Verenigd met de Heer verricht de wilskracht van de geest wonderen Reis over een zon

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 18 / 127 »»
[1] We hebben hier niets meer te doen. Daarom kunnen we weer verder trekken op onze wereld. Want wanneer men eenmaal een wereld heeft, dat wil zeggen een goede ondergrond, dan kan men daarop rondlopen zoals men wil en allerlei goede ervaringen opdoen.
[2] Waar zullen we echter naartoe gaan? Hier wil ik niet zeggen: hierheen of daarheen, want ook dat moeten jullie beslissen. Maar op een ding moet ik jullie attent maken en dat is, dat jullie een eenmaal genomen besluit moeten vasthouden en bij de eerste gedachte moeten blijven. Want hier komt het erop aan dat niet iemand zegt: ik weet het niet precies en twijfel of ik links of rechts zal gaan, omdat door dat twijfelen deze wereld waarop jullie staan weer dadelijk voor jullie ogen zou verdwijnen. Daarom moet elke gedachte worden vastgehouden en mag geen tweede een eerste verdringen. In de geest is dit doorgaans het geval, want wie niet standvastig is, is niet geschikt voor het rijk Gods. Zoals ook de Heer zelf zegt: 'Wie zijn hand aan de ploeg slaat en omziet, is niet geschikt voor het rijk Gods.'
[3] Voor de zuiver geestelijke toestand waarin we ons nu bevinden, wil dat echter niets anders zeggen dan dat men zich in de geest bij geen enkele gelegenheid wankelmoedig moet gedragen. De eerste gedachte moet ook de eerste beslissing en de eerste volkomen standvastigheid zijn, want zou dat in de geest niet het geval zijn, dan zou het er al lang heel slecht voor staan met de gehele schepping.
[4] Neem maar aan dat de allergeringste wankelmoedigheid van Gods geest, het ook maar even terugtrekken van Zijn niet te beïnvloeden vaste wil, ook meteen de onmiddellijke vernietiging van alle dingen ten gevolge zou hebben.
[5] Jullie zeggen weliswaar: dat kan men zich inderdaad gemakkelijk van Gods geest voorstellen, maar of voor het behoud van de dingen ook dezelfde standvastigheid van andere, Hem vertrouwde geesten nodig is, dat is niet zo duidelijk.
[6] Ik zeg jullie echter: het ene is even vanzelfsprekend als het andere. Juist om deze reden kan niets onreins het rijk Gods binnengaan, want de hemelen zijn het centrale regiment van de Heer. Zij zijn naar hun aard volkomen één met de wil van de Heer en zou iemand die met de wil van de Heer niet volkomen één zou zijn, in de hemel komen, dan zouden alle scheppingsgebieden dat onmiddellijk waarnemen. Dat zou namelijk heel wat wanorde in de schepping teweegbrengen en duizend grimmige hellen zouden in al hun ongebreidelde woede niet zoveel schade aanrichten als één enkele ongeordende geest in Gods rijk!
[7] Zolang jullie onder leiding van andere geesten enkel passieve toeschouwers van geestelijke omstandigheden waren, konden jullie weliswaar naar eigen believen van gedachten veranderen waarbij toch alles, zoals jullie gewoonlijk zeggen, bij het oude bleef. Maar nu zijn jullie actieve toeschouwers van geestelijke omstandigheden, dat wil zeggen jullie beschouwen niet de dingen die zich in mijn sfeer, dus op mijn grond bevinden, maar jullie beschouwen nu zelf als geesten de dingen van jullie eigen sfeer. Jullie waren vroeger te gast bij een andere broeder en jullie mochten je niet van hem verwijderen zolang jullie van zijn huis gebruik wilden maken; maar nu ben ik jullie gast en jullie zouden mij kunnen rondleiden waar jullie maar zouden willen.
[8] Maar zoals gezegd, het komt erop aan dat jullie je gedachten vasthouden, dus jullie schepping fixeren; anders staan we alledrie onmiddellijk weer in onze vroegere nevel.
