Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 92 / 127 »»
[1] Men zal zeggen: deze bepaling klinkt vreemd, want wat kan een erfgenaam er aan doen dat hij het vermogen van zijn ouders of van andere rijke verwanten volgens de staatswet rechtmatig heeft verkregen? Moet hij bij die overdracht voor zichzelf uitrekenen wat hem natuurrechtelijk toekomt, slechts dat gedeelte van de erfenis behouden en het andere deel aan wie dan ook schenken? Moet hij het hele vermogen weliswaar aannemen, maar daarvan slechts het hem toekomende, natuurrechtelijke erfdeel als eigendom beschouwen en het grote overschot ter ondersteuning van arm geworden luiaards zelf beheren of het overdragen aan het bestuur van liefdadige instellingen?
[2] Dit is een vraag waarop men gewoonlijk geen of hoogstens een eenlettergrepig antwoord op verschuldigd is. Zijn dan de goddelijk wet en de staatswet of de goddelijke wijsheid en voorzienigheid en de wereldse staatspolitiek en de zogenaamde diplomatie een en hetzelfde? Wat zegt dan de Heer? Hij zegt: Alles wat voor de wereld groot is, is voor God een gruwel!'
[3] Bestaat er een groter onrecht in deze wereld dan een onrechtmatig staatsgezag dat, van goddelijke zijde beschouwd, nimmer naar goddelijk raadsbesluit, maar alleen volgens wereldse staatkundige politiek en diplomatie, volkeren onderdrukt en uitbuit en hun kracht gebruikt voor eigen verkwistende, consumerende welvaart?
[4] Als het al afschuwelijk en schandelijk is wanneer iemand een, twee of drie van zijn broeders bedriegt, dan moet het voor God nog veel afschuwelijker zijn als mensen zich met alle geweld weten te kronen en te zalven om dan gekroond en gezalfd hele volkeren ten behoeve van eigen overdadige weelde op alle mogelijke manieren te bedriegen, hetzij door middel van zogenaamde staatkundige diplomatie of, als het niet anders kan, door wreed, openlijk geweld!
[5] Ik denk dat hieruit duidelijk blijkt hoezeer de rechten van de meeste tegenwoordige staten lijnrecht tegen de goddelijke indruisen. Verder denk ik ook dat, wanneer de Heer tot de rijke jongeling zegt: 'Verkoop alles wat je bezit en verdeel de opbrengst onder de armen, maar jij, volg Mij, dan zul je jezelf een schat in de hemel bereiden', deze uitspraak hopelijk toch voldoende moet zijn om daaruit te leren hoe een rijke op aarde zijn rijkdom zou moeten verdelen als hij het rijk Gods wil oogsten. Doet hij dat niet, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten als hem hetzelfde oordeel zal treffen dat de Heer over de treurig geworden jongeling heeft uitgesproken, namelijk dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald zou gaan dan dat zo'n rijke in het rijk der hemelen zal komen! Daarbij moet men wel bedenken en er rekening mee houden dat de Heer hier een hoogst betreurenswaardig oordeel over een jongeling, dus zeker over een erfgenaam, heeft uitgesproken.
[6] Men zou gevoeglijk kunnen vragen: waarom moest hier nu juist 'een rijke jongeling' en waarom niet een of andere reeds bejaarde speculant optreden, aan wie de Heer Zijn eeuwig misnoegen over elke aardse rijkdom zou hebben laten blijken? Het antwoord ligt voor de hand: de jongeling was nog geen doorgewinterde vermogensbeheerder, maar hij was nog in het stadium waarin de jeugd de aardse rijkdom meestal nog niet naar zijn juiste waarde weet te schatten. Juist om die reden kon hij de Heer tenminste voor een korte tijd naderen om van Hem de juiste richtlijnen over het gebruik van zijn rijkdom te vernemen. Pas bij het inzicht in de goddelijke wil valt hij de Heer af en keert hij naar zijn rijkdommen terug.
[7] De jongeling had dus het voorrecht, juist omdat hij als jongeling nog niet toerekeningsvatbaar was, om dichterbij de Heer te komen. Maar de al doorgewinterde, wat oudere, rijke waard, speculant en woekeraar staan als kamelen achter het oog van de naald, waar ze eerst doorheen zouden moeten kruipen om net als de jongeling bij de Heer te komen. Bijgevolg is het zo'n rijke helemaal niet meer vergund en gegeven om, evenals de jongeling, voor de Heer te verschijnen. Voor hen echter heeft de Heer helaas een ander, zeer opmerkelijk voorbeeld gegeven in het verhaal van de 'rijke brasser'. Meer hoef ik jullie niet te zeggen.
