'Wees listig als de slangen en zachtmoedig als de duiven'

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 94 / 101 »»
[1] Kijk, zojuist komt ook de eerdere spreker weer naar mij toe en vraagt me, omdat hij een vreemde man naast de prior heeft gezien, wie deze man is en wat hij hier doet. Jullie zullen in eerste instantie deze vraag niet zo erg belangrijk vinden, maar wanneer jullie bedenken waar het hier om gaat, namelijk om de waarheid, dan krijgt de vraag voor jullie zeker meer gewicht dan aanvankelijk het geval was. Moet men nu de vraagsteller de waarheid recht in het gezicht zeggen? Moet men hem met een uitvlucht antwoorden? Moet men hem helemaal geen of slechts een half antwoord geven? Of moet men hem op een bankje laten wachten totdat het antwoord op de vraag zich vanzelf aandient? Kijk, dat zijn louter achtenswaardige punten die rond de vraag van deze monnik spelen.
[2] We zullen zien hoe de vraagsteller zich laat afschepen, en daarom zeg ik tegen hem: luister beste vriend en broeder, het is hier niet de plaats om jou te vertellen of je met jouw vraag te vroeg of te laat voor de dag bent gekomen. Het is terecht dat je die vraag stelt maar het zou volgens de goddelijke ordening onterecht zijn, als ik jou daarop antwoord zou geven voordat je innerlijk in staat zult zijn zo'n antwoord te verdragen.
[3] Want zie je, bepaalde antwoorden zijn hier in het rijk der geesten zo geaard, dat ze de vraagsteller het geestelijke leven zouden kosten wanneer ze hem voortijdig zouden bereiken. Daarom kan ik je deze keer op jouw vraag niets anders zeggen dan: wees geduldig in deemoed en liefde voor de Heer, dan zul je te zijner tijd de juiste opheldering over deze vreemdeling ontvangen. Maar nu verder niets meer hierover, want zoals je ziet, is het hele gezelschap onder leiding van de vreemdeling en de prior al vlak bij ons, ja, het is eigenlijk reeds hier.
[4] De monnik merkt op: ja, lieve hoge vriend en broeder, voor jou is jouw antwoord helder en verstandig, maar daarentegen moet ik me wel met mijn eigen duisternis tevreden stellen. Desondanks heb je me tegen mijn ver wachting in veel gezegd, want omdat ik bij de beoordeling van menige zaak, zoals ik eens, al was het enigszins bedekt, tegen je heb gezegd, tamelijk scherp van geest was, heb ik ontdekt dat er met die vreemdeling iets heel bijzonders aan de hand moet zijn. Zou dat niet het geval zijn, dan zou ik werkelijk geen reden hebben om jou dingen te vragen waarop jij mij een uitwijkend antwoord zou moeten geven. Zou deze vreemdeling evenals jij slechts een bode uit de hemel zijn, dan zou de kennismaking met hem zeker evenmin levensgevaarlijk zijn als die met jou. Hij moet dus zeker heel wat meer zijn en hoger staan dan jij, als jij zo'n getuigenis over hem geeft.
[5] Bovendien voel ik bij het naderen van deze vreemdeling een zeldzame, nog nooit eerder ondervonden aantrekkingskracht, die mij een vaag vermoeden geeft dat deze vreemdeling heel dicht bij de Heer staat en dat misschien niemand de Heer zo nabij is als hij! Heb ik gelijk of niet?
[6] Ik zeg tot hem: lieve vriend en broeder, ik kan je nu niets anders zeggen dan: wees deemoedig en houd je uitsluitend aan de liefde van de Heer, dan zul je niet verloren gaan. Wees niet voorbarig, want alle goede zaken hebben tijd nodig. Wie te vroeg de vruchten van de boom des levens en nog eerder die van de boom der kennis plukt, schaadt zichzelf tweevoudig. Ten eerste krijgt hij een onrijpe vrucht waarmee hij zich niet kan verzadigen maar slechts zijn gezondheid zal benadelen. Ten tweede bederft hij daardoor ook de boom, omdat hij deze door hem te vroeg van zijn vruchten te beroven, zolang de gelegenheid ontneemt zijn zegenrijke voorraad sappen in de vruchten te leggen, totdat deze weer tot een volgende bevruchting in staat zal zijn. Dit moet je toch inzien, want je was bij mijn weten op aarde toch een goede boomkweker.
