgedragen, en het jullie welbekende `Heilig, heilig, heilig is onze Heer God Zebaoth' wordt door het hele processiegezelschap gezongen en gebeden.
[2] Kijk, nu begeeft zich de processie naar een kleine heuvel. Ook wij zullen de stoet daarheen volgen. Deze heuvel is zeer misleidend, want hij kan niet zo gemakkelijk worden beklommen als men op het eerste gezicht zou denken.
[3] De weg die daar naar boven loopt is de eigenlijke `katholieke hemelweg'. Als men daarlangs op de eerste, voor ons zichtbare hoogte aankomt, ziet men pas een tweede die weer hoger ligt. Is men op deze tweede hoogte beland, dan ontdekt men pas weer een derde en dat gaat zo verder al naargelang de gemoedstoestand van de `hemelvaarders'. Soms moeten ze meer dan duizend van zulke hoogten bestijgen eer ze bij de zogenaamde `hemelse wolkenregionen' aankomen.
[4] Het gebeurt dan ook bij zo'n hemelbestijging niet zelden dat menigeen schoon genoeg krijgt van de te lange weg. Men wendt zich bij zo'n gelegenheid dan tot de geestelijke en vraagt hem hoelang de reis nog wel mag duren. De geestelijke geeft hun dan altijd de schrifttekst ten antwoord, die als volgt luidt: `Wie volhardt tot het einde zal zalig worden'. Na zo'n antwoord gaat de stoet dan weer verder.
[5] Hebben ze weer zo'n vijftig hoogten overwonnen, dan wordt aan de geestelijke gevraagd of men na zo'n lange reis niet wat mag uitrusten. Dan geeft de geestelijke hun het volgende antwoord: `Bid zonder ophouden'. In de geestelijke wereld betekent dat, dat men nooit mag rusten als men eenmaal op weg is naar de hemel. Want men moet heel goed weten dat de trage en de lauwe door de mond Gods wordt uitgespuwd en niet wordt binnengelaten in het hemelrijk. Daarom moeten ze maar al hun krachten verzamelen en verder gaan totdat ze gelukzalig de poort van de hemel hebben bereikt. Na zulke vermanende woorden trekt de stoet weer verder.
[6] Wanneer na de volgende vijftig beklimmingen de geestelijke zelf moe wordt en ook zijn hele gezelschap nauwelijks nog tot klimmen in staat is, zegt de geestelijke dan ook: luister, schapen van mijn kudde, hier zijn we halverwege. Nu zullen we God de eer geven en Hem danken dat Hij ons dit punt heeft laten bereiken.
[7] Op zo'n plek wordt dan halt gehouden, men knielt neer en dankt God zoals de geestelijke voorstelt, en wel eerst God de Vader, dan de Zoon en ten slotte God de Heilige Geest.
[8] Als het hele gezelschap op deze manier wat is bijgekomen, gaat de stoet weer verder. Maar daar de geestelijke aan zijn eigen voeten merkt dat hij bij eventueel verdere heuvels niet zo gemakkelijk meer een mars zonder te rusten zal kunnen volhouden, kondigt hij nu meteen aan dat bij het beklimmen van elke volgende hoogte een 'kruiswegstatie' wordt gebeden. Bij die gelegenheden ritst hij dan zelf uit. Wanneer de twaalf of in het ongunstigste geval de veertien staties ten einde zijn en de elkaar opvolgende, steeds iets steiler wordende hoogten nog niet ophouden, wordt na de laatste statie gelast de rozenkrans te nemen en deze eveneens op de eventuele nog volgende hoogten in gedeelten te bidden. Is de rozenkrans op deze manier ook uitgebeden en komt er nog steeds geen einde aan de alsmaar steiler wordende hoogten, dan wenden allen zich tot de priester en vragen hem wat het toch betekent dat er met al zijn verordeningen toch geen eind komt aan deze hoogten.
[9] Dan zegt de geestelijke: ja, lieve schapen van mijn kudde, hier is pas het moment gekomen, dat er voor het hemelrijk geweld nodig is; zij die het met geweld naar zich toetrekken zullen het bezitten. Tevens verordent de geestelijke nog dat men van nu af aan bij elke nieuw te beklimmen hoogte een psalm van David moet bidden. En zo gaat de stoet dan met veel moeite weer voorwaarts.
[10] Daar onze stoet al deze lotgevallen echter ook meemaakt en aan den lijve ondervindt, zullen we hem vanaf deze laatste rozenkranspauze tot aan het einde op de voet volgen.