[8] Wie van jullie ook maar een beetje kan nadenken, zal uit dit alles met het grootste gemak kunnen afleiden dat voor de Heer van de hemel en alle werelden geen menselijk kwaad zo afschuwelijk en verachtelijk is dan de door woeker verkregen rijkdom en de daaraan verbonden gevolgen. Voor geen ander kwaad zien we de Heer over leven en dood de afgrond van de hel zo helder en aanschouwelijk openen als juist voor deze ondeugd.
[9] Of het nu gaat om doodslag, echtbreuk, hoererij of wat dies meer zij, niemand op aarde heeft meegemaakt dat de Heer hem daarvoor naar de hel heeft verdoemd; maar deze woekerzonde heeft Hij overal, zowel bij de priesterklasse alsook bij iedere andere privé-toestand zeer nadrukkelijk met woord en daad getuchtigd!
[10] Wie kan van de Heer zeggen dat Hij bij alle andere menselijke vergrijpen tegen zo'n zondaar Zijn almachtige hand tuchtigend zou hebben opgeheven? Maar de wisselaars, duivenverkopers en meer van dat soort speculerend gespuis moesten het zich laten welgevallen dat zij door de almachtige hand van de Heer Zelf getuchtigd en met een zweep uit de tempel geranseld werden!
[11] Weten jullie wel wat dat wil zeggen? Deze waarachtige, evangelische gebeurtenis wil niet meer en niet minder zeggen dan dat de Heer van hemel en alle werelden een gezworen vijand van dit kwaad is. Bij elk ander spreekt Zijn goddelijke liefde woorden van geduld, toegevendheid en barmhartigheid, maar over deze ondeugd spreekt Zijn toorn en gramschap!
[12] Want hier barricadeert Hij de toegang tot Hem door het bekende oog van de naald, opent zichtbaar de afgrond van de hel en toont daarin werkelijk een verdoemde, spreekt op een verschrikkelijke toon tegen de heers- en hebzuchtige farizeeërs, waarbij Hij hun duidelijk te kennen geeft dat hoereerders, echtbrekers, dieven en nog andere zondaars eerder het rijk Gods zullen binnengaan dan zij.
[13] Tenslotte grijpt Hij in de tempel zelfs naar een tuchtigend wapen en drijft al dat soort speculanten ongenadig de tempel uit en bestempelt hen als moordenaars van het goddelijke rijk, omdat zij de tempel, die juist het goddelijke rijk voorstelt, tot een moordenaarshol hebben gemaakt.
[14] We zouden nog meer van dergelijke voorbeelden kunnen aanhalen waaruit men zou kunnen opmaken dat de Heer werkelijk een uitgesproken vijand van dit kwaad is. Voor wie maar enigszins in staat is om na te denken, zal dit voldoende zijn. Bij deze gelegenheid kunnen we nog even een blik werpen op ons negende gebod en we zullen zien dat de Heer bij geen ander menselijk gedrag, bij geen andere, zelfs verboden aangelegenheid of bezigheid, zelfs het verlangen ernaar, zozeer heeft beperkt als juist bij deze voor Hem zeer onwelgevallige woekerzucht.
[15] Overal verbiedt Hij uitdrukkelijk slechts de handeling, maar hier al het verlangen, omdat het gevaar, dat daaruit voor de geest groeit, te groot is. Het trekt de geest volkomen van God af en het keert hem volledig naar de hel. Dat kunnen jullie ook opmaken uit het feit dat iedere andere zondaar na een zondige daad berouw voelt, terwijl de rijke speculant na een goedgeslaagde speculatie blijdschap en voldoening voelt!
[16] Dat is de ware triomf van de hel en daarom probeert de vorst van de hel de mensen bij voorkeur op alle mogelijke manieren met liefde voor wereldse rijkdom te vervullen, omdat hij heel goed weet dat zij, vervuld van deze liefde, het afschuwelijkst zijn voor de Heer en dat Hij Zich daarom ook het minst over hen ontfermt! - Meer hoef ik jullie hierover niet te zeggen.
[17] Gelukkig is hij die deze woorden echt ter harte neemt, want ze zijn de eeuwige, onomstotelijke, goddelijke waarheid! En jullie kunnen het boven alles voor waar houden en geloven, want niet één syllabe daarvan is te veel; jullie kunnen eerder aannemen dat hier nog veel te weinig is gezegd. Laat eenieder echter goed onthouden: de Heer zal bij iedere andere gelegenheid eerder al het mogelijke aanwenden, voordat Hij iemand te gronde zal laten gaan, maar ten opzichte van dit kwaad zal Hij niets anders doen, dan de afgrond van de hel openhouden, zoals Hij in het evangelie heeft laten zien. Dit is allemaal wis en waarachtig en daarmee hebben we de ware betekenis van dit gebod leren kennen. En ik zeg nog eens: laat eenieder goed ter harte nemen wat hier gezegd is! En nu verder niets meer. Hier is al de tiende zaal; laten we dus naar binnen gaan!
«« 92 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.