Het verschijnen van onze `geestelijke zon'. Andere verschijning dan in de sfeer van de Heer

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 65 / 127 »»
[1] Kijk, we zijn al op het geestelijk oppervlak van jullie zon aangekomen. Hoe bevalt het jullie hier? Zoals ik merk, trekken jullie hoogst verwonderde gezichten en zeggen: waarlijk, ook hier is het onvoorstelbaar heerlijk en aangenaam om te zijn. Er valt weliswaar van die bijna huiveringwekkende, glanzende pracht van de vroegere zonnewereld geen spoor te ontdekken, maar desondanks zijn hier de echt liefelijke tuinen en de buitengewoon prachtige bloemrijke weiden, bebouwd met lieftallige huisjes, ook bijzonder verrukkelijk om te zien. Wat echter de aanblik hier nog lieflijker maakt, is dat we hier in de tuinen en in de weiden heel in het bijzonder rondom de huisjes een heleboel kindertjes zien en ook grotere mensengeesten, die zich heel vriendelijk met die kindertjes bezighouden.
[2] Maar één ding komt ons hier buitengewoon vreemd voor. Kijk beste vriend, de Heer Zelf heeft ons na de beschouwing van de natuurlijke zon nu wel op de geestelijke zon geplaatst, maar daar hebben we van alles wat we hier nu zien niet het allergeringste opgemerkt. We zagen slechts een eindeloos ver uitgestrekte vlakte, die alom met een soort gras en hier en daar ook met kleine bloempjes versierd was. We zagen ook boven dit onmetelijk wijd uitgestrekte oppervlak geesten heen en weer en op en neer gaan, bijna zoals op aarde de eendagsvliegen bij zonsopgang of tegen zonsondergang. Dat was dan ook alles. Wilden we meer zien, dan hadden we de sfeer van een geest nodig.
[3] Dat roept bij ons drie belangrijke vragen op. De eerste luidt als volgt: was die 'geestelijke zon' die we in aanwezigheid van de Heer zo heel eenvoudig aanschouwden, identiek aan deze die we nu zien? De tweede vraag luidt: als deze zon identiek is aan de eerste die we betraden, is dit dan een heel andere plaats op haar oppervlak dan die welke we het eerst hebben gezien? De derde vraag luidt: indien dit dezelfde zon is en wij op haar oppervlak niet datgene zien wat we in aanwezigheid van de Heer bij de eerste beschouwing van de geestelijke zon hebben gezien, hebben wij dat dan aan jouw sfeer te danken?
[4] Je hebt ons meteen in het begin gezegd dat wij ons niet in jouw sfeer bevinden, maar dat jij je nu in onze sfeer bevindt. Er kan misschien wel een verwisseling van sferen hebben plaatsgevonden zonder dat wij ons daarvan bewust waren. Daarom vragen wij jou dan ook hoe de zaak in elkaar zit.
[5] Lieve vrienden en broeders, ik moet jullie bij voorbaat al zeggen dat jullie op deze drie vragen nu geen passend antwoord kunnen krijgen, en wel om de eenvoudige reden dat jullie de vraag niet zó hebben gesteld dat de verklaring van dit momentele verschijnsel in het antwoord besloten zou liggen.
[6] Toen jullie in aanwezigheid van de Heer het oppervlak van de geestelijke zon hebben betreden, hebben jullie het oppervlak van de zon niet inzonderheid, maar in de oneindige sfeer van de Heer heel in het algemeen betreden, want in de sfeer van de Heer is nimmer een eindig, gedetailleerd beeld op zich denkbaar. In Zijn sfeer krijgt ieder gedetailleerd verschijnsel op zich, meteen iets onbegrensds, iets oneindigs en de eenvoudige grond die jullie toen hebben betreden, was de grond van de oneindige geestelijke zon van de Heer, waarin alle oneindige sferen besloten liggen.
[7] De geesten die jullie daar heen en weer zagen wandelen, zijn eigenlijk geen afzonderlijke geesten, maar iedere geest die jullie daar op dat oppervlak als afzonderlijke geest hebben gezien, is een hele vereniging van talloze geesten, waarvan iedere geest op zich weer talloze kleinere verenigingen in zich draagt, die eveneens ieder op zich uit zalige geesten bestaan, op dezelfde manier zoals wij hier nu bijeen zijn. Aangezien jullie eerst in de sfeer van zo'n grote geest tot een meer gedetailleerde aanschouwing van de geestelijke en hemelse dingen zijn gekomen, kunnen jullie je er gemakkelijk van overtuigen dat dit volkomen juist is.
[8] Jullie zetten nu wel een erg verbouwereerd gezicht en zeggen: hoor eens beste vriend, hoe zit dat nu? Waarlijk, wat je daar zegt komt ons nogal onzinnig voor, want de Heer heeft ons toch de namen van de afzonderlijke geesten die naar ons toekwamen, bekendgemaakt en daaronder bevonden zich zelfs enkele aardse, naaste bloedverwanten van ons. Deze kunnen op zich toch niet zo'n algemene hemelvereniging van engelen vormen? Bovendien hebben we hen, na te zijn binnengegaan in hun sfeer, precies zo gezien als voorheen en zij hebben met ons gesproken zoals jij en ze hebben ons rondgeleid. Hoe zouden we dat dan moeten begrijpen?
