Steeds groeiende zaligheid vereist werkzaamheid

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 3 / 127 »»
[1] Kijk nu, ons verheven gezelschap zit te eten en onze prior evenals de anderen verwonderen zich ten zeerste over de voortreffelijke smaak van dit brood en ook over die van het levende water. De prior zegt vol devotie: o Heer, allerliefdevolste heilige Vader, dit brood smaakt precies alsof het is samengesteld uit de allersmakelijkste en allervoedzaamste spijzen van de gehele aarde en het water als een extract van de allerbeste wijnen die er op aarde maar groeien, als men hier zo'n vergelijking mag en kan maken.
[2] De Heer zegt: ja Mijn lieve, geliefde, ja meest geliefde zoon, je hebt de smaak van deze eenvoudige maaltijd goed ingeschat. Kijk, zoals alle vruchten op aarde evenals op de andere hemellichamen uit Mijn zuivere liefde voortkomen en deze vruchten mede door hun geur en smaak voor een deugdelijke en waardevolle werking zorgen, zo moet ook dit brood als eerste grondbeginsel van alles wat op alle hemellichamen voorkomt, van oorsprong deze eigenschappen eveneens op een goede, liefdevolle en bruikbare wijze bevatten.
[3] Van dit brood stamt elk brood af, omdat dit brood een waarachtig levend brood is, evenals Mijn liefde die zich hier als eeuwige, levende verzadiging aan al Mijn kinderen aanbiedt. En het water is evenals het brood het grondbeginsel van alle dingen, want het is het licht van de liefde en is bijgevolg voor al Mijn kinderen het eeuwig meegenieten van Mijn wijsheid; dat wil zeggen dat al Mijn kinderen, die hier bij Mij zijn, zich in de diepte van Mijn wijsheid en dus ook in al Mijn macht en kracht bevinden!
[4] Kijk, dat is het ware levende water waarover Ik op aarde met de vrouw bij de Jacobsbron heb gesproken en waarvan Ik zei dat degene die van dit water drinkt, nooit meer dorst zal lijden!
[5] De prior zegt: o Heer, allerliefdevolste, heiligste Vader, dat zie ik nu heel duidelijk. Werkelijk, na het drinken van dit water begin ik in de onbegrijpelijke diepten van Uw almacht en wijsheid te schouwen zodat ik er werkelijk verheven zalig en aangenaam van begin te huiveren. Toch zou ik nog graag willen weten of ik nu voortaan nooit meer zulk water te drinken en zulk heerlijk brood te eten zal krijgen.
[6] De Heer zegt: o Mijn geliefde zoon, maak je daarover maar niet ongerust. Deze spijs en deze drank zullen hier eeuwig nooit opraken en je kunt ze altijd in zo'n overvloed krijgen, dat je je eeuwig nooit over een of ander tekort hoeft te beklagen, want hier in Mijn rijk bevinden zich eeuwig onuitputtelijke bronnen, stromen, rivieren en meren in eindeloze hoeveelheden. Daarom hoeft men ook helemaal niet bang te zijn dat iemand daar niet voldoende van zal hebben.
[7] Kijk, Ik ben alleen op de materiële hemellichamen wat spaarzaam en daar houd Ik Mijn waarachtige aanhangers en volgelingen zo kort mogelijk. Omdat de mens de wegen des levens werkzaam moet bestuderen om zich aldus op deze wegen het eeuwige leven eigen te maken, hoort daar geen gevulde maag bij. Want jullie hebben voor je studies toch het oude gezegde: 'Een volle maag studeert niet graag' ofwel 'Plenus venter non studet libenter!'
[8] Kijk, juist daarom ben Ik ook om hoogst wijze redenen op de hemellichamen wat zuinig, maar daarentegen ben Ik hier de oneindige vrijgevigheid zelf en moet alles eeuwig rijkelijk en overvloedig voorhanden zijn. Op de hemellichamen zie Ik niet graag dat iemand zegt: deze steen is van mij. Maar hier zal Ik jullie hele zonnengebieden, zoals jullie gewoonlijk zeggen, in de schoot werpen. Ik heb immers dergelijke schatten in overvloed. Het hele universum is vol van de grootste wonderwerken van Mijn liefde, wijsheid en almacht. Waarom zou Ik dan zuinig zijn? Als op aarde een plekje van duizend vierkante klafter (Een klafter is 1,90 meter) duizend daalder kost, dan geef Ik hier voor één daalder duizend zonnen met al hun planeten weg. Ik denk dat deze ruil toch wel enige betekenis heeft.
[9] Wees daarom vooral niet bezorgd of je wel altijd iets te eten en te drinken zult hebben, want met zoveel stukken grond is er met de minste moeite van de wereld toch wel een eerlijk stukje brood te verdienen.
[10] De prior zegt: o, mijn innig geliefde Jezus, ik ben voor deze belofte van U nog veel te onnozel en te dom. Ik ben hier in dit huisje immers zo oneindig tevreden en zo onuitsprekelijk gelukkig dat ik er nog geen zonnestofje bij zou kunnen wensen. Daarom sta ik ook al deze door U genoemde eindeloze landgoederen van ganser harte af aan een ander die hier veel meer waarde aan hecht dan ik. Als ik slechts de verzekering heb dat U hier voortdurend thuis bent, dan heb ik voor de hele eeuwigheid niets anders meer nodig. In het bewustzijn van een eeuwig leven in Uw aanwezigheid en de wonderbaarlijkste, zalige aanschouwing van de werken van Uw almacht, verder met dit door U aan mij geschonken vrouwtje en deze mij sympathieke en liefdevolle broeder, en daarbij zo af en toe een stukje brood en een slokje van dat water, ben ik al voor de hele eeuwigheid onuitsprekelijk gelukkig verzorgd!
[11] De Heer zegt: ja Mijn lieve zoon, dat begrijp Ik wel, maar kijk, dit zalige gevoel dat je nu hebt, is slechts het eerste vleugje van de eigenlijke ware zaligheid. Zou je hier slechts in alle rust en werkeloos van dit alles genieten, dan zou je op den duur door al deze bekoorlijkheden toch oververzadigd raken en het vele waaraan je nu vreugde beleeft, zou je dan niet meer bekoren. Daarom heb Ik voor de steeds toenemende zaligheid reeds van eeuwigheden her voorzorgen genomen opdat elk van Mijn kinderen hier voortdurend een passende bezigheid en een goed werkterrein krijgt; daarom kan er ook geen sprake zijn van een voortdurend verblijf in zo'n huisje.
[12] Daarom zullen we ook dit huisje voor een tijdje verlaten en ons naar Mijn stad begeven. Daar zul je pas jouw eigendom en de daarmee verbonden waarachtige eeuwige bestemming leren kennen. Laten we dan nu weer opstaan en onze reis vervolgen. De op ons wachtende scharen van geesten zijn geenszins eenvoudigweg de volledige samenstelling van de bewoners van deze eeuwige hoogste morgenhemel, maar zij behoren slechts tot jouw toekomstige werkterrein. Niet hier, maar in Mijn stad en daar in jouw eigen woonhuis zul je nadere bijzonderheden vernemen. Kijk, de prior gaat bijna door de grond bij deze oneindig diepzinnige woorden van de Heer. Maar de Heer sterkt hem en wenkt de drie Hem te volgen. Daarom volgen ook wij deze verheven groep.
«« 3 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.