Het hele universum en de hemel zijn in jullie!

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 11 / 127 »»
[1] Johannes zegt: zijn jullie hier in staat om je iets in gedachten voor te stellen? Jullie bevestigen dat. Denk dan aan een willekeurig voorwerp. Zoek niet lang, maar neem het eerste het beste. Wanneer jullie iets in gedachten hebben, houd het dan vast en laat het niet meer los.
[2] Jullie hebben iets in gedachten genomen; wat is het? Jullie zeggen: het is één enkele ster die we in gedachten hebben genomen. Goed, zeg ik jullie, stel je de ster echt levendig voor, laat haar niet meer los en zeg me dan hoe jullie ster eruitziet.
[3] Jullie zeggen: hoe steviger we haar vasthouden, des te groter en stralender lijkt ze ons. Weer goed, zeg ik jullie; houd haar nog steviger vast en fixeer haar nog sterker met de blik van jullie innerlijk gezichtsvermogen. Wat zien jullie nu?
[4] Jullie zeggen: lieve vriend en broeder, het komt ons voor alsof de ster begint uit te dijen als een bloesemknop in de lente, haar licht wordt nog sterker en feller en het lijkt alsof haar oppervlakte toeneemt en al meetbaar is.
[5] Weer goed, zeg ik jullie; maar verdiep je nu nog inniger, maak je blikveld groot en vast en laat, door het sterk te willen, de ster zich verder in je ontwikkelen. Zeg me dan, hoe de ster er na deze beschouwing uitziet.
[6] Jullie zeggen: lieve vriend en broeder, de ster heeft al de grootte van een maan en haar licht verblindt al bijna het gezichtsvermogen van onze geest.
[7] Weer goed, zeg ik jullie. Zo is het, want ik zie de stralenglans van jullie ster reeds in jullie ogen. Maar verder zeg ik jullie nu: laat de ster niet los maar beschouw haar steeds inniger en vastbeslotener en maak jullie wil steeds sterker, dan zal de ster zich spoedig richten naar de macht van jullie willen en schouwen. Wat zien jullie nu?
[8] Ik zie al hoe verbaasd jullie zijn, want jullie zien jullie ster reeds zo uitgedijd en vergroot voor je, dat jullie zonder veel moeite grote, verheven details van haar onderscheiden. Nu bemerken jullie zelfs al beweging op het oppervlak van deze groot geworden ster. Jullie zouden wel graag nu al willen weten wat dit voor bewegingen zijn en wat zich daar beweegt, maar ik zeg jullie niets, want nu moeten jullie zelf alles ontdekken.
[9] Fixeer jullie ster nu nog vaster en sterker en dwing jullie willen, en dan zal het spoedig duidelijk worden wat dit bewegen is en wat er beweegt. Wat voor gedachten hebben jullie dan bij het zien van deze bewegingen?
[10] Jullie zeggen: we denken daarbij aan wolken en aan een golvende zee.
[11] Ik zeg jullie: houd nu ook deze gedachte gericht op de ster, die jullie niet meer kunnen verliezen, en zeg me dan wat jullie zien.
[12] Jullie zeggen nu: lieve vriend en broeder in de Heer, we zien nu werkelijk hoe boven de al heel dichtbij gelegen stukken land wolken heen en weer trekken en tussen die grote landvlakten ontdekken we nog grotere vlakten van golvende zeeën. We zien ook al grote oneffenheden op de uitgestrekte landerijen en we zien stralende eilanden midden in de grote zeeën; maar verder kunnen we nog niets onderscheiden.
[13] Goed, zeg ik jullie; haal nu de grote landerijen en de grote zeeoppervlakten van jullie ster dichterbij, dan zullen jullie daarop al spoedig meer kunnen zien. Ik merk reeds aan jullie ogen dat jullie mijn raad opvolgen. Wel, wat zien jullie nu?
[14] Jullie zeggen: kijk eens, het land is al heel dichtbij gekomen. We ontdekken nu reeds uitgestrekte bossen, ook een heleboel verspreid liggende huizen die een heel bijzondere vorm hebben en ook zien we grote rivieren. En kijk, nu kunnen we ook al kleinere beken onderscheiden en aan de oevers van de grote zee ontdekken we hier en daar ook zoiets als steden. Op de watervlakten kunnen we ook iets zien bewegen; het is alsof er allerlei schepen op varen.