[9] Ik zeg jullie, mijn lieve broeders en vrienden, het zal voor jullie wel tamelijk moeilijk worden om de onderlinge verhoudingen in de hemel volkomen te doorzien. Wat ik echter kan doen om jullie geestelijk te corrigeren, zal ik ook doen en ik zal jullie weer allerlei duwtjes geven, waardoor jullie ten minste de grote waarheid nader op het spoor kunnen komen. Luister dus! Wat zei de Heer toen Hij eens een getuigenis over Johannes de Doper gaf? Zijn woorden luidden: 'Van allen die tot nu toe uit vrouwen geboren werden, was er niet een groter dan hij; maar de kleinste in het rijk Gods is groter dan hij!' Wat wil dat nu zeggen? Niets anders dan: van alle individuele mensen is niemand op zich groter dan Johannes; maar de geringsten onder hen die volgens de leer van de Heer als zuivere godskinderen in het nieuwe rijk der hemelen worden opgenomen, zullen reeds groter zijn dan de grootste individuele mens op zich.
[10] Waarom dan wel? Omdat zij niet slechts door hun liefde tot de Heer op zich groot worden, maar omdat hun liefde tot de Heer iets oneindigs inhoudt, worden zij leiders van hemelse verenigingen en voor het aangezicht van de Heer dijt de liefdessfeer van zo'n zalige geest als het ware uit tot een tweede grote mens. En deze sfeer op zich is nu juist zo'n hemelse vereniging, waarin al die goede geesten worden opgenomen die dezelfde liefde voor de Heer voelen als de leider en dus ook de schepper van de vereniging.
[11] Soortgelijke voorbeelden vinden we op aarde immers ook. De statenbonden laten daarvan al een duidelijk voorbeeld zien en iedere staatsburger draagt in zekere zin de naam van de hoogste leider; dat kan een keizer, koning, hertog, vorst enzovoort zijn. Kleinere verenigingen zijn steden, gewesten, dorpen en gemeenten, waarvan iedere inwoner in zekere zin ook de naam draagt, want men zegt: dat is een Parijzenaar, dat is een Londenaar, dat een Wener, enzovoort. Nog meer kenmerkend voor ons geval vinden we dit terug bij religieuze verenigingen, die men trouwens heel ontoepasselijk 'sekten' noemt. Bekijken we eens zo'n sekte, dan zien we dat elke sekte zijn oorspronkelijke stichter heeft. Wat betekent zo'n stichter voor de door hem opgerichte sekte? Hij is het hoofd van zo'n sekte of vereniging, die zich geestelijk gezien ontwikkelt tot een algemene vorm, die volkomen overeenkomt met de typerende ideeën van de stichter.
[12] Wie bijvoorbeeld het lutherse geloof volledig heeft aangenomen, woont geestelijk gezien al in de algemene geestelijke vorm van Luther, ofwel hij is een lid van de lutherse vereniging. Dat is dan een grote vereniging, die onderverdeeld is in weer een groot aantal kleinere verenigingen die men gemeenten kan noemen en die stuk voor stuk weer hun eigen leider hebben. Zo'n gemeente heeft altijd zijn voorganger of leider, die in zekere zin een algemeen geestelijk lichaam of een kleinere vereniging is, waarin al diegenen die zich in zijn geloof en liefde kunnen vinden, zich thuisvoelen.
[13] Dat is ook het geval met de eerste verbreiders van de leer van de Heer, evenals met Swedenborg, die jullie ook hebben leren kennen. Jullie aardse verwanten echter zijn enerzijds weliswaar leden van zo'n vereniging, maar anderzijds hebben ook zij door hun liefdewerken veel mensen naar zich toegetrokken en daardoor ook weer verenigingen gevormd waardoor zij op hun manier dus ook kleine voorgangers van hun vereniging zijn geworden. Om die reden konden jullie hen dan ook op de algemene plaatsen in de sfeer van de Heer als afzonderlijke verenigingsgeesten zien.
[14] Ik denk dat jullie door dit duwtje alles al tamelijk duidelijk is geworden. Dat het echter werkelijk zo is, kunnen jullie ook duidelijk opmaken uit hetgeen de Heer tegen Zijn apostelen zei toen zij Hem vroegen wat zij eens zouden ontvangen, omdat zij om Zijnentwil alles hadden verlaten. Hij sprak: 'Jullie zullen op twaalf tronen gezeten zijn en de twaalf stammen van Israël oordelen!' Wat zoveel wil zeggen als: uit het woord dat jullie in Mijn naam en vanuit Mijn geest aan alle volkeren zullen prediken, zullen er, aan de hand van jullie aantal, evenveel hoofdverenigingen worden opgericht, waarvan jullie, volgens jullie aard, de hoofdleiders en voorgangers zullen zijn. Ik denk dat dit toch wel voor de hand ligt. Opdat de zaak nog duidelijker mag worden, zullen we vervolgens nog onze toevlucht tot een ander 'duwtje' nemen.
«« 65 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.