Hemelse genademaaltijd. Toets voor het hart op liefde voor de vijand

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 107 / 150 »»
[1] Robert plaatst brood en wijn voor Mij op tafel, buigt vervolgens en gaat naar zijn plaats. Ik echter neem het brood en vraag aan Bruno of hij wel weet wat dat is.
[2] Bruno zegt: 'Heer, dat is brood uit de hemel, een ware spijs voor het eeuwige leven en tot vergeving der zonden. Gezegend is hij, die het te eten krijgt!'
[3] Ik zeg: 'Wel, goed dan; omdat je aldus gelooft en spreekt, neem het en eet er van zo veel je belieft!'
[4] Bruno zegt: 'Heer, behalve mij zelf zijn er hier nog negenentwintig, die misschien nog meer honger hebben dan ik. O, sta mij toe dat ik van dit brood eerst hun geef naar hun behoefte en me dan pas verzadig met wat er misschien overblijft!'
[5] Ik zeg: 'Handel volgens het verlangen van je hart!'
[6] Daarop bedankt Bruno Mij met tranen in de ogen voor het brood en deelt het tot op de laatste kruimel uit onder de negenentwintig, die het, tot in het diepst van hun hart geroerd, meteen opeten. Een van hen merkt echter dat Bruno zichzelf heeft vergeten, gaat op hem toe en zegt: 'Maar beste vriend Bruno, je hebt jezelf helemaal vergeten bij het uitdelen van het brood en hebt alles wat de Heer je gaf aan ons gegeven. Ik heb van mijn stuk nog niets genomen, neem het en eet het, want je bent niet minder hongerig dan ik!'
[7] Bruno zegt: 'Beste vriend, houd en eet, wat ik je door de genade van de Heer heb gegeven. Ik heb meer vreugde wanneer jullie allen verzadigd zijn dan wanneer ik honderdvoudig zou zijn verzadigd. Maak je over mij maar geen zorgen, want aan de zijde van deze Heilige Gever hoeft men om verzadiging zeker nimmer bezorgd te zijn!'
[8] Bij dit voortreffelijke gedrag van Bruno, alsook dat van zijn vriend, komen alle gasten evenals Mijzelf tranen van vreugde in de ogen! Er bestaat immers in alle hemelen niets dat verhevener en aangrijpender is dan wanneer een arme en zeer hongerige man bij de aanblik van zijn even arme en hongerige broeders zichzelf totaal vergeet en al wat hij gekregen heeft aan hen afstaat. Zo iemand maakt een reuzensprong naar het centrum van Mijn liefde!
[9] Nemen ook jullie op aarde dat heel goed in je op en grif het in jullie harten!
[10] Daarop neem Ik de wijn en geef hem aan Bruno met de vraag, wat dit wel zou zijn.
[11] Bruno zegt vol dankbare ontroering: 'O Heer, dat is een kostelijke wijn uit de heilige wijnpers van Uw goddelijke Vaderhart! Met niet aflatende dank waag ik het hem uit Uw heilige handen te nemen en, als U het goed vindt, hem ook aan mijn arme, dorstige broeders te geven.'
[12] Ik zeg: 'Ik heb je al eerder gezegd, dat Ik alles wat je ook maar doet volgens de edele aandrang van je hart, uitstekend vind. Kijk, de wijn is nu van jou; doe er mee, wat je wilt.'
[13] Bruno dankt Mij ontroerd en reikt meteen zijn broeders en vrienden de wijn aan. Deze verzekeren hem echter er niet eerder iets van te nemen, voordat hij er zelf van heeft gedronken. Maar Bruno houdt voet bij stuk en zodoende nemen de anderen dan dankbaar de wijn aan en drinken ervan naