Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen?

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 56 / 127 »»
[1] We zijn in het rondeel bij het altaar. Zoals jullie zien, zijn we ook hier nog, zoals jullie plegen te zeggen, moederziel alleen. Jullie zeggen nu weliswaar: het is toch werkelijk vreemd op deze wereld; waar we ook maar komen, ontdekken we wel de grootste pracht, waaruit ook de hoogst denkbare wijsheid spreekt, maar de mensen lijken hier alsmaar een eeuwigdurende rustdag te hebben en naast hun grote pracht in hun vertrekken te zitten. Het zou toch aangenaam en buitengewoon opbeurend zijn om ook maar één stel samen te zien wandelen; maar nu ziet men niets anders dan dode pracht waaraan het leven bijna geheel lijkt te ontbreken. Zo zijn we ook hier op dit open plateau door louter wonderen van menselijke vermetelheid en wijsheid omgeven, maar de bouwmeesters zijn, God mag weten waar, verborgen.
[2] Waarlijk, dit hoofdgebouw is in zijn totale omvang zo grandioos en verheven mooi, dat wij ons niet kunnen voorstellen dat het mensenwerk is. Want het is toch slechts voor God mogelijk om zoiets te bouwen, terwijl schepselen daartoe toch nauwelijks in staat lijken. Als het werkelijk door schepselen van deze wereld gebouwd zou zijn, dan moeten zij ten eerste reuzenkracht bezitten, ten tweede een uithoudingsvermogen en een moed hebben waarvan een menselijke geest zich nog geen begrip kan vormen en ten derde moet hun volmaakte voorstellingsvermogen op esthetisch gebied zo wijs zijn dat men zich daarboven helemaal niets meer kan voorstellen. En toch is er van al deze wonderbaarlijke mensen hier buiten niets te ontdekken. Waarom eigenlijk niet?
[3] Zijn deze mensen zo schuchter, zo ingetogen of hebben zij, zoals reeds gezegd, juist op de tijd dat wij ergens aankomen een rustdag of, omdat men hier geen dagen heeft, een bepaalde rustperiode?
[4] Beste vrienden en broeders, blijven jullie maar bij jullie laatste uitspraak, dan hebben jullie de juiste reden gevonden volgens welke deze mensen een zekere rustpauze houden precies op het moment dat wij ons op een of andere plaats bevinden. Is deze rustpauze ten einde, geloof me, dan gaat het bij jullie op aarde in de allerdrukste wereldstad niet zo levendig toe als op zulk een plaats.
[5] Want jullie zullen op aarde niet licht een plaats aantreffen die dichter bevolkt is dan deze waarop we ons nu bevinden. En jullie kunnen rustig aannemen dat zich in dit gebouw meer dan tien miljoen mensen ophouden, want van de grootte van dit gebouw hebben jullie vanuit de verte al een beetje een idee gekregen.
[6] Neem dit plateau waarop we ons nu bevinden maar eens goed in ogenschouw, en dan zullen jullie moeten toegeven dat het groot genoeg zou zijn om plaats te bieden aan een van de grootste steden van Europa. En toch beslaat het nauwelijks een kwart van het gelijkvloerse gedeelte van dit gebouw. Daarom kunnen we zoiets groots ook slechts met onze geestelijke ogen gemakkelijk overzien en op die manier wordt het voor ons ook draaglijk.
[7] Met jullie lichamelijke ogen zouden jullie slechts een heel klein gedeelte in een keer kunnen overzien, want de afmetingen zijn voor de pupillen van een menselijk oog te groot, zodat alles aan alle kanten te klein zou worden en in de ruimte zou vervagen. Hieruit kunnen jullie toch zeker de conclusie trek-ken dat het er in de vrije tijd in al deze ruimten en in heel de wijde omstreken heel levendig toegaat.
[8] Bovendien is het vooral hier noodzakelijk dat jullie deze bijzonder mooie mensen niet te zien krijgen voordat jullie aan de zo verheven dingen die van allerdiepste betekenis zijn, enigszins gewend zijn geraakt. Want zouden wij dadelijk met deze wonderbaarlijk mooie mensen in contact treden voordat jullie alle andere belangrijke zaken hebben aanschouwd en op een voor jullie zinvolle manier hebben bekeken, dan zouden jullie door deze mensen zo in vervoering raken dat jullie niets meer om alle andere, nog zo verheven mooie en betekenisvolle zaken zouden geven! Om juist die reden moet ik jullie dan ook naar een plaats brengen op een tijdstip dat de bewoners daar gewend zijn een rustperiode te houden.