[9] Toen mijn broeder jullie voorheen in zijn sfeer rondgeleid heeft, moest hij eveneens zijn schepping vasthouden, anders hadden jullie bitter weinig te zien gekregen. Voor de zuivere, volmaakte geest is dat gemakkelijk, omdat hij zijn wilskracht volkomen vanuit de Heer heeft. Jullie hebben je wil weliswaar ook uit de Heer, maar hij is nog niet standvastig en volmaakt genoeg om hem evenals de volmaakte geesten overal te kunnen fixeren. Daarom zeg ik jullie dit nu ook, opdat jullie mogen weten hoe men in de geest leeft en de schat van zijn geestkracht behoudt.
[10] Wil iemand die op aarde leeft zijn eigendom behouden, dan moet hij er goed op letten dat dieven en rovers zijn bezittingen niet vernielen of stelen. Hier is het precies zo; hier zijn de dieven en rovers de wankelmoedige en begeerlijke gedachten van de geest. Wie daaromheen niet meteen een stevige omheining plaatst, verliest al gauw heel gemakkelijk het mooie eigendom van zijn geest.
[11] Daarom sprak ook de Heer: 'Wie heeft, hem zal gegeven worden, zodat hij in overvloed zal hebben; maar wie niet heeft, hem zal ontnomen worden wat hij heeft of hij zal datgene wat hij heeft, verliezen.' Wat is het echter dat iemand ontnomen kan worden wat hij niet heeft en aan iemand kan worden gegeven wat hij heeft om het dan in overvloed te bezitten? Het is de met de Heer verenigde wilskracht van de geest! Wie haar heeft, zal daardoor onuitputtelijke rijkdommen vinden in zijn geest en dan in het bezit van de kracht en de goederen zijn en dat is een overvloedig bezit.
[12] Wat zal echter het lot zijn van iemand die deze met de Heer verenigde wilskracht in zijn geest niet heeft, want hier bestaat geen ander bezit dan het hoogst eigene uit hemzelf? Ik zeg jullie: het lot van zo'n geest zal geen ander zijn dan een plotselinge of geleidelijke verarming. Want wanneer iemand van jullie een kostuum wil hebben maar zelf geen kleermaker is, dan moet hij naar een kleermaker gaan om door hem een kostuum te laten maken. Als er nu geen kleermaker zou zijn of wanneer men alle kleermakers uit een plaats zou hebben verdreven en ook niemand zou voor zichzelf een kostuum kunnen maken, dan zou het toch een hele kunst zijn om aan een kostuum te komen.
[13] Kijk, dat is ook hier het geval. De Heer schiep de mens naar Zijn evenbeeld en heeft hem met daadwerkelijk scheppende kracht uitgerust. Deze heeft Hij echter slechts als een zaadkorrel in hem gelegd. Jullie zeggen het zelf al en weten ook uit de Schrift dat er staat: 'En zijn werken volgen hem na.'
[14] Als dat zo is, dan kan een onstandvastige, krachteloze en werkeloze geest, die zich nooit in iets standvastigs geoefend heeft, toch onmogelijk anders dan helemaal leeg in het zuivere geestenrijk aankomen. Hoeveel eraan gelegen is dat de mens standvastig en onwankelbaar van geest moet zijn, toont de Heer bij verschillende gelegenheden.
[15] Hij begunstigt Petrus vanwege zijn standvastigheid in het geloof; verder noemt Hij iemand die op een rots bouwt een verstandige man; ook zegt Hij van Johannes de Doper dat hij geen rietstengel is, die door de wind heen en weer wordt bewogen. Heel vaak zegt Hij: 'Jou geschiede naar jouw geloof; jouw geloof heeft je geholpen!' Door te zeggen: 'Wees volmaakt zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is' zegt Hij ook heel duidelijk dat zij, namelijk degenen tot wie Hij gesproken heeft, een aan God gelijke, standvastige wil moesten hebben en zich door niets van de standvastig gekozen richting van hun geest moeten laten afbrengen. Zo beveelt Hij de macht van een standvastige geest ook met de volgende woorden aan:
[16] 'Als jullie geloof ook maar zo groot zou zijn als een mosterdzaadje, dan zouden jullie tegen deze berg kunnen zeggen: verhef je en stort in zee! En het zal geschieden naar jullie geloof!'