[7] De monnik zegt: ja, dat zie ik nu heel goed in, daarom zal ik me nu zo stil houden als een muis die de kat geroken heeft.
[8] Welnu, onze monnik is tot rust gekomen en dat is goed. Jullie zouden misschien denken dat deze monnik de enige slimmerik in dit gezelschap is, maar er zijn er nog meer. Dit is echter ook nog een overblijfsel van de wereldse gezindheid, die zulke rooms-katholieke priesters en heel wat kloosterorden in het bijzonder, niet zelden eigen is. Deze wereldse gezindheid moet er ook nog uit, want hier kan men dit allemaal niet gebruiken; de liefde moet helemaal zuiver zijn. Een liefde waaraan nog een zekere graad van slimheid kleeft, is niet zuiver. Dat kunnen jullie op aarde al zien.
[9] Stel je eens voor dat een overigens beschaafd en welgemanierd meisje bemind wordt door een zeer achtenswaardige jongeman, waarnaar ook haar belangstelling uitgaat. Om echter helemaal zeker te zijn van zijn liefde, bedenkt zij heimelijk allerlei slimme trucjes om erachter te komen hoe liet er werkelijk met de liefde van haar beminde voor staat. Wanneer jullie dit voorbeeld oppervlakkig bekijken, zullen jullie zeggen: dat meisje handelt redelijk, want haar handelwijze is toch het beste bewijs dat ze erg veel van haar jongeman houdt en dat haar dus veel aan zijn liefde gelegen is.
[10] Goed, zeg ik, we zullen deze liefde wat nader op de proef stellen en eens zien of ze daar werkelijk tegen bestand is. Laten we aannemen dat de jongeman weet krijgt van de sluwheid van zijn uitverkorene en bij zichzelf denkt: hoe is het eigenlijk met jouw liefde gesteld, dat jij mij laat bespioneren? Zoiets heb ik nog nooit gedaan, want ik vertrouwde volkomen op jouw hart. Om welke reden moet jij mij dan voor minder trouw aanzien dan ik jou? Wacht maar, ik zal jouw liefde eens testen en doen alsof ik nog een relatie met een ander heb. Dan zal het wel gauw duidelijk worden hoe het met jouw liefde gesteld is. Als jij van mij houdt, zoals ik van jou, dan zul je je aan mij niet storen, maar houd je niet zo zuiver van mij als ik van jou, dan zul je mij de rug toekeren en zal jouw hart in plaats van met liefde met woede voor mij vervuld zijn.
[11] Welnu, deze man doet dat en het is te voorzien dat de sluwe geliefde zoiets weldra te weten komt. Maar wat is nu het gevolg? Laten we haar maar eens beluisteren, want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. Haar woorden zouden wel als volgt kunnen luiden: zie je nu wel? 0, ik heb een goede neus; het is zoals ik gedacht had. Deze bedrieger van mijn hart, deze eerloze man, hield me voor een domme gans en meende dat hij met zo'n armzalig wezen weinig te stellen zou hebben. Maar het arme wezen is niet zo dom als die bedrieger, die eerloze man, denkt! Integendeel, ze is tienmaal slimmer en heeft op deze manier de schandelijke aard van de man, die voor verstandig en eerlijk wil doorgaan, aan het licht gebracht. Kom nu maar eens hier jij, ontrouwe, eerloze man, dan zal ik jou een wederliefde tonen, die je nog lang zal heugen.
[12] Kijk, waar was de sluwheid van dat meisje nu goed voor? Ik zeg je: nergens voor; wel heeft ze veel van de achting die ze eerder van haar aanbidder genoot, verloren. Wat zal er gebeuren als de jongeman weer naar haar toekomt? Luister zelf. Hij komt naar haar toe en de ontvangst door haar zal ook dadelijk volgen. Hij komt haar zojuist met de meest oprechte liefde tegemoet; maar hoe komt zij hem tegemoet? Zie die grote kilte en daarbij die hevig brandende jaloezie. Hij is buitengewoon verbaasd over haar gedrag en zegt tegen haar: hoor eens, jouw gedrag bevreemdt mij ten zeerste; wat is daarvan de reden? Zij zegt: een eerzame jongedame is een zich onbetamelijk gedragende jongeman geen antwoord schuldig en kan hem niets anders zeggen dan dat het infaam van hem is, dat hij als valse hartenveroveraar en bedrieger van zijn geliefde het nog waagt zich daarheen te begeven, waar voor hem geen plaats meer is; naar de plaats, die hij ten gevolge van zijn trouweloze gedrag geheel onwaardig is te naderen.