[15] Goed, waar denken jullie dat dit allemaal vandaan komt? Jullie zeggen: lieve vriend en broeder, we weten het niet. Ik vraag jullie echter: waar kwam dan de ster vandaan? Jullie zeggen: we dachten aan een ster en hielden deze daarna vast in onze gedachten.
[16] Wel, als de ster uit jullie zelf kwam, waar zou dan haar ontwikkeling dan anders vandaan kunnen komen dan van jullie? Want toen de ster doordat jullie hem vasthielden alsmaar groter werd, ontwikkelde zij door haar grootte in jullie de met begeerte vervulde gedachte om op jullie ster een wereld gewaar te worden. Onwillekeurig hielden jullie met deze gedachte de ster zelf vast en zo werden jullie daardoor schepper van alles wat jullie nu op de uitgestrekte oppervlakte van deze ster zien.
[17] Jullie weten echter dat zonder kracht en tegenkracht eeuwig nooit aan een uitwerking gedacht kan worden. Daarom vraag ik jullie: waarom konden jullie dan eerst aan een ster denken? Jullie kijken me met grote ogen aan, maar ik zeg jullie: omdat niet één ster maar zelfs heel veel sterren in allerkleinste afbeelding van oorsprong in jullie geest aanwezig zijn. Uit deze vele sterren hebben jullie er één gekozen en die hebben jullie je van steeds dichterbij aanschouwelijk voorgesteld.
[18] Hoe was de vergroting van deze kleinste afbeelding in jullie geest dan mogelijk? Daarbij komt het op de kracht en de tegenkracht aan. De kracht ligt in jullie; de tegenkracht is geschapen en voor eeuwig vastgelegd door God. Wanneer jullie de kracht in jezelf oproepen, wat is er dan natuurlijker dan dat deze op het moment van het oproepen met de overeenstemmende tegenkracht uit God, door jullie willen steeds meer botsen moet? Want de kracht ligt in jullie; de tegenkracht ligt buiten jullie en alles wat jullie dus in jezelf oproepen moet dan in God zijn eeuwig voorbereidend gevormde tegenpool vinden. Als tegenpool is de ster in haar ordening, vorm en gestalte geschapen door God; de volkomen op haar lijkende afbeelding is echter als afgeleide kracht ook in jullie gelegd, omdat jullie geest zelf een afspiegeling van God is.
[19] Weten jullie eigenlijk wel op welke wijze alle dingen gezien worden? Jullie zeggen: door het licht. Goed, zeg ik jullie, het licht valt ook aards gezien voor het grootste deel naar buiten in de oneindige grote vrije ruimte. Maar wat zien jullie op een zonnige dag in de helder verlichte blauwe atmosfeer? Jullie zeggen: daar zien we niets anders dan de blauwe kleur van de lucht. Dan vraag ik jullie: waarom zien jullie daar niets? Jullie zeggen: omdat daar geen 'Gegenstand' is. Maar wat verstaan jullie onder 'Gegenstand'? Waarom zeggen jullie niet liever 'Vorstand' dan 'Gegenstand'? Jullie weten niet wat jullie daarop moeten zeggen, maar ik zeg jullie: wanneer jullie een ding naar zijn vorm bekijken, dan is dat ding kennelijk iets dat tegenover jullie staat, dus een 'Gegen-stand', maar wanneer er iets tussen dat ding en jullie zou worden geplaatst, bijvoorbeeld een muur, een sluier, een wolk, dan zouden jullie toch zeker zeggen: dit staat vóór de 'Gegenstand' die we zouden willen bekijken en dit is dus duidelijk een 'Vorstand' of een belemmerende 'Vorgegenstand'. Wanneer jullie echter ten gevolge van zo'n 'Vorstand' de eigenlijke 'Gegenstand' niet kunnen zien, wat is dan de reden daarvan? Kijk, niets anders dan dat de door de 'Gegenstand' teruggeworpen stralen jullie niet kunnen bereiken en zij de reeds in jullie aanwezige voorafbeelding daardoor niet levendig kunnen oproepen.
