Het onderscheid tussen het juist en verkeerd handhaven van de biecht

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 87 / 101 »»
[1] Kijk, de prior vertrekt om diegenen die wij voorheen aan de overzijde van de kloof hebben achtergelaten, op te halen. Jullie vragen nu of er al een of andere brug over deze kloof is gebouwd, waarover de zielenslapers zich naar ons toe kunnen begeven. Ik zeg jullie: er is in dit opzicht tot nu toe nog niets gebeurd omdat na ons vertrek onze zielenslapers medelijden begonnen te krijgen met zichzelf, hetgeen echter op een mens, in verband met zijn geestelijke leven, een uiterst slechte uitwerking heeft.
[2] Bij zelfbeklag rechtvaardigt een mens zich, schuift alle schuld van zich af en stelt zich dus op als een onschuldige, die tegelijkertijd ook nog alle erbarming verdient. Daar dit, zoals gezegd, nu juist bij onze zielenslapers het geval is, kan er ook nog geen brug zijn waarover zij naar ons toe zouden kunnen komen. Dit dient echter ook als een flinke beproeving voor onze prior en we zullen wel zien wat de netelige situatie waarin deze broederschap van zielenslapers verkeert, voor uitwerking op hem zal hebben.
[3] Jullie zouden nu wel graag getuige willen zijn van hetgeen hij gaat doen, maar ik zeg jullie, dat is voorlopig helemaal niet nodig, want we zullen hem vroeg genoeg weer terugzien omdat hij zeker onverrichter zake terug zal komen.
[4] Wij willen ons intussen liever tot een andere monnik wenden en zien wat onze behandeling van de prior voor uitwerking op hem heeft gehad. We hoeven niet te zeggen: kom en vertel wat je op je hart hebt, want hij kooit, zoals jullie kien, al tilt zichzelf met zijn probleem naar ons toe en stelt mij zojuist de volgende vraag (de monnik): beste vriend en broeder, ik heb jouw les over de biecht van begin tot eind met grote nauwlettendheid en innerlijke waardering gevolgd en daaruit opgemaakt dat deze hoofdfunctie van de katholieke kerk jammer genoeg meestal op een geheel verkeerde interpretatie van het goddelijk woord berust. Men kan daarom tegen jouw woorden, die de zuivere waarheid zijn, niets inbrengen; dat zien wij nu wel in. Desondanks wordt deze functie in deze kerk toch gehandhaafd zoals ze sinds eeuwen heeft bestaan en ook verder bestaan zal.
[5] Wanneer nu juist deze functie zowel voor de biechtvader als voor de biechteling werkelijk zo nadelig is voor het eeuwige leven van de geest, dan kan men zich toch naar eer en geweten afvragen waarom de rechtvaardigste, liefdevolle, hoogst wijze, almachtige Heer en God van hemel en aarde zo'n gruwel in Zijn wijngaard duldt?
[6] Ik moet bovendien nog bekennen dat heel wat mensen op aarde juist door deze biecht klaarblijkelijk grote lievelingen van de Heer zijn geworden en dat Hij ook verschillende keren in levende lijve aan hen is verschenen. En voorzover ik mij kan herinneren, heeft de Heer zich bij geen van Zijn lievelingen over deze functie afkeurend uitgelaten.
[7] Ik ken daarentegen verscheidene gevallen waarbij de Heer op deze wijze door middel van Zijn lievelingen aan andere mensen heeft meegedeeld dat zij rouwmoedig biechtend voor de door hen begane zonden, ware boete ter vergeving van die zonden moesten doen. Ik ken ook verscheidene gevallen waarbij mensen die deze raad echt ter harte namen, na zo'n eerlijk afgelegde biecht, in geest en waarheid volkomen wedergeboren werden en vanaf dat ogenblik waarachtige hoogstaande vrienden van de Heer zijn gebleven.
[8] Wanneer het echter met deze functie zo gesteld is als jij ons zojuist hebt geleerd, dan moet ik je eerlijk zeggen dat de leiding door de Heer van het menselijk geslacht op aarde voor mij een onoplosbaar raadsel is. Voor zover ik mij kan herinneren, is de biecht toch zo ingesteld dat de zondaar door deze boetedoening alleen dan vergeving van zijn zonden verkrijgt, wanneer hij de priester meedeelt dat hij zich ernstig heeft voorgenomen om deze zonden, die hij oprecht betreurt, in de toekomst nooit meer te begaan.
[9] Als aan deze voorwaarde niet door de biechteling wordt voldaan, wordt bovendien zo vaak mogelijk en vooral vóór de algemene biechttijden vanaf de preekstoel bekendgemaakt dat, zoals gezegd, iemand die niet volledig aan deze voorwaarden voldoet, zijn zonden niet kunnen worden kwijtgescholden.