[13] Hij zegt: wat hoor ik nu? Was het zó met jouw liefde voor mij gesteld? Was het wantrouwen in plaats van liefde? Werkelijk, zou jij mij ooit oprecht hebben liefgehad zoals ik jou liefhad, dan had je mij vertrouwd zoals ik jou heb vertrouwd; dan had je mij niet laten bespioneren, want dat heb ik bij jou ook niet gedaan. Ik heb dat echter ontdekt en heb daarom jouw liefde voor mij op de proef gesteld. En kijk, jouw liefde heeft de proef niet doorstaan. Jij hebt nooit van mij gehouden maar wilde slechts zelfzuchtig door mij bemind worden. Je wilde alleen jouw eigen beeld in mij vereren, terwijl mijn beeld in jou een voorwerp van je minachting was. Kijk, van zo'n liefde ben ik werkelijk in het geheel niet gediend! Ik zal je nu echter wat bedenktijd geven; onderzoek je hart of je mij kunt liefhebben zoals ik jou liefhad en nog liefheb. Kun je dat, dan zal ik je niet uit mijn hart bannen, maar je bij me houden zoals voorheen. Maar kun je dat niet, dan heb je me na afloop van de bedenktijd ook voor de laatste keer gezien.
[14] Wat zal onze jongedame na deze veelbetekenende woorden doen? Er liggen twee wegen open. Is haar beledigde hoogmoed door de wijsheid van de man overwonnen en ziet de jonge dame haar schuld in, dan zal de zaak goed aflopen. Maar groeit de beledigde hoogmoed, dan zal de zaak zeker een fatale wending nemen, hetgeen bij soortgelijke kwesties meestal het geval is. Omdat het juist van niet veel liefde vervulde vrouwelijke hart zich nu door de wijsheid van de man overwonnen voelt, begint het gewoonlijk zijn eigen waarde steeds hoger aan te slaan en in plaats van verzoening te willen, zint het op wraak. Ik denk dat dit voorbeeld jullie er voldoende van zal overtuigen dat een zekere sluwheid absoluut geen deel van ware, zuivere liefde kan uitmaken.
[15] Jullie vragen nu weliswaar, hoe moet men dan de uitspraak van de Heer begrijpen toen Hij tegen Zijn apostelen en leerlingen, aan wie Hij het enige gebod van de liefde gaf, er nochtans bij zei: `Wees slim en listig als de slangen en zachtmoedig als de duiven'?
[16] O mijn lieve vrienden en broeders, deze slimheid en listigheid is een geheel andere en betekent dat de mens zich door geen enkele verzoeking moet laten verblinden, alsof hem daardoor de liefde en genade van de Heer zou hebben verlaten, maar hij moet zich vanuit zijn eigen diepe innerlijke overtuiging niets van deze verzoekingen aantrekken en oprecht bij zichzelf zeggen: o Heer, laat nu over mij komen wat Uw heilige wil maar goedvindt en al komt mij dit allemaal nog zo vreemd en tegenstrijdig voor, ik weet toch dat U mijn boven alles liefdevolste en allerbeste Vader bent. Ik wil U des te meer liefhebben naarmate U zich voor mij verbergt, want ik weet dat U altijd des te dichter bij me bent naarmate U verder van mij verwijderd lijkt te zijn. Daarom wil ik U ook steeds meer uit al mijn levenskrachten liefhebben.
[17] Kijk, in dit voorbeeld is de besproken slimheid en zachtmoedigheid van de liefde samengevat, maar daaraan ontbreekt het onze slimme en scherpzinnige monnik nog ten zeerste en er moet bij het vervolgen van onze onderhandeling nog extra aandacht aan worden besteed.
«« 94 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.