Het vermogen om op verschillende plaatsen gelijktijdig te kunnen verschijnen. Uitleg

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 93 / 101 »»
[1] Nu gaan ook wij, opdat we eveneens op tijd ter plaatse zijn, want dit gezelschap heeft niet veel tijd nodig om bij de anderen in de tuin te komen; daarom moeten ook wij meteen daar zijn. Kijk, we zijn al waar we wezen moeten. De Heer weet wel dat wij ook getuige waren van alles wat er met de zielenslapers is gebeurd, maar verder weet niemand ervan. Jullie vragen nu: zij, die intussen in de tuin zijn achtergebleven zullen toch wel weten dat we afwezig waren?
[2] Kijk, in dit opzicht gaat het in het rijk der geesten wat anders toe dan op aarde. Op aarde is jullie zichtbare aanwezigheid ten nauwste verbonden met jullie individualiteit en jullie kunnen je op geen enkele andere manier aan iemand vertonen dan door persoonlijk bij hem aanwezig te zijn. Maar zoals gezegd, hier is dat een beetje anders. Er komen op aarde ook wel zeldzame gevallen voor die op deze verschijningsvorm lijken, maar slechts in heel beperkte mate.
[3] Personen die op twee, drie, vier, vijf, zes of nog meer plaatsen gelijktijdig kunnen verschijnen hebben iets soortgelijks, daar namelijk een en dezelfde persoon zoals hij ten voeten uit is, ofwel zichzelf nog eens ziet of door iemand anders op een heel andere plaats gezien wordt; soms zelfs ook tegelijkertijd op verschillende plaatsen zonder zich evenwel persoonlijk werkelijk op een van deze plaatsen te bevinden. Dit is dus een soortgelijk geval, dat echter maar zelden voorkomt. Een ander geval dat veel meer op de geestelijke verschijningsvorm hier lijkt dan de vorige, komt veel vaker voor, maar krijgt juist daardoor te weinig aandacht en wordt daarom ook te oppervlakkig beoordeeld en in wezen niet begrepen.
[4] Het volgende is namelijk het geval. Wanneer een mens zich ergens in zijn uiterlijke verschijningsvorm bevindt, dan kan het gebeuren dat zijn bekenden op honderd, ja duizend verschillende plaatsen tegelijkertijd aan hem denken. Geen van allen die aan hem denken, stelt zich hem anders voor dan hij naar vorm, gestalte en geaardheid werkelijk is. Vraag je nu eens af hoe al deze mensen dan zo aan hem kunnen denken en in hun geest reproduceren, terwijl hij in werkelijkheid toch slechts als één mens bestaat?
[5] De reden daarvan is dat eenieder in zijn geest niet slechts één beeld, maar talloos vele beelden van de ander in zich draagt, zoals het beeld van twee tegenover elkaar geplaatste spiegels zich eveneens talloos vele malen kan weerspiegelen, dat wil zeggen dat ze elkaar wat het zichtbare beeld betreft, talloos vele malen wederkerig kunnen opnemen. De twee eerste wederzijdse spiegelbeelden zullen de levendigste en tevens ook de grootste zijn. Alle daarop volgende zullen successievelijk kleiner en ook steeds minder levendig zijn.
[6] Wanneer jullie het voorgaande een beetje begrijpen, zal het voor jullie niet moeilijk zijn om ook de verschijningsvorm hier in het zuivere rijk der geesten te begrijpen, want wat men bij jullie gedachtevormen noemt, zijn hier als het ware volledig uiterlijk ontwikkelde verschijningsvormen. De eerste is de levendigste en minst vergankelijke. De later gevormde beelden of de zogenaamde bijgedachten, die jullie hoogstens als vluchtige herinneringen kennen, zijn niet meer van belang en verschijnen ook niet meer in een of andere vorm, behalve bij een individu dat een sterke wil heeft en deze beelden in zich draagt. Wij hebben echter eerst voor deze tuinbewoners gestaan en de allergewichtigste zaken met hen besproken. Daarom waren wij, en zijn het nog, de voornaamste gedachte of eerste reflectie in hen. Dat is de reden dat zij ons ook voortdurend bleven zien, zonder dat wij steeds als personen reëel bij hen aanwezig hoefden te zijn.
[7] De hoofdeigenschap van dit verschijnsel is echter, dat deze verschijningsvorm voor degene die hem vanuit zijn hoofdgedachten tevoorschijn heeft geroepen, aanspreekbaar en ook tot ieder gesprek in staat is. Jullie vragen hoe dat mogelijk is. Ook in dit geval zijn er op aarde verschijnselen, die op deze lijken. Zo kan iemand bijvoorbeeld een droom hebben waarin hij tegen een vriend het een en ander heeft gezegd, waarna deze vriend hem ook het een en ander heeft verteld. Komt hij naderhand in ontwaakte toestand bij zijn vriend, dan kent deze zeker geen syllabe van hetgeen zijn volkomen evenbeeld in de droom van zijn vriend heeft gesproken. En toch waren de woorden van de dromer en die van de in de droom verschenen vriend zodanig dat de dromer niet eerder wist wat zijn in zijn droom verschenen vriend zou gaan zeggen, totdat deze zijn mond echt opendeed. Dat is dus een overeenkomstig verschijnsel.
