De liefde zet het hout op het altaar in vlammen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 21 / 127 »»
[1] Jullie hebben gedaan wat ik jullie heb aangeraden en kijk, een prachtige vlam, stralend als het morgenrood, ontsteekt reeds het hout op het altaar en een onbeschrijfelijk heerlijke geur vervult de bijzonder mooie hallen en galerijen van dit grote paleis.
[2] Maar kijk nu ook eens omhoog naar de galerijen, waar het begint te wemelen van de mensen; allen haasten zich naar beneden naar de grote ronde zaal.
[3] Kijk eens hoe onbeschrijfelijk mooi deze mensen zijn! De vrouwen zien eruit als waren ze uit de fijnste etherische lichtmaterie gevormd en de mannen lijken op vurige vlammen, die zich tot een wondermooie, vriendelijk ernstige, majestueuze mensenvorm hebben samengevoegd.
[4] Kijk, nu komt er uit de grote prachtige mensenmenigte alweer een oudste naar voren, die een soort heersersstaf in zijn hand houdt. Zijn haren zijn zo wit als vers gevallen, door de zon beschenen sneeuw en hangen in weelderige lokken tot halverwege zijn rug. Zijn evenzo witte baard kroest tot over zijn onderlichaam; zijn grootte is waardig verheven ten opzichte van de grootte van de andere mensen. Volgens jullie aardse maatstaf zou hij wel zeven voet lang kunnen zijn.
[5] Jullie zouden wel willen weten waarom hij een staf in zijn hand houdt. Is hij misschien een heerser of een andere verheven persoonlijkheid ten opzichte van zijn medemensen? Ik zeg jullie: hij is slechts de oudste en heeft het aanzien van een patriarch. Onder zijn gezag staan ongeveer duizend van dergelijke paleizen, zoals we er eerder al een hebben gezien en hij is dus ook een toonbeeld van wijsheid.
[6] Wanneer de mensen van de ondergeschikte woningen een of ander belangrijk advies nodig hebben, komen ze naar hem toe, maar hij zendt bijvoorbeeld nooit boden uit om ondergeschikten in een of ander vak der wijsheid te onderrichten. Want hier geldt alleen het principe van volkomen vrijheid en dit mag nooit eigenmachtig, noch door woord noch door daad in gevaar worden gebracht. Daarom kunnen de bewoners hier van de andere, ten opzichte van dit hoofdpaleis ondergeschikte paleizen, onderling doen wat ze willen.
[7] Alleen moet niemand het wagen het wijde territorium van dit paleis met vijandige bedoelingen te betreden. Zou dat gebeuren, dan zou ook onmiddellijk door de wil van de patriarch zijn machtige staf flink in beweging worden gezet. Maar zoiets is op deze centraalzonnenwereld nauwelijks denkbaar alhoewel het toch niet helemaal onmogelijk is. Want ten eerste heeft elk ondergeschikt huis ook alle mogelijke rijkdommen, pracht en velerlei soorten schatten en bovendien heeft elk huis afzonderlijk altijd een wijze oudste, zoals jullie er al een hebben leren kennen. Zodoende is er van vijandigheid nauwelijks sprake.
[8] Er is slechts één aanleiding voorhanden die er soms wat dreigend uitziet, en dat is de machtige liefde voor vrouwen, die de bewoners van deze centraalzonnenwereld hebben.
[9] De vrouwen van zo'n hoofdpaleis zijn, zoals jullie zien, in menig opzicht heel wat mooier dan die van de ondergeschikte paleizen. Dit is enigszins vergelijkbaar met de situatie bij jullie op aarde, waar tenslotte de meer ontwikkelde vrouwen van goeden huize evenals van een gehele betere stad er ook mooier en aantrekkelijker uitzien dan die van het platteland, welke laatste, vanzelfsprekend door een geringere geestelijke ontwikkeling en door het veelvuldig verkommeren van hun bekoorlijkheden door de zware handenarbeid, minder aantrekkelijk zijn. Wanneer bij jullie een stoere boerenzoon zich bij zo'n rijke, deftige en goed ontwikkelde familie in de stad een vrouw zou mogen uitzoeken, dan zou hij zijn plattelandsvrouwen zeker laten zitten. De reden waarom is overduidelijk.
[10] Een soortgelijk geval kan zich dan ook hier voordoen en bijna nog gemakkelijker dan op aarde. Wanneer jongemannen ten gevolge van hun vrijheid zo nu en dan zo'n hoofdpaleis bezoeken en daar vaak de etherisch vrouwelijke schoonheden te zien krijgen, dan begint het bij hen geweldig begerig te kriebelen en ze zouden dan alles op het spel willen zetten om in het bezit van zo'n onuitsprekelijke schoonheid te komen. Het is echter de vraag of ze dat op een rechtmatige manier kunnen bereiken. Ook dat kunnen ze bijna op dezelfde manier zoals dat op aarde niet zelden het geval is.
[11] Maar hoe kan op aarde de zoon van een zogenaamde gewone boer in het bezit komen van een voortreffelijke dochter uit een voorname familie uit de stad? Door geestelijke ijver! Zo'n boerenzoon doorloopt heel vlijtig de wetenschappelijke weg en vestigt dan door zijn eminente capaciteiten de aandacht van iemand van het stadsbestuur op zich. Deze maakt van hem een hooggeplaatst beambte en onze vroegere boerenzoon kan nu als een heer van aanzien met een volkomen gerust geweten bij zo'n voorname familie aankloppen en men zal hem niet voor een dichte deur laten staan. Dat is één weg.