[10] Derhalve wordt zowel van de preekstoel als in dc biechtstoel heel nauwgezet gepredikt en geleerd dat niemand een zonde door de Heer kan worden kwijtgescholden, als de biechteling niet van tevoren uit de grond van zijn hart met al zijn schuldeisers tot een vergelijk is gekomen. Als er misschiet ergens misbruik wordt gemaakt van deze functie, alhoewel de algemene kei kelijke regel vereist dat deze functie in de zuiverste zin wordt gehandhaafd dan kan zo'n misbruik toch niet in z'n algemeenheid aan de kerk ten last worden gelegd.
[11] Kijk, ik wil in deze kwestie helemaal niet ingaan op het feit of het voor schrift van de Heer betreffende deze bekende tekst door de kerk juist c onjuist werd opgevat, maar het is toch wel zeker dat de Heer het tenminste op aarde niet voor zo heel onbillijk aanziet, omdat Hij ten eerste deze func- tie heeft laten ontkiemen en ten tweede deze opgegroeide boom nog steed in Zijn wijngaard duldt, terwijl deze boom Hem ook, zoals bekend, steed een overvloedige oogst heeft opgebracht.
[12] Want het is toch duidelijk dat iemand die ziek is, naar een dokter moe gaan om te vertellen wat hem mankeert, zodat de dokter de diagnose kan stellen en de zieke een probaat geneesmiddel kan geven. Men kan dat op lichamelijk gebied toch niet onbillijk noemen terwijl men toch ook kan zeg gen: het is alleen aan de almachtige Heer om alle ziekten te genezen, hetgeen Hij volgens Zijn ordening ook zeker doet als de zieke vol vertrouwen in d Heer de middelen van de ervaren arts als door de Heer gezegend gebruikt.
[13] Als dit, zoals gezegd, voor het lichaam geldt, dan zie ik werkelijk niet it waarom dit niet eveneens voor de zieke ziel van een mens zou gelden. Als art sen voor het lichaam naast de goddelijke liefde en almacht niet overbodig zijn, om welke reden zouden artsen voor de geest naast de goddelijke liefde en ontferming dan overbodig zijn? Bovendien heeft de Heer zelf de menses toch opgedragen om liefdevol met elkaar om te gaan.
[14] Als het absoluut niet als verkeerd kan worden beschouwd dat men d naakten kleedt, de hongerigen voedt, de dorstigen laaft, de bedroefder troost, de gevangenen verlost enzovoort, en de Heer Zelf in het voorbeek van de ware naaste, de barmhartige Samaritaan als hulp naar de geslagen stuurde, hoe kunnen dan de geestelijke werken van erbarming en liefde var de Heer, die door de geestelijke artsen worden uitgevoerd, in de bestaand vorm voor de Heer een gruwel zijn? Al zijn zij niet, zoals ze zouden moeten zijn, volkomen in overeenstemming met dit zuivere rijk der waarheid, kon den wij als latere generatie dienaren van deze kerkelijke hoofdregels er niet onderuit om deze regel, zoals ze is, ter vergeving van de zonden en ter ver betering van de mensen te gebruiken.
[15] Ik denk dat de Heer aan een echte gruwel op aarde reeds lang een eind zou hebben gemaakt, maar omdat ze zeker toch niet in zo'n al te slecht daglicht staat, zou ik, zoals ik in het begin al heb gezegd, hierover van jou graag wat meer licht willen ontvangen.
[16] Nu zeg ik: mijn vriend en broeder, jouw vraag is belangrijker en betekenisvoller dan je zelf vermoedt en om haar naar behoren te belichten, is meer licht nodig dan jij op dit moment kunt verdragen. Voorlopig kan ik je alleen maar zeggen dat de leiding van de zielen door de Heer zó wonderbaarlijk en uitzonderlijk is, dat jij in eeuwigheden slechts het allerkleinste deeltje ervan zult kunnen begrijpen.
[17] Kijk, wat de Heer betreft zijn er nergens dwaalwegen; elke weg is de Heer bekend en elke weggaat als een levensband van Hem uit. Maar jij zult toch ook verschil maken tussen een rechte en een kromme weg?
[18] Dat de Heer zich ook op een kromme weg kan oriënteren, is buiten kijf, maar dat de mens op een kromme weg niet zo vlug zijn doel bereikt als op een rechte, dat zal toch ook buiten kijf zijn. Wanneer een weg veel zijwegen heeft die van het doel afleiden, en men niet zelden tengevolge van zo'n omweg de hele aarde verscheidene keren kan rondgaan voor men bij het juiste doel komt - zoiets is toch niet moeilijk te begrijpen -, dan is het toch ook duidelijk dat het de Heer niet onverschillig kan zijn of iemand zich langs zijwegen of via de kortste weg naar Hem toe begeeft.