[11] Kijk, de volgende hoogte is al heel steil en het vraagt enorme inspanningen om haar te beklimmen. Na lang en moeizaam klimmen heeft ons gezelschap de hoogte bereikt. Kijk eens hoe allen meteen op de kleine vlakte gaan liggen; de geestelijke haalt zelf een kleine psalmbundel tevoorschijn, plaatst de monstrans intussen naast zich en begint de eerste psalm zo langzaam mogelijk te lezen, opdat hij en het hele gezelschap wat meer rust krijgen.
[12] Nu is de eerste psalm gelezen en onze geestelijke neemt de monstrans weer op maar zegt tegen de vier hemeldragers dat zij, omdat ze toch al heel dicht bij de ware hemel zijn, deze kleine erehemel gevoeglijk ter plaatse kunnen laten staan.
[13] Na deze aanwijzing staan allen weer op en beginnen ook dadelijk aan de moeizame bestijging van de volgende hoogte. Zoals jullie zien wordt deze beklimming nagenoeg op handen en voeten uitgevoerd en onze geestelijke, de vaandeldrager en de kruisdrager begint het steeds slechter te vergaan. Daarom laat de geestelijke zich dan ook zo goed als het gaat door enkele ervaren bergbeklimmers omhoog trekken; de vaandel- en kruisdragers echter gebruiken hun hemelse insignes als bergstok.
[14] Met veel moeite en inspanning is er weer een hoogte beklommen. De vlakte daarboven is zo krap, dat ons gezelschap maar ternauwernood een rustplaats kan vinden. Nadat iedereen is gaan liggen, begint de priester de tweede psalm te lezen. Maar zoals jullie zien, wordt hij nu zelf ook geweldig bang, want voor zich ziet hij weer een nog steilere hoogte en als hij omlaag kijkt, begint het hem vreselijk te duizelen.
[15] Wat moet hij nu doen? Hij wordt hierover door zijn medehemelbestijgers met vragen bestormd; tevens wordt hem ook gevraagd waar dan de treden naar de hemel zijn. En de priester zegt: ik denk dat deze geweldige bergterrassen de treden zijn, vandaar dat jullie nu zelf ervaren hoe gezuiverd van elke zonde men moet zijn, wil men er op deze enorme hemeltreden niet door belast worden. Verder zegt hij nog: we zullen ons hier moeten opsplitsen, want het zou wel eens kunnen zijn, dat we op de volgende trede, omdat de ruimte steeds krapper lijkt te worden, niet meer allemaal een plaats kunnen vinden om daar tijdens het lof voor de Heer en de goddelijke drie-eenheid uit te rusten. Daarom gaan jullie, die het dapperst zijn, vooruit. Rust boven zolang uit totdat jullie zien dat wij hier opbreken en beklim dan onmiddellijk de volgende trap, als er nog een mocht zijn.
[16] Zoals jullie zelf met je innerlijke ogen kunnen zien, staat de helft van het gezelschap op en beklimt weer op handen en voeten de wel heel steile hoogte. Sommigen komen bovenaan, maar anderen die minder kracht hebben, glijden weer naar beneden. De geestelijke vraagt aan degenen die al boven zijn of er nog een hoogte komt. Zij roepen terug: victorie!!! Er is geen hoogte meer; we staan aan het begin van een uitgestrekte vlakte. Heel in de verte zien we ook al het hemelse wolkendek en in het midden een sterk licht. We kunnen alleen nog niet ontwaren wat het is.
[17] Kijk nu, iedereen staat op en zet al zijn krachten in om naar boven te komen. De geestelijke bindt de monstrans op zijn rug en klimt eveneens zo goed en zo kwaad als het gaat op handen en voeten naar boven.
[18] Eindelijk na veel moeite en inspanning hebben gelukkig allen deze laatste hoogte beklommen, loven nu de geestelijke en zeggen: dit is toch een duidelijk bewijs dat niemand zonder zo'n geestelijke leidsman in de hemel kan komen. Maar de geestelijke zegt: ja, geliefde kinderen, dat is wel waar omdat God het Zelf zo heeft bepaald, maar niet mij, alleen God komt de eer toe! Want als ik naar mezelf kijk dan heb ik jullie in zekere zin eerder door vroom bedrog dan door mijn inzicht naar hier gebracht. Daar echter de Heer Zijn apostelen zelfs heeft aangeraden om slim te zijn, ben ik daardoor voor jullie gerechtvaardigd en het welslagen van mijn leiding toont jullie nu aan, dat ik jullie volgens de leer van onze alleenzaligmakende kerk volkomen redelijk en getrouw heb geleid. Laten we ons hier dus weer in de bekende volgorde opstellen en op weg gaan naar het eeuwige doel.
