Het woord van de Heer! - De eigenlijke rechter

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 85 / 101 »»
[1] Wat Jacobus betreft, hij zegt helemaal niet dat de gemeente haar eventuele zonden aan een oudste van de gemeente moet `opbiechten'; hij wil er alleen maar mee zeggen dat in de gemeente geen broeder voor een ander iets geheim moet houden en door de hele gemeente voor beter wil worden aangezien dan hij in wezen eigenlijk is. Dat is de reden waarom Jacobus aanbeveelt, maar volstrekt niet uitdrukkelijk gebiedt, dat men zijn zonden of fouten aan elkaar moet bekennen.
[2] Als dit echter allemaal onweerlegbaar zo is, wat is dan de oorbiecht in de katholieke kerk? Ik zeg je, ze is niets anders dan een rentegevende 'zondenbank' waaraan de mensen hun levensobligaties en schuldbrieven afgeven. Door deze handeling brengen ze door de kerkelijke woeker dubbele rente op. Enerzijds ieder voor zich, en anderzijds omdat men zich door de biecht aan de ogen van zijn broeders en medemensen onttrekt, opdat zij niet zullen weten hoe het innerlijk met hem gesteld is en hem tenminste na het biechten meteen weer voor een doodeerlijk mens zullen aanzien, terwijl hij na de biecht toch precies dezelfde mens blijft die hij daarvoor was.
[3] Op deze manier worden alle gebiechte zonden bewaard en elke eigenaar krijgt ze met flinke rente terug, naarmate hij eerst zichzelf en vervolgens al zijn medemensen bedroog! Zichzelf omdat hij zich na elke biecht voor een mens aanzag die de goddelijke genade volkomen waardig was, waardoor hij zichzelf altijd opgelucht en met welgevallen bekeek. Zijn medemensen bedroog hij echter omdat deze nooit wisten wat ze eigenlijk aan hem hadden, waardoor zij hem dan ook noodgedwongen voor veel beter moesten aanzien dan hij van oudsher was.
[4] Dat is dus de rente en ze heet: dubbel bedrog! En dit bedrog wordt nog het grootste bedrog omdat degene die zo gebiecht heeft, in de waan leeft dat hij ook voor de Heer volkomen gerechtvaardigd is.
[5] Ik kan jou verzekeren dat wanneer judas, de verrader, een christelijke gemeente zou hebben gesticht, die zeker beter zou zijn uitgevallen dan deze, welke niet uit het christendom maar uit het heidendom is voortgekomen. Men heeft namelijk het heidendom slechts een beetje met het christendom gezouten. Want zoals het zout bij een gerecht het kleinste onderdeel is, zo is ook het christendom slechts het allerkleinste deeltje in dit heidendom. Dat zou nog te verdragen zijn als het maar goed was, maar als het zout zelf verschaald is, hoe kan het dan het pure heidendom tot een christendom kruiden?
[6] Het heidendom had vele goden, daarom wilde het met het nieuwe zout ook niet bij die ene God blijven, maar maakte er drie van. En na deze in drieën gedeelde God, vergoddelijkte het dan ook mensen die op aarde geleefd hadden, om daardoor een surrogaat te krijgen voor zijn afgedankte `halfgoden' en `huisgoden'. Het oude heidendom was voor zijn priesters heel winstgevend, maar het zuivere christendom stond lijnrecht tegenover zo'n winstbejag want het zegt uitdrukkelijk: `Om niet hebben jullie het ontvangen; om niet moeten jullie het ook weer doorgeven.'
[7] Dat kon het heidendom niet gebruiken, daarom maakte het liever een `zonderegister'. En omdat er tegen de mozaïsche wet te weinig werd gezondigd, werden er eigenmachtig nog wat moeilijk te onderhouden wetten bij gemaakt. Behalve het zonderegister en het zeer omvangrijke wetboek stelde men de zondevergevende `biecht' in en leidde door deze biecht de mensheid naar allerlei winstgevende boetewerken. Hierdoor heeft het alleenzaligmakende pontificaat zich toen met behulp van nog andere winstgevende godsdienstige ceremoniën opgewerkt tot een werelds aanzien, waarvoor alle koningen beefden!