[9] Jullie kunnen je er echter spoedig van overtuigen dat het er hier buitengewoon levendig toegaat. We zullen door de ons bekende handeling het hout op het altaar laten branden, waarna de ruimten van dit wijd uitgestrekte plateau zich weldra vanuit alle kanten zullen beginnen te vullen.
[10] Jullie zouden graag willen weten of deze mensen hier enig vermoeden hebben van onze aanwezigheid of dat zij misschien wel in staat zijn om ons te zien. Ik zeg jullie: voorlopig is noch het een noch het ander het geval, maar we zullen ons aan hen laten zien en ook met hen in gesprek gaan en wel met de bedoeling dat jullie hier alles leren kennen, zodat jullie weten hoe het er hier toegaat. Want na het verblijf op deze plaats zullen we spoedig deze wereld verlaten en nog een bezoekje brengen aan het glanzende oppervlak van jullie zon.
[11] Daarom zullen we ons dan ook aan deze bewoners vertonen en met hen over het een en ander spreken, zodat jullie daardoor zelf ervaren wat hun geestelijke achtergrond is.
[12] Ik maak jullie er echter van tevoren op attent dat jullie vooral niemand te dicht moeten naderen of aanraken, want jullie zouden de al te bekoorlijke invloed niet kunnen verdragen, waardoor jullie voortijdig van deze wereld verwijderd zouden worden. Daar moet zelfs ik op letten, want terwijl ik toch al zo lang van al het natuurlijke verlost ben, mag ik eveneens niet een nog in zijn lichaam levende mens aanraken.
[13] Jullie vragen nu waarom ik dat dan niet zou mogen. Met mij is weer het omgekeerde het geval. Deze mensen hebben zo'n ontzettende hoge dunk van de kinderen van de Heer en hun respect en liefde voor deze kinderen van de Heer is zo onbeschrijflijk heftig en sterk dat zij, zouden zij door mij worden aangeraakt, meteen van louter liefde zouden verteren en tenslotte geheel en al oplossen.
[14] Daarom moeten jullie je er ook niet over verbazen als jullie mij streng en ernstig met deze mensen zullen zien en horen spreken, want dat moet ik doen uit liefde voor hen. Hetzelfde moeten ook jullie in acht nemen.
[15] Door een uiterlijk liefdevol lijkende behandeling zouden jullie hen verreweg meer schaden dan van dienst zijn, want aldus is alles volgens de ordening van de Heer geregeld.
[16] Het lichaam van de mens heeft eveneens verschillende delen die weliswaar voor een gemeenschappelijk levensdoel werkzaam zijn en ook moeten zijn; maar zou iemand een of ander lichaamsdeel willen afsnijden en het uit louter liefde voor dit lichaamsdeel in zijn hart willen plaatsen, dan zal hij daardoor niet alleen dit lichaamsdeel, maar ook het hart doden.
[17] Zo blijft echter ook dezelfde ordening tussen de veelsoortige dingen en schepselen in de onmetelijke scheppingsgebieden van de Heer bestaan. Ze zijn er allemaal voor elkaar en dienen elkaar voor een en hetzelfde levensdoel; alleen moeten ze zich niet zelf verplaatsen en niet onderling van plaats wisselen, willen ze elkaar niet wederkerig te gronde richten, hetgeen door een wanordelijke of ontijdige liefde kan gebeuren.
[18] Als wij een juiste, geordende, wijze beperking in acht nemen, kunnen we alle schepselen benaderen en met hen op een verantwoorde manier in contact komen, zoals alle delen van een lichaam voortdurend met elkaar in contact staan. Wat verder gaat, is verderfelijk. Bereiden jullie je dus voor; ik zal mijn hand op het altaar leggen, het hout zal vlam vatten en van alle kanten zullen jullie weldra de mensen zien toestromen.
[19] Nu raak ik met mijn vinger het altaar aan. Kijk, het hout heeft vlam gevat en kijk nu eens naar buiten, waar de poortjes beginnen open te gaan.
«« 56 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.