[20] Weet wel: wanneer jullie de zon niet in je zouden hebben, dan zouden jullie er niet één kunnen zien al zouden er ook miljoenen aan de hemel schijnen! En zouden jullie de aarde met alles wat zich in en op haar bevindt, vanaf het atoom tot aan de grootste algemene vormen niet volmaakt in jullie hebben, dan zouden jullie niet één voorwerp kunnen zien, in gedachten voorstellen of in woorden uitdrukken.
[21] En zouden jullie het hele universum niet in je hebben, dan zou voor jullie ogen de ganse hemel zonder sterren zijn. En zouden jullie het geestelijke rijk der hemelen en het eeuwige leven vanuit de Heer niet in je hebben, waarlijk, dan zouden jullie er niet over kunnen nadenken noch erover spreken. Zoals dit echter allemaal met elkaar in verband staat, zo is het ook met de kracht en de tegenkracht.
[22] Op de natuurlijke wereld roept de van buitenaf in jullie vallende straal het in jullie rustende evenbeeld op en jullie zien dan door de werking van de tegenkracht en de kracht in jullie het aldus te aanschouwen voorwerp.
[23] Hoe gebeurt zoiets dan in de geest? Hoe is het gesteld met het echte geestelijke zien? Precies omgekeerd. Jullie stellen je een afbeelding voor. Deze vindt, zodra jullie haar sterk opgeroepen hebben, haar tegenpool. Hoe meer jullie het in je opgeroepen voorwerp vasthouden, des te meer trekt het de hem eeuwig gestelde tegenpool aan, ontwikkelt deze steeds meer en maakt hem juist zo steeds beter zichtbaar.
[24] Wanneer jullie het, zoals met de voor jullie liggende ster met het innerlijk schouwen zo ver hebben gebracht, dat hij zich al ver ontwikkeld en onthuld aan jullie toont, dan moeten jullie niet denken dat dit het werk van een lege fantasie zou zijn. O nee! Dat is het niet in het minst; het is de volle werkelijkheid. Alleen is haar grondslag nog onbekend; waar ze vandaan komt en waar ze rust. Kan men dat dan niet te weten komen? O ja zeker; want waar de werkelijkheid rust, daar rust ook haar naam, haar ordening, haar arbeidsveld en haar standplaats.
[25] Maar in het Woord van de Heer staat: 'Aan de vruchten zullen jullie de boom herkennen'. Wanneer we dat weten, zal het niet moeilijk zijn om erachter te komen wat nu de werkelijkheid is van hetgeen zich reeds zo nabij voor jullie ogen heeft ontwikkeld. Probeer daarom jullie geest in verhoogde activiteit te brengen. Beschouw de voor jullie liggende wereld nauwkeuriger, haal hem steeds dichter naar je toe totdat hij zo dichtbij komt dat jullie je voeten op zijn grond kunnen zetten.
[26] Als dat gebeurd is, hebben jullie je met dit voorwerp levendig verbonden. Het wordt jullie tot basis en jullie kunnen op deze basis actief worden. Wanneer jullie het in deze activiteit zover gebracht zullen hebben dat jullie daarin de machtige aantrekking van de liefde van de Heer in jezelf gaan voelen en deze liefde alsmaar vuriger wordt, ontbrandt en in heldere vlammen overgaat, zal jullie basis zich daardoor, waarheen jullie je ogen ook richten, in haar onderdelen in zelfstandig levende vormen oplossen naar de aard zoals deze als voorbeelden in jullie aanwezig waren. Deze vormen zullen dan met terugwerkende kracht de in jullie oorspronkelijk aanwezige vormen levendig oproepen en zij zullen jullie zelf duidelijk maken, wie en waar jullie basis is. (Joh. 20:30-31 en 21:25.) Kijk, zo is ieder herkennen een gevolg van een voorafgaand zien; het zien is echter het gevolg van stralen en tegenstralen of het gevolg van een kracht in jullie en een tegenkracht buiten jullie. Op deze wijze hebben we onze wereld reeds heel dichtbij gebracht; dus nu nog een krachtige geestelijke ruk en we zullen ons dadelijk met onze voeten op deze uit jullie voortgekomen wereld bevinden!
«« 11 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.