[19] Opnieuw gesterkt begint men aan de tocht over deze uitgestrekte hoogvlakte en zie eens hoe bijzonder vlug onze stoet zich hier nu voortbeweegt. De hemelse wolken komen alsmaar dichterbij en we bevinden ons reeds onder het hemelse wolkendek. Jullie zien daar een hoge muur met daarin een gouden poort, die echter gesloten is. De geestelijke treedt naar voren en zegt: lieve kinderen, we hebben gevraagd en ons werd gegeven; we hebben gezocht en hebben gevonden. Nu komt het op het kloppen aan. Dus mag de drager van het kruis daarmee het eerst aankloppen en wel drie keer: in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dan zal de poort zeker worden opengedaan.
[20] Het gebeurt zoals de geestelijke gezegd heeft. En werkelijk, als hij de derde keer klopt gaat de deur open en Petrus met de aartsengel Michaël verschijnen, onderzoeken ons gezelschap nog en laten het dan ook zonder uitzondering de hemel binnengaan. Alleen de specifieke attributen van Petrus en de aartsengel Michaël worden weggelaten opdat tenminste de eerste al te materiële vonk in hen die de hemel binnengaan, wordt uitgedoofd.
[21] Jullie zouden graag willen weten of het werkelijk Petrus en de aartsengel Michaël zijn? Ik zeg jullie: dit alles is slechts een verschijningsvorm die in naam van de Heer door engelgeesten tot stand wordt gebracht. Zo is ook deze hele hemel ontstaan en dat moet allemaal ook zo zijn, want anders zou het niet mogelijk zijn om vat te krijgen op geesten die zich hebben gebaseerd op iets dat onjuist is.
[22] Daarom treft iedereen de geestelijke wereld en de hemel aan, zoals hij zich deze, gebaseerd op zijn geloof, in de geest heeft geschapen, met als enige uitzondering het vagevuur. Dit laat de Heer niet toe omdat daardoor grote schade toegebracht zou kunnen worden aan de geesten, als deze zich in zo'n beklagenswaardige toestand dan in plaats van tot de Heer slechts des te krachtiger tot de heiligen zouden wenden, of hulp van misoffers op aarde zouden verwachten. Dit alles zou de geest mettertijd geheel en al doden omdat de geest in dit opzicht helemaal zou afzien van eigen werkzaamheid en zijn zaligheid slechts zou zoeken in de directe of indirecte barmhartigheid van God, hetgeen met andere woorden gezegd niets anders zou betekenen dan het begaan van een geestelijke moord aan zichzelf!
[23] Jullie vragen nu: hoezo dan? Dat is toch gemakkelijk te begrijpen! Het leven van de geest bestaat immers enkel en alleen bij de gratie van de daarin aanwezige liefde en de juist met deze liefde overeenkomende werkzaamheid.
[24] Wat gebeurt er op aarde met iemand die zich aan elke activiteit onttrekt? Hij wordt tenslotte totaal krachteloos en zo zwak dat hij zich nauwelijks nog tegen een vlieg kan verzetten. Als hij dan tengevolge van zijn totale inactiviteit onontkoombaar in de grootste ellende geraakt, dan leert de ervaring op aarde maar al te vaak dat zo'n toestand voor de mens meestal de oorzaak van zelfdoding is. In de geestelijke wereld zou daardoor eveneens een geestelijke zelfmoord plaatsvinden, omdat zulke lijdende geesten ondanks het aanroepen van heiligen geen verlossing ervaren, waardoor zij dan totaal ongelovig en wanhopig zouden worden, wat de ware geestelijke dood tot gevolg heeft!
[25] Waarom dan? Omdat geestelijke wanhoop zoveel wil zeggen als een volkomen gewelddadige afscheiding van de Heer. Om die reden wordt zo'n toestand zelfs in de hel niet toegelaten. Wanneer het kwaad daar al te actief wordt, laat de Heer dit kwaad ook bestraffen en wel uitermate gevoelig. Wordt het kwaad daardoor weer beëindigd dan houden ook straf en pijn op.
[26] Wat echter deze (katholieke) hemel betreft, hij is geen belemmering voor het leven van de geest en kan hier als een goede, levendige school worden beschouwd waarin de geesten de ware hemel pas beginnen te herkennen. Hoe dat echter in deze hemel in zijn werk gaat, zullen we bij de volgende gelegenheid zo grondig mogelijk in de geest beschouwen. Hiermee genoeg voor vandaag.
«« 48 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.