Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 59 / 101 »»
[1] Jullie vragen nu of we ons nog verder bij deze stoet zullen aansluiten. Ik zeg jullie, ook dat is noodzakelijk. Jullie moeten dit eveneens van begin tot einde zien, want nu is ons gezelschap buitengewoon blij verrast en te zeer in beslag genomen door de liefde van de Heer. Eerst ter plaatse zal deze eerste opwelling van hun liefdesgevoel geordend worden en daar, bij de beste bron, zal onze woordvoerder nog heel wat te vragen hebben.
[2] Het is namelijk alle betere rooms-katholieken eigen, dat zij buitengewoon verlangend naar licht in het rijk der geesten en dus ook nu in de waarachtige hemel aankomen. Daarom vragen ze ook honderduit om zich licht te verschaffen in alle verborgen hoeken, die tijdens hun aardse leven steeds in grote duisternis werden gehouden.
[3] Kijk, we zijn reeds tamelijk dicht hij de juiste plaats. Ons welbekende heuvellandschap Lacht ons alweer tegemoet; de zon staat laag aan de hemel en straalt met een wondermooi roodachtig licht. Ook ons gezelschap merkt dat op en verbaast zich over de eenvoud van de omgeving die voor hen ligt.
[4] Wel, daar staat het ons bekende huisje en ook zijn bewoners zijn ons al bekend. Kijk hoe zij vol vreugde de Vader en het Hem volgende gezelschap tegemoet snellen.
[5] De Vader ontvangt hen eveneens met open armen en zegt tegen hen: kijk eens, hoeveel rijker Ik alweer ben geworden! Iedere arbeider is zijn loon waard; kijk, zo heb ook Ik gewerkt en breng Mijn loon mee. Nieuwe broeders en zusters breng Ik hier en zij zullen evenals jullie om Mij heen zijn, opdat Mijn Woord: `Waar Ik ben, daar zullen ook Mijn dienaren zijn; en zij, die Mij liefhebben, zullen bij Mij wonen!' eeuwig in vervulling mag gaan.
[6] Nu wendt de Heer zich tot onze vroegere woordvoerder en zegt tegen hem: wel Mijn geliefde vriend, broeder en zoon, kijk, hier is nu Mijn lievelingsplekje; hoe bevalt het jou? Onze woordvoerder vermant zich en zegt: o Heer, hoe kunt U mij zoiets vragen? Dan zou ik eerder U kunnen vragen, hoe het U hier bevalt, want wat mij betreft zal het mij wel eeuwig het allerbeste bevallen waar U bent en woont en waar het U het allerbeste bevalt.
[7] Werkelijk, hier ziet het er bijna zo uit als het er bij ons arme plattelandslieden op aarde uitgezien heeft. Wat een prachtig uitzicht heeft men hier! Daar beneden, die eindeloos ver uitgestrekte vlakte; met welk een onuitsprekelijke pracht is zij getooid! Steden en ongelooflijk mooie paleizen liggen er in onbegrijpelijk grote aantallen, en aan dat prachtige heuvellandschap met zijn vriendelijke woonhuisjes daar voor ons, lijkt ook eeuwig geen einde te willen komen.
[8] Maar hoe komt het toch dat het laagland daar beneden zo onuitsprekelijk mooier lijkt dan dit heuvellandschap? Ach, ik ben nog een armzalige sukkel; ik merk nu pas dat ik me alweer in duizend vragen verlies. Vergeef het mij maar!
[9] De Vader neemt onze woordvoerder bij de hand en zegt tegen hem: kijk, in die streek daar beneden wonen doorgaans mensen, die enkel door hun geloof een rechtschapen leven hebben geleid. Daaronder bevinden zich overwegend de zogenaamde protestanten en nog andere christelijke sekten. Verder op de achtergrond wonen heidenen die op aarde volgens hun geloof een rechtschapen leven hebben geleid en pas hier het geloof in Mij hebben aangenomen. Daar, nog meer op de achtergrond, het gedeelte dat zich uitstrekt tussen middag en avond, ligt het woongebied van katholieke christenen, die zich deels rooms- deels grieks-katholiek noemen, maar zich hier zonder beschadiging van hun leven en hun vrijheid niet volledig van hun dwalingen hebben kunnen zuiveren. Zij zijn daarom geenszins ongelukkig, maar genieten eveneens een grote zaligheid. Ook zijn ze beslist niet aan hun omgeving gebonden maar kunnen na een diepere bewustwording van de eigenlijke waarheid ook verder vooruitkomen.
[10] Je zou graag willen weten, waaruit zo'n dwaling bestaat? Kijk, zo'n dwaling berust op het volgende: wanneer iemand uit vrees voor God het geloof als een verplichting aanneemt en dan trouw leeft volgens dit geloof, kan hij God nooit zo echt vol liefde omvatten, omdat hij Hem te zeer vreest. Deze overdreven vrees voor God is dus zo'n kleine dwaling en deze is er zonder beschadiging van leven en vrijheid niet zo gemakkelijk uit te krijgen. Je denkt weliswaar: hoe kan de Almachtige zoiets zeggen? Maar waar het om de volledige vrijheid van een wezen gaat, moet Ikzelf Mijn almacht mooi thuis laten. Want zou Ik die gebruiken, dan was het met zo iemand ogenblikkelijk gedaan en Ik zou dan in plaats van kinderen die vrij leven, denken, werken en handelen, louter gerichte machines hebben, die zich steeds onverbiddelijk gedwongen, maar nooit vrijwillig volgens Mijn wil zouden bewegen. Daarom kan Ik alleen van Mijn almacht gebruikmaken wanneer dat hoogst noodzakelijk is en bovendien de vrije geest daardoor nooit in zijn denken en handelen beperkt wordt.
