De Heer op de wonderbare wegen van Zijn liefde

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

1 / 127 »»
[1] Kijk, daar voor ons ligt alweer dat welbekende heuvelland met zijn kleine, schattige huisjes. Maar deze keer verschijnt het in een nog helderder licht dan de vorige keren. De reden daarvan is, dat de liefde van deze drie voor de Heer bijzonder machtig en sterk is.
[2] Kijk, hoe de Heer in Zijn grote eenvoud zelf deze drie al de wonderlijke heerlijkheden van de voornaamste middaghemel uitlegt en hun laat zien, wie al die zalige bewoners van deze streek zijn en waar ze vandaan komen. Op aarde zou zo'n verklaring zeker een heel ketterse indruk op onze prior hebben gemaakt daar deze bijzonder mooie en eindeloos ver uitgestrekte hemelse landstreek bijna alleen door protestanten wordt bewoond. Nu staat voor hem echter alles in een heel ander licht en bij alles wat de Heer zegt kan hij Zijn oneindige goedheid, liefde en ontferming niet genoeg loven en prijzen.
[3] Wij zijn bij deze gelegenheid ook weer bij onze welbekende rivier aangekomen en de Heer houdt daar even halt en zegt tegen de prior en dus ook tegen diens vrouw en tegen de lekenbroeder: kijk, hier ligt de grens tussen morgen en middag. Hier aan Mijn zijde kun je beide landstreken zien liggen, maar zij die hier wonen, kunnen dat nog niet. Ze kunnen alleen de door hen bewoonde streek zien maar wel in grote helderheid. De omgeving van de morgen echter kunnen zij slechts aanschouwen als een roodachtige schijn, die vanaf een veraf gelegen, heel hoog gebergte op hen neerstraalt. Omdat jij nu beide streken ziet, zeg Me dan eens in welke streek denk je nu dat Ik hier woon?
[4] De prior kijkt een beetje rond en ziet aan de linkeroever van de rivier een grote stad liggen. Hij zegt: o liefdevolste Vader, daar aan de rivier, die zeker vol levend water is, zal wel Uw hemelse Jeruzalem liggen waarover geschreven staat dat zij de stad van de levende God is. Daarom zit ik er wellicht niet te ver naast als ik zeg dat U in deze heilige stad woont, want zoiets onzegbaar verhevens als deze heilige stad hier, kan een geschapen engelengeest zich toch in alle eeuwigheid niet voorstellen.
[5] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, vriend en broeder, je hebt niet zo verkeerd geraden, want in dergelijke steden, wier aantal langs deze eindeloos lange rivier oneindig is, pleeg Ik Mij bij bepaalde gelegenheden niet zelden op te houden. Maar echt helemaal thuis ben Ik daar geenszins, behalve dan in de zon die je ziet, door welke Ik wel in alle hemelen op dezelfde wijze thuis ben. Daarom mag je verder raden.
[6] De prior zegt: dan zult U, o Heer en liefdevolste Vader, misschien wel in een van die grote wonderpaleizen thuis zijn en wel zichtbaar zoals nu, want U hebt immers zelf gesproken over een groot huis in de hemelen waarin vele woningen zouden zijn. Omdat er in zo'n groot paleis, dat nauwelijks te overzien is, toch zeker heel veel woningen zullen zijn, bent U dan misschien thuis in het allergrootste van die eindeloos vele?
[7] De Heer zegt: Ik zeg je, Mijn lieve zoon, broeder en vriend, ook nu zit je er niet al te ver naast want waarlijk, evenals in de steden pleeg Ik ook bij belangrijke gelegenheden in deze grote woonhuizen persoonlijk, wezenlijk te verschijnen. Maar qua tijdsduur en uitzonderlijkheid ben Ik ook in deze grote woonhuizen niet anders aanwezig dan in de steden; daarom mag je er nog eens over nadenken.
[8] De prior zegt: o heilige, liefdevolste Vader, nu gaat me een licht op! Aangezien U op aarde vooral zo liefdevol en vertrouwelijk naar de kleinen en onbelangrijken bent gegaan, zult U misschien ook hier dáár Uw woning hebben waar op gindse heuvels die kleine, schattige huisjes ons zo gastvrij toelachen. Omdat deze huisjes echter allemaal volkomen op elkaar lijken, is het voor mij moeilijk om uit de vele precies het juiste aan te wijzen en het eerste het beste nemen lijkt me tegenover U, o Heer, wat onachtzaam en onwaardig.
[9] De Heer zegt: Mijn zoon, broeder en vriend, hier is het raak met jouw 'misschien' want kijk, hier kun je kiezen welke je maar wilt, het is altijd het goede. Weet je trouwens dat je Mij op aarde misschien eens hebt gedragen? Kun je Mij nu ook zeggen hoe, wanneer en waar?
