De grote betekenis van een aards kind van God

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 2 / 127 »»
[1] Zie, onze verheven gids begeeft zich met de drie naar de hoogte, welke, zoals reeds eerder aangegeven werd, deze keer door een nog sterkere stralenglans omgeven is. En zoals jullie zien, gaat de verheven groep ook vlug verder.
[2] Kijk nu echter ook eens terloops naar de omgeving van ons morgengebied, met name naar de hoogvlakten van de heuvels, en kijk eens hoe daar een grote menigte allerzaligste engelengeesten in bijzonder stralende gewaden de Heer allervriendelijkst toewuivend, de nieuw aankomenden te kennen geeft wie Degene is die de drie naar huis leidt! Psalmen klinken van alle kanten en een zalig jubelgeroep komt ons tegemoet; en dat allemaal heel in het bijzonder om de nieuw aangekomenen te tonen wat de Heer is in Zijn huis.
[3] Jullie zeggen nu: het lijkt erop, alsof de Heer uit liefde voor deze drie voor korte tijd de gehele bovenste hemel verlaten heeft; en dat nu Hij weer naar huis terugkeert, al deze zalige hemelse engelenscharen zich er bovenmate jubelend op verheugen dat de Heer en heilige, liefdevolste Vader van zo'n oogst-reis weer thuiskomt.
[4] Ik zeg jullie: bij bepaalde gelegenheden is dat ook werkelijk zo, want bij dergelijke verlossingen doet de Heer het niet zelden voorkomen alsof Hij uit het morgengebied vertrekt. Tijdens zo'n reis is Hij dan ook als wezenlijke persoonlijkheid - behalve in de steeds zichtbare genadezon - in het gehele hemelse morgenrijk nergens te aanschouwen.
[5] Deze toestand, waarin gedurende zo'n afwezigheid de zaligste geesten de Heer niet zien, wordt een 'zaligheidsrust' genoemd; want in deze toestand worden alle zaligen innerlijk weer op een hogere zaligheid voorbereid en het grote verlangen waarmee zij op de Heer wachten, is datgene wat hen voorbereidt.
[6] Op grond daarvan echter zien we dan nu ook het hele, eindeloos ver uitgestrekte morgengebied als in één leven voor onze ogen samengesmolten, want uit alle oneindige ruimten van deze hemel stromen de engelengeesten samen om de aankomende Vader met de allergrootste warmhartigheid te ontvangen.
[7] Laten we nu echter eens een blik werpen op ons buitengewoon verbaasde gezelschap. De prior wendt zich tot de Heer en zegt: o, eindeloos heilige en liefdevolle Vader, bij uw heilige wil, wat betekent dit nu? Zijn dit louter allerzaligste engelengeesten of is het allemaal maar een verschijningsvorm? Want het is toch bijna niet te geloven dat, terwijl de mensen op aarde zo buitengewoon slecht zijn, Uw allerhoogste hemelen al zo bevolkt kunnen zijn. Want op aarde waren we bij monde van vrome mensen, die reeds een zuivere geest bezaten, te weten gekomen dat slechts zeer weinigen in deze allerhoogste hemel komen; wat meer in de twee onderste hemelen, maar zeer velen in het zogenaamde zuiveringsoord, en zelfs buitengewoon velen - o Heer, behoed ons daarvoor - in de hel!
[8] Omdat de aarde nog maar ruim vijfduizend jaar het mensengeslacht draagt, is de aanwezigheid van dit zeer grote aantal hier nu zichtbare geesten onbegrijpelijk. Het zijn er zeker oppervlakkig gezien zoveel dat zij, dicht tegen elkaar gezet, een miljoen jaar lang van jaar tot jaar afwisselend en steeds door nieuwe vervangen, de aarde zodanig zouden vullen dat een appel die op hen zou vallen niet tussen hen door op de aarde terecht zou komen. O Heer en allerbeste, liefdevolle Vader, dat is voor mij een geheel en al onbegrijpelijke aanblik! Tenzij er ook in Uw bovenste hemelen volmaakte verwekkingen zouden plaatsvinden; zo niet, dan is mij dit alles volkomen onbegrijpelijk!
[9] De Heer zegt: ja Mijn lieve zoon, je zult in Mijn huis nog heel wat verschijnselen tegenkomen die jou nog veel onbegrijpelijker zullen voorkomen dan deze. Het zijn echter allerminst zoiets als pure verschijningsvormen, maar zij berusten op de meest volkomen en allerzuiverste waarheid!
[10] Hier is er geen sprake van gezichtsbedrog en evenmin van schijnvertoningen, maar alles wat je hier ziet is volkomen reëel, duidelijk en waar. In het rijk van de liefde is alles geheel en al zonder bedrog en zo strak mogelijk verenigd. Daarom zijn deze geesten dan ook evenals jij nu volkomen echte wezens en allemaal Mijn lieve kinderen!
[11] Als je het aantal van deze kinderen alleen al over jouw aarde verdeelt, dan zou je met jouw berekening wellicht wel gelijk hebben, want Mijn kinderen van de aarde zijn niet met zovelen hier en zij die daar vandaan komen zijn uitsluitend bewoners van Mijn heilige stad.