[17] Uit deze enkele aangehaalde teksten, waarvan er nog heel veel zijn, kunnen jullie echter al duidelijk genoeg opmaken waar het vooral in het rijk der geesten op aankomt.
[18] Ik zeg jullie bovendien nog iets wat jullie misschien een beetje vreemd zal voorkomen, maar wat toch de zuiverste waarheid is. Als de mensen op aarde zouden weten waar het op aankomt, namelijk om door hun willen iets te verwezenlijken, dan zouden er heel wat wonderbare dingen gebeuren. Het merendeel van de mensen weet echter nauwelijks dat ze een geest hebben, want deze is bij hen reeds lang door hun materie geabsorbeerd. Hoe moeten ze dan weten, wat er in hun geest verborgen ligt?!
[19] Maar jullie, die de geest al een beetje hebben leren kennen, kan ik nu al enigszins uit de doeken doen waarop het hoofdzakelijk aankomt om juist vanuit de geest machtig, onfeilbaar, beslist en werkelijk wonderbaarlijk te werken.
[20] Waar komt het dan eigenlijk op aan? Luister, ik zal jullie daarvoor een klein receptje geven. Neem daarvan elke ochtend en avond een flinke eetlepel in en jullie zullen je ervan kunnen overtuigen dat dit recept een werkelijk wondermiddel is.
[21] Het eerste ingrediënt bestaat hieruit, dat men zich dadelijk na het ontwaken met de Heer door de liefde in Zijn wil verenigt. Dat moet ook 's avonds gebeuren. Wanneer iemand dan iets erg graag zou willen, moet hij acht slaan op zijn eerste gedachte; dat is het tweede ingrediënt. Deze gedachte moet hij nu ogenblikkelijk vasthouden en voor geen goud ter wereld meer omruilen voor een tweede.
[22] Heeft hij dat gedaan, dan moet hij de Heer vragen of Hij Zijn oneindige kracht met de zwakte van de eigen wil zou willen verenigen waarbij hij de Heer nogmaals in liefde moet omvatten; dat is het derde ingrediënt. Is dat in alle onwankelbare standvastigheid gebeurd, dan moet hij aan deze drie ingrediënten nog een vierde toevoegen en dat is een gefixeerd, vast geloof.
[23] Wanneer deze vier ingrediënten een volmaakt geheel zijn, dan is het wondermiddel ook al gereed.
[24] Wie dit niet wil geloven, zal de proef moeilijk bij zichzelf kunnen uitvoeren, maar wie het gelooft, laat hij het doen, dan zal hij zich van de vereende kracht van de Heer in zijn geest kunnen overtuigen. Dit geheim moest ik jullie hier meedelen omdat het hier op zijn plaats is.
[25] Dus nu weten jullie ook wat jullie hier op deze wereld te doen staat, opdat we verder komen: één gedachte, één vaste bestemming en we hebben de plaats waar we naartoe willen, voor ons.
[26] Dit geheim echter, dat ik jullie nu heb meegedeeld, geldt voor zowel de gehele natuurlijke als de gehele geestelijke wereld, want het is precies hetzelfde als hetgeen de Heer aan al Zijn apostelen en leerlingen geleerd heeft, en wel toen Hij zei: 'Zonder Mij kunnen jullie niets doen; maar met Mij vanzelfsprekend alles!'
[27] En verder toen Hij zei: 'Wat jullie de Vader ook maar in Mijn naam zullen vragen, dat zal Hij jullie geven.' Hier heeft de Heer in de vraag geen uitzondering gemaakt, want Hij zegt: 'wat het ook moge zijn.'
[28] Zo gaf Hij ook aan: wanneer er twee of drie in Zijn naam bijeen zijn, dan zal Hij in hun midden zijn, en wat zij dan vragen, zal hun gegeven worden. - Het vervolg van onze reis door deze wereld zal echter, zoals reeds opgemerkt, nog menig verborgen geheim voor jullie onthullen. De nieuwe plaats ligt echter al voor ons; dus zullen we er naartoe gaan! –
«« 18 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.