[8] Opdat dit alleenzaligmakende pontificaat zich echter nog onafhankelijker en dus ook onbeperkt machtiger kon opstellen, wist het door een voortreffelijk middel een machtig, eigen leger te vormen van meer dan een miljoen man, dat overal de burchten, vestingen, steden en landen van keizers, koningen en vorsten onoverwinnelijk bezette en op die manier alle landen onderdanig en schatplichtig maakte. Dat leger bestaat uit de `priesters' en 'monniken' en het middel is liet `celibaat'. Op die manier was de (nieuwe) heidense, kerkelijke macht onoverwinnelijk gevestigd. Daar echter elke machthebber, als hij wil weten hoe het met zijn onderdanen gesteld is, verspieders moet hebben, waren zulke spionnen voor het pontificaat dan ook echt onontbeerlijk. Wie zijn echter deze verspieders? Wel, het gehele priesterdom!
[9] En hoe heet het middel waarmee de verborgen gezindheden achterhaald werden en nog worden? Het is geen ander dan de `biecht'. Kijk, dat is dan ook de tweede winst, en wel voor de biechtvader, dus voor het gehele duistere priestervolk.
[10] En waaruit bestaat deze winst? Ik zeg je, zij bestaat uit niets anders dan dat alle gebiechte zonden als eigen tegoed voor de kerk worden bijgeschreven, waarmee noodzakelijk het egoïstische bedriegen van mensen verbonden is. Deze worden daardoor immers in de waan gebracht, net zo vaak voor God te worden gerechtvaardigd als ze maar gebiecht hebben.
[11] Met een dergelijke `winst' uitgerust staan jullie nu hier en dit roept weer een nieuwe vraag op die als volgt luidt: wat zullen jullie nu ter vermindering of zelfs voor een volledige delging van die pure `hellewinst' aandragen? Want ik moet er meteen aan toevoegen, dat niemand door een pure rechtstreekse erbarming van de Heer ooit het leven kan binnengaan; want wie niets heeft, hem zal nog worden ontnomen wat hij heeft.
[12] Kijk, dat is de belangrijke vraag die jullie nog moeten beantwoorden. Ik geef jullie daar eveneens bedenktijd voor. Kunnen jullie iets naar voren brengen dat hier in het rijk van de naakte waarheid en volledige betrouwbaarheid aanvaard kan worden, dan is dat billijk en goed. Kunnen jullie dat echter niet, dan dragen jullie hetgeen jullie zal oordelen al in je. Geloof me, noch de Heer noch ik zal jullie oordelen, maar het woord dat de Heer heeft gesp roken, zal jullie oordelen, omdat jullie handelwijze, zoals je uit mijn verklaring duidelijk hebt kunnen opmaken, steeds lijnrecht tegen dat woord inging. Vandaar dat het ook op geen enkel punt vóór, maar juist tegen jullie moet zijn.
[13] De prior zegt: ja, zo is het. Nu is het oordeel voor de hel al zo goed als gereed, want wat zou ik ten gunste van mijzelf nog kunnen aanvoeren? Ik kan niets anders zeggen dan: Heer, wees ons arme, blinde dwazen en allergrootste zondaars genadig en barmhartig! Ik zie niets anders dan slechts het loodzware gewicht van mijn schuld voor me en daarvoor heb ik werkelijk geen bedenktijd nodig. Het komt er tenslotte alleen maar op neer, dat wij nog langer in deze pijnlijke situatie moeten verblijven om te wachten op het verschrikkelijke oordeel dat mij en zeker ons allen nu al pijnlijker lijkt dan het vuur van de hel zelf. Daarom vraag ik je ook, houd ons niet langer op, maat- geef ons een duw in de richting waar we thuis horen.
[14] Ik zeg: hier heerst niet mijn willekeur maar de goddelijke ordening! Daarom moet je je ook daaraan onderwerpen, wil je niet door eigen toedoen voor eeuwig te gronde gaan. Daarom zeg ik je nog eenmaal, dat je zult spreken over het jou gegeven thema. Want ik zie in je hart nog een pleidooi voor de biecht en zolang dat nog in je zit, kun je deze plaats niet verlaten; daarom, neem de tijd en spreek dan! Amen.
«« 85 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.