[12] Wanneer je echter ooit op aarde bij een heldere nacht naar de sterrenhemel hebt gekeken, zul je je van de aanwezigheid van de talloze hoeveelheden sterren hebben kunnen overtuigen. Denk je soms dat deze sterren slechts schitterende punten aan de onmetelijke hemel zouden zijn? Zie, het zijn eveneens talloze werelden, waarop overal gelijksoortige mensen wonen die Mij overal als de Heer van de hemel en hun wereld erkennen.
[13] Maar de kinderen van de aarde zijn Mij het meest nabij omdat Ik hen daar wezenlijk persoonlijk in het vlees tot Mijn eerste kinderen heb gemaakt. Zij zijn daarom hier - na Mij - degenen die de twaalf geslachten van Israël richten, hetgeen in deze allerhoogste, hemels weidse en geestelijk allerdiepste betekenis zoveel wil zeggen als:
[14] Deze, Mijn kinderen, is het door Mij gegeven de oneindigheid met al zijn talloze scheppingen met Mij te beheersen, te doorgronden en te oordelen, waarbij de kinderen van de andere hemellichamen hen evenzeer ten dienste staan zoals de ledematen van een lichaam steeds klaarstaan om aan de wil van de geest te gehoorzamen. Daarom vormen deze geesten met een van Mijn kinderen in hun grootschalige daadwerkelijke liefde als het ware één mens die is voorzien van alle noodzakelijke ledematen, waaraan zijn wil behoefte heeft.
[15] Daarom is een kind van de aarde dat in Mijn geest wandelt, een volmaakte wil met talloze andere geesten uit de sterren, die ook ieder voor zich een eigen wil hebben waarmee zij naar eigen vrij, zalig genoegen kunnen doen wat zij maar willen. Toch gaat in gevallen van liefdewerk de wil van Mijn hoofdkinderen bij hen allen in en uit, en dan zijn zij met miljarden tegelijk als één mens, wiens werkende geesteswil van een van Mijn kinderen is! Dat begrijp je weliswaar nog niet geheel en al; til daar echter op dit moment niet te zwaar aan, want in Mijn eeuwige woonplaats zijn nog vele hogescholen, waarin je nog heel wat nieuwe dingen zult leren kennen.
[16] Neem echter voor dit moment genoegen met Mijn liefdevolle antwoord op jouw vragen en ga nu samen met Mij, je vrouw en je broeder Mijn huisje binnen, dat we zojuist hebben bereikt. Daar zul je je vooreerst in Mijn rijk en aan Mijn tafel voeden en het eeuwig ware brood en het meest levende water genieten. Ga dus nu met Mij de woning binnen.
[17] Zie, allen gaan nu naar binnen en de prior zet grote ogen op als hij in het huisje een heerlijke eenvoud aantreft, voorzien van heel eenvoudig alledaags huisraad. En de Heer vraagt hem: welnu Mijn geliefde zoon, hoe bevalt je Mijn huishouding? De prior zegt: o Heer, liefdevolle, heilige Vader, het bevalt me buitengewoon goed, want het ziet er werkelijk uit alsof men zich op aarde in een helder, vredig plattelandshuisje bevindt. Het komt me alleen buitengewoon wonderbaarlijk voor dat U, o allerbeste, heilige Vader, aan wie toch alle hemelse en wereldse heerlijkheden bekend zijn, met zo'n eenvoudige behuizing genoegen neemt. Voorwaar, dat maakt U nog onuitsprekelijk beminlijker en heiliger dan de meest volkomen geest zich ook maar enigszins zou kunnen voorstellen.
[18] De Heer zegt: ja zie eens Mijn geliefde zoon, bij Mij heet het dan toch ook en zeker met recht: Sapienti pauca sufficient! (De wijze neemt met weinig genoegen) - De prior maakt van louter liefde een buiging en spreekt diep geroerd: o allerbeste, liefdevolle en heilige Vader, niet Sapienti, maar quam maxime aeterne Sapientissimo! (Niet de wijzen, maar de eeuwig allerwijsten) - En dat zijn, o Heer en Mijn allerliefste Vader, er zeker niet pauca, maar eveneens quam maxime immense multa! (Niet weinig maar buitensporig veel) Want deze op zich eenvoudige en geringe zaken zijn zeker in wezen van zo'n buitengewone en wonderbaarlijke betekenis, dat ik daarvan werkelijk eeuwig nauwelijks ook maar het geringste deel zal kunnen bevatten.
[19] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, kom maar weer overeind, dan zal na het nuttigen van de maaltijd aan Mijn tafel al spoedig duidelijk worden hoeveel je van dit weinige opeens zult kunnen begrijpen. Maak je echter van de maaltijd geen al te grote voorstelling, want hier zul je in de letterlijke betekenis van het woord merken dat 'kort haar snel geborsteld is'. Van de zogenaamde hemelse zwelgpartijen is hier geen sprake; men eet hier heel eenvoudig en leeft zogezegd op water en brood. Je zult echter spoedig ontdekken dat Mijn kinderen ondanks deze eenvoudige kost er buitengewoon goed uitzien. Ga daarom nu aan tafel, want deze is al voorzien van water en brood, en eet en drink zoals je Mij zult zien eten en drinken.
«« 2 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.