[11] Daarom zal Ik je nu een voorbeeld geven, dat aantoont op welke manier Ik van Mijn almacht gebruik maak.
[12] De natuurlijke wereld en de vormgeving van alle schepselen in het algemeen zijn werken van Mijn almacht. Wanneer vrije geesten dan op grond van Mijn Woord en de daarnaar geleide levenswandel het leven uit Mij in zich hebben opgenomen, dan bewerkstelligt Mijn almacht dat de vrij geworden levende geesten alles wat zij als nuttig, goed en waar in zichzelf erkennen, ook onmiddellijk reëel en in rijke mate kunnen aanschouwen en daar ook meteen vrij gebruik van kunnen maken.
[13] Deze omgeving hier beneden is hoofdzakelijk zo'n werk van Mijn almacht en stemt in alles overeen met datgene wat er in deze geesten aan geloofswaarheden aanwezig is en wat zij aan daaruit voortvloeiende goede werken hebben verricht. Zo is dit overal het geval, waarheen je je ogen maar wilt wenden, of het nu over de hele eindeloze middag, over de hele avond of over het gehele noorden is.
[14] Je vraagt je nu af: is dat dan niet ook het geval met deze eeuwige morgen? Nee, deze bevindt zich in een heel andere toestand en is in al zijn onderdelen volkomen onveranderlijk vast, dus zoals iedere natuurlijke wereld vast is. En de onwrikbare vastheid van de morgen staat als inwendige, eeuwige grondslag tegenover de uiterlijke natuurlijke vastheid. De reden daarvan is ten eerste, dat Ikzelf in Mijn willen eeuwig onveranderlijk ben. Wat Ik eenmaal een bepaalde vorm heb gegeven, blijft ook eeuwig onveranderlijk en bestendig, evenals Ikzelf in Mijn eeuwige willen onveranderlijk en bestendig ben.
[15] Ten tweede is deze omgeving onveranderlijk vast, omdat Mijn kinderen die hier naar Mij toekomen, als gevolg van hun grote liefde voor Mij in hun willen en in hun inzichten volkomen één zijn met Mij, of met andere woorden gezegd, omdat zij zich volkomen tot op de laatste druppel hebben verdeemoedigd en ten gevolge van hun liefde voor Mij, hun eigen wil totaal hebben opgegeven en in plaats daarvan Mijn eeuwige levende wil in zich hebben opgenomen.
[16] Daarom willen ze hier ook niets anders dan wat Ik wil. Mijn wil is echter een allerduidelijkste, voor eeuwig vastgestelde voorstelling van het goede en het ware. Daarom is dan ook deze omgeving waarin Ik met de Mijnen woon, volkomen onveranderlijk vast en berust er niets op illusie. Wat je hier ziet, is van binnen ook volkomen hetzelfde als van buiten. Alle planten, bomen, vruchten en korenvelden zijn hier niet slechts zichtbare overeenstemmingen, maar volmaakte, vastgelegde realiteiten. Wanneer je hier van de ene plaats naar de andere gaat, zul je zien, als je je passen telt, dat de afstand heen en terug hetzelfde is.
[17] Je vraagt Mij nu, of deze vastheid iets gemeen heeft met de vastheid van de aarde. De vastheid van deze hemelwereld heeft helemaal niets te maken met de vastheid van de materiële wereld, want de vastheid van die wereld is maar schijn, en duurt voor een bepaalde geest slechts zolang als hij een bewoner van de materie is. Heeft hij de materie echter verlaten, dan verdwijnt voor hem ook haar vastheid. Maar zo is dat hier niet, want deze vastheid is een waarachtige vastheid en zij is voor alle eeuwen der eeuwen onveranderlijk en onverwoestbaar, omdat zij een volmaakte uitdrukking van Mijn eeuwige Vaderliefde is!
[18] Je vraagt, hoe ver deze streek zich wel uitstrekt. Mijn lieve vriend, broeder en zoon, deze streek zoals je haar naar de morgen toe ziet liggen, heeft verder eeuwig geen einde en is zo groot, dat wanneer alle mensen die door de eeuwen heen op alle hemellichamen geboren zouden worden, naar deze streek zouden komen, deze naar verloop van duizend eeuwen, in verhouding tot de grootte van deze omgeving niet meer ruimte zouden innemen dan een zandkorreltje in de oneindigheid van de eeuwige ruimte.
[19] Je vraagt Mij nu, hoe Ik dat allemaal kan overzien en of degenen die van hieraf gezien zo eindeloos ver weg, diep in de morgen wonen, Mij wel ooit te zien krijgen? Lieve vriend, broeder en zoon, ook dat zal Ik jou vertellen, want Mijn kinderen zal niets onthouden worden!
«« 59 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.