[8] Een tweede soortgelijk verschijnsel is dat van het op twee of meer plaatsen tegelijk verschijnen, waarbij eveneens niet zelden de verschijningen van de eerste, oorspronkelijke verschijning, gesprekken voeren met degenen aan wie ze verschijnen. Hierbij komt de overeenkomst met deze zuiver geestelijke verschijning al wat duidelijker tot uiting, want in deze sfeer weet het oorspronkelijke individu niet zelden, zij het ook vaag, wat het ergens in zijn enkel geestelijk nagevormde verschijning heeft gezegd. Jullie zeggen nu wel: deze verschijningsvorm is niet afhankelijk van de hoofdgedachte van degene die hem te zien krijgt. Dat is inderdaad zo; daarom zijn deze verschijningen ook slechts als gelijksoortige, maar niet als volkomen identieke aangehaald. Ze hebben eigenlijk wel een en dezelfde oorsprong, maar de verschijningsvorm moet zich daar natuurlijk veel meer versluierd manifesteren dan hier, waar alles open en helder, zuiver geestelijk voor ons staat.
[9] Om het nog gemakkelijker te begrijpen moeten jullie goed onthouden dat de van het hoofdindividu afgescheiden verschijningen op tweeërlei manieren tot stand kunnen komen. Ten eerste op de reeds boven meegedeelde manier, ten tweede echter ook door de vastberaden wil van degene die behalve als hoofdindividu nog ergens anders zichtbaar wil optreden. Bij deze tweede manier wordt, als men er dieper over nadenkt, ook het twee- of meervoudig optreden begrijpelijker. Toch kan zoiets op aarde nooit echt duidelijk tot uitdrukking komen, omdat het geestelijke zelfs in de meest gunstige omstandigheden toch onveranderlijk met de materie in conflict is.
[10] Zo zou er nog een derde gelijksoortige, sprekende verschijningsvorm bestaan bij de zogenaamde monoloogsprekers, die een of ander individu gefixeerd voor zich plaatsen en dan, zoals jullie plegen te zeggen, con amore woorden met hem wisselen. Dit geval past hier nog het beste bij, met als enige verschil dat hierbij ten eerste de gefixeerde persoon bij de monoloogspreker niet in haar werkelijke verschijningsvorm optreedt en dat ten tweede deze gefixeerde persoon in wezen toch alleen maar zegt, wat de alleenspreker hem in zekere zin, zoals jullie plegen te zeggen, in de mond legt.
[11] Hier is echter het spreken van de verschijningsvorm volkomen identiek aan dat van het hoofdindividu. Dat komt omdat de verschijningsvorm geen fantasie is maar de opgeroepen levendige, geestelijke afspiegeling van het hoofdindividu.
[12] In diepste wezen is ze eigenlijk een uiting van broeder- of naastenliefde, die enkel op de Heer gebaseerd is. Nu staat echter, ten gevolge van deze liefde van de Heer die iedere geest in zich draagt, elke geest en dus ook alles wat in die geest aanwezig is, in voortdurend contact met de Heer Zelf. Wanneer wij nu voor een andere geest, zoals in dit geval, niet werkelijk, maar slechts schijnbaar sprekend optreden, dan is dit optreden levendig in de Heer geconsigneerd. Zodra ik iets denk, gaat dat denken via de Heer over in de afdruk van mijn tweede of eventueel honderdste ik, en deze tweede afdruk van mijn ik handelt en spreekt dan precies zo, alsof ik zelf werkelijk handelend en sprekend aanwezig zou zijn. Wij kunnen dientengevolge als hoofdindividualiteiten ook alles tot op de laatste druppel weten, wat onze verschenen evenbeelden gedaan en gesproken hebben.
[13] Zoiets lijkt jullie weliswaar wat al te wonderbaarlijk, maar in het volmaakte rijk des levens, waar op velerlei manieren een beroep wordt gedaan op de volledige inzet van iedere geest, is het ook werkelijk zo. Bij jullie zeggen mensen die zorgelijk bezig zijn toch ook vaak: kon ik maar overal tegelijk zijn; kon ik me maar in tweeën of in vieren delen! Dit gezegde, deze wens en deze vaak heel sterke gedachte zijn er een overduidelijk bewijs van, dat het in het rijk van de geest mogelijk moet zijn om zichzelf op bovengenoemde wijze doeltreffend te verveelvoudigen zonder dat daardoor de eenheid van de hoofdindividualiteit ook maar de geringste deling ondergaat.
[14] Want wat er in de geest maar kan worden gedacht, is in het rijk der geesten ook volkomen reëel uitgebeeld voorhanden, alleen met dit verschil: bij onvolmaakte geesten onvolledig, bij volmaakte echter volkomen als evenbeeld van liet allervolmaaktste in de Heer. Ik denk dat het niet nodig zal zijn om aan dit geval nog meer woorden te besteden. Een goed verstaander weet wat hiermee gezegd is, maar voor een slecht verstaander zou duizendmaal zoveel nog niet genoeg zijn. - Nu komt ons gezelschap ook al uit het klooster; laten we ons er daarom op voorbereiden om hen te ontvangen!
«« 93 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.