[10] De prior zegt: o Heer, ik kan mij dit 'misschien' herinneren en wacht nu met groot en zalig verlangen naar de onthulling ervan. Wat betreft het dragen door mij van Uw allerheiligste wezen op aarde, daaronder kan zeker niets anders worden verstaan dan dat ik U in de vorm van brood en wijn in mijn handen droeg. Het lijkt me dat de drie aanduidingen hoe, wanneer en waar, duidelijk zichtbaar zijn. Anders zou ik over dat dragen van U echt niets waardevols naar voren weten te brengen.
[11] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, broeder en vriend, kijk naar de stad en naar de rivier: die verbeelden brood en wijn; zoals Ik in de stad thuis ben in wat Mij oerwezenlijk kenmerkt, zo ben Ik ook in jouw brood en wijn. Kijk, daarom is er nog een probleempje met dat dragen en heb je de betekenis van de vraag niet begrepen, want op deze manier heb je Mij niet gedragen en daarom moet je het hoe, wanneer en waar ergens anders zoeken.
[12] De prior zegt: o Heer, liefdevolste, heilige Vader, als ik me daarin vergist heb, weet ik werkelijk niets anders te bedenken dan dat U in Uw heilige geest, wanneer ik in Uw naam tot het volk preekte en Uw woord verkondigd heb, in mijn mond en op mijn tong aanwezig was; want volgens het getuigenis van Johannes is Uw woord toch zeker Uw allerzuiverste woning!
[13] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, broeder en vriend, kijk eens naar die prachtige paleizen. Ze zijn vol helderheid, vol licht en vol leven uit Mij. Maar zoals Ik oerwezenlijk eigenlijk ook in deze paleizen thuis ben, ook zo heb jij Mij gedragen in je mond en op je tong. Jij hebt echter gezien dat Ik daar niet echt wezenlijk thuis ben; daarom is er ook in dit geval wat jouw dragen betreft een probleem. Daaruit blijkt dat je Mij noch op band, noch op arm' hebt gedragen; niet als vriend en opvolger van Mijn eerste leerlingen, noch als broeder, als getuige en verkondiger van Mijn woord. Daarom mag je je ook hier over het hoe, wanneer en waar nog eens duidelijk uitspreken.
[14] De prior zegt: o Heer, liefdevolle heilige Vader, ik heb een voorgevoel van iets groters maar durf het nauwelijks uit te spreken. Was het misschien toen ik U als knaapje in mijn hart nog zo innig liefhad dat ik uit liefde vaak in tranen wegsmolt of misschien wel in mijn ambt, als ik eveneens heimelijk zo'n sterke liefde voor U voelde dat ik niet zelden van louter verrukking als het ware ziek werd, of was het misschien in die momenten waarin ik bij het zien van mijn arme broeders tot tranen toe werd bewogen en waarbij ik hen met Uw genade ook zoveel mogelijk de helpende hand bood? Heb ik U in zo'n situatie misschien eens gedragen? Maar dan zou ik toch nog niet weten welke keer het was, dat U o Heilige Vader, zich zo diep hebt vernederd dat U zich door mij zou hebben laten dragen.
[15] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, broeder en vriend, kijk eens naar die kleine huisjes in de morgen: zoals het daar is, zo is het ook hier; welk je ook neemt, je hebt het juiste te pakken; en kijk, hier zijn het hoe, wanneer en waar één geworden. Hoe droeg je Mij? Kijk, altijd in jouw liefde voor Mij! Wanneer droeg je Mij? Altijd in jouw liefde voor Mij! Waar droeg je Mij? Altijd in jouw liefde voor Mij! Je hebt Mij dus altijd in je hart gedragen.
[16] Maar wie Mij in zijn hart draagt, die draagt Mij ook op band en arm. Maar zoals er in een band en in een arm geen kracht ligt om te dragen als deze niet vooraf uit het hart komt, zo kan ook niemand Mij dragen op band en arm wanneer hij Mij niet vooraf draagt in zijn hart. Zo is dan het 'misschien' voor jou ontsluierd, want het was voor jou onzeker hoe, wanneer en waar je Mij droeg.
[17] Maar nu zijn hoe, wanneer en waar tot één versmolten en uit de vriend en broeder is een zoon opgegroeid. Daarom zeg Ik tegen jou dan ook niet meer: Mijn vriend, broeder en zoon, maar enkel: Mijn geliefde en liefdevolle zoon, volg Mij nu verder naar die woningen op de berg, daar zullen wij onder één dak samen wonen en werken voor eeuwig! Amen!
1 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.