[19] Je zegt weliswaar bij jezelf: dat is allemaal juist, maar desondanks zie je niet in hoe de biecht in dit voorbeeld past, omdat jij haar eveneens als een heel korte weg beschouwt. Ik zeg je: het valt inderdaad niet te betwisten dat deze functie niet zelden voor sommige mensen een korte weg is geweest, maar waarom? Omdat de Heer zo iemand, die zijn leven echt wilde beteren, tegemoet kwam en hem dan Zelf langs de rechte en kortste weg leidde. Dat is echter nog geen reden om over deze functie een woord van goedkeuring uit te spreken. Er zijn ook duizenden en nog eens duizenden heidenen die de Heer eveneens tegemoet komt en op Zijn eigen manier langs de rechte weg leidt. Dat is enkel en alleen erbarming van de Heer. Moet men daarom het heidendom goedpraten omdat de Heer zich over zulke heidenen ontfermt?
[20] Ik heb in de loop van mijn onderricht toch aangetoond, hoe de biecht moet zijn om door de Heer als billijk en zelfs aanbevelenswaardig te worden beschouwd. Ik heb de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester aangehaald, waarin de Heer aangeeft wat de enige juiste manier is om de bestaande katholieke biecht te rechtvaardigen. Handelt de biechtvader dus zoals de onrechtvaardige rentmeester en vervult hij zijn functie op deze enig ware en te rechtvaardigen manier, dan is de biecht ook evangelisch en dus een twijg aan de ware boom des levens. Is zij slechts een eigenmachtig priesterlijk gericht, dan is ze een van de boom des levens afgescheiden twijg die geen vrucht kan dragen.
[21] Dat de katholieke gemeenschap onder leiding van de roomse bisschop reeds al vele de Heer welgevallige vruchten heeft opgebracht en dat deze functie voor een mens vaak een goede verdeemoediging is, weten wij nog beter dan jij. Was dat niet het geval, dan kun je ervan verzekerd zijn dat de Heer zo'n echt misbruik wel weer in goede banen weet te sturen, zoals Hij dat ten tijde van de verschillende kerkelijke reformaties ook heeft gedaan, omdat juist deze functie in die tijd op een onzinnige manier was ontaard. Maar dit alles heeft voor dit rijk van de zuivere waarheid nog geen volledige rechtvaardiging tot gevolg.
[22] Wanneer de biechtvader zegt dat niet hij, maar alleen de Heer zonden kan vergeven en zichzelf daarbij slechts als een liefdadig werktuig beschouwt, dat degenen die in geestelijke nood verkeren zowel in de biecht als vanaf de preekstoel de juiste weg naar de Heer wijst, dan is hij een goede biechtvader, dat wil zeggen als zodanig is hij een liefdevolle, waarachtige mensenvriend die het geestelijk welzijn van zijn broeders boven alles ter harte gaat. Zegt hij echter: ik heb de macht om jou al dan niet de zonden kwijt te schelden en het hangt van mij af jou naar de hel of naar de hemel te laten gaan, dan matigt hij zich goddelijk gezag aan.
[23] Hij maakt daardoor God voor zijn broeder overbodig, verscheurt de band tussen God en mens en maakt van de mens ofwel een hopeloze verachter van al het goddelijke, of een verstokte booswicht die zich mettertijd nergens meer iets van aantrekt en er niet meer voor terugschrikt om zonder de minste gewetensbezwaren alle mogelijke gruweldaden te verrichten. Ook kan hij van de mens een huichelaar maken, of iemand die na de biecht zijn geweten in slaap sust en er geen zier beter van is geworden. Hij gelooft immers zijn oude zak met zonden in de biecht te hebben geleegd. Tenslotte maakt hij zichzelf nog wijs dat hij voor de volgende biecht toch wel weer wat moet zondigen, zodat hij weer wat te biechten heeft en de priester hem zoals gewoonlijk weer wat kwijt te schelden heeft.
[24] Als het nu, zoals gezegd, met deze functie zo gesteld is, zeg me eens, is ie dan te billijken? Je zegt `nee' bij jezelf, dus zeg ik ook tegen jou, dat jouw vraag ten eerste, gezien het ingenomen standpunt volkomen overbodig is geworden en ten tweede, dat ze daardoor ook al beantwoord is. Het hierna volgende zal voor jullie allen pas veel licht in deze zaak brengen.
«« 87 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.