[12] Een andere boerenzoon wordt in zorgwekkende tijden voor de militaire dienst opgeroepen, welke dienst zich tot het rijk der hemelen weliswaar tegenstrijdig en onvoordelig verhoudt, maar wanneer een algemene noodtoestand het vereist, kan hij ook gerechtvaardigd zijn zoals ten tijde van David.
[13] Wanneer zo'n in de militaire dienst opgenomen boerenzoon dan als verdediger van het vaderland uitblinkt door dapperheid en tact, dan wordt hij zelfs binnen korte tijd door zijn koning of keizer tot de rang van veldheer bevorderd. In die hoedanigheid mag hij dan bij de huizen van graven en vorsten aankloppen en men zal de gunsteling van de keizer, die van geboorte niets anders was dan een eenvoudige boerenzoon, met open armen ontvangen.
[14] Kijk, hier gaat het bijna op dezelfde manier. Langs de weg van eenvoudig verlangen valt er weliswaar niets te bereiken, maar langs de weg van de verdienste, verworven door een zekere graad van hoge wijsheid, kan ieder mens uit de lagere klasse in het bezit komen van zo'n etherische, vrouwelijke paleisschoonheid.
[15] Waaruit bestaan echter deze verdiensten? Jullie hoeven de pracht van de gebouwen maar wat nader te beschouwen, dan zullen jullie toch heel gemakkelijk tot de volgende conclusie komen: als deze gebouwen door mensenhanden worden opgetrokken, dan moeten die mensen buitengewoon grote meesters zijn in de bouwkunde, evenals in allerlei handvaardigheden. Ja, zo is het ook. Wat jullie hier ook maar zien en aantreffen, is allemaal het werk van mensenhanden en omdat ze op dit hemellichaam edele materialen in grote overvloed bezitten, doen ze dan ook al het mogelijke om hun woonplaatsen zo wondermooi te maken als maar mogelijk is.
[16] Wanneer iemand vanuit zijn wijsheid iets belangrijks heeft bedacht en uitgevoerd, het dan voorlegt aan de raad van oudsten van een hoofdpaleis, en zijn werk wordt daar bijzonder gewaardeerd, dan verleent men hem het meesterschap in zijn vak. Heeft hij met zijn talent bovendien ook nog iets bijgedragen aan de luister van het hoofdpaleis, dan mag hij ook met een gerust geweten bij het hoofdpaleis aankloppen en krijgt hij de vrouw die hem aanstaat.
[17] Dat is dan ook de grootste beloning die zo'n wijsheidsmeester in zijn vak kan verkrijgen. Hij verlangt dan ook geen grotere en ik ben van mening, voorzover ik jullie ken, dat jullie voor zo'n beloning een heel keizerrijk zouden geven. Aan zo'n gelukkige wijsheidsmeester in zijn vak worden dan ook als gevolg van zo'n beloning buitengewone voordelen toegekend. In de eerste plaats krijgt hij een stuk eigen grond, dat voor een bepaald territorium alleen de oudste van het hoofdpaleis kan toekennen. Op deze nieuwe grond kan hij dan naar eigen smaak een nieuw paleis bouwen.
[18] Maar hoe komt hij aan bouwlieden? Niets is zo gemakkelijk, want iedereen gaat naar zo'n begunstigde toe en probeert zich bij hem verdienstelijk te maken om hem daardoor als begunstigde vriend en voorspreker in het hoofdpaleis voor zich te winnen, wat enkelen zo nu en dan ook gelukt.
[19] Maar juist bij dergelijke gelegenheden zijn er dan ook verscheidene die vanwege allerlei redenen zulke begunstigingen niet ten deel kunnen vallen. Het gevolg is dan wel eens dat ze enigszins verbitterd worden, tengevolge waarvan enkelen, die naar geluk en begunstiging verlangen, zich samenvoegen en vaak met geweld proberen te bereiken wat anderen door hun verdiensten hebben bereikt. En dan heb je een kleine oorlog, die echter voor degenen die geweld gebruiken altijd vruchteloos blijft, want de oudste van het paleis hoeft zich slechts met zijn staf te vertonen of de gewelddadigen slaan al op de vlucht.
[20] Ja, maar waarom zijn de gewelddadige personen dan zo bang voor die staf? Omdat de staf het symbool van de wilskracht van de wijze oudste van het paleis is. Jullie hebben de wilskracht van de mensen in de zon reeds leren kennen en wel in het natuurlijke deel daarvan. Deze wilskracht hebben jullie in haar volledige omvang ook heel in het bijzonder in de oudste gevonden.
[21] In deze centraalzon manifesteert de wilskracht zich echter nog sterker en het verschil tussen die van de hoofdoudste en die van de gewone mens is net zo merkbaar als het verschil in grootte tussen centraalzonnen, planetaire zonnen, planeten en hun manen. Vandaar dat de wilskracht van zo'n hoofdpaleiswijze bij alle andere mensen die in zijn wijsheids- en wilsterritorium wonen, heel goed bekend is. Maar hoe de wijsheid van zo'n wijze bevalt, dat zullen jullie tot je grote verbazing dadelijk ondervinden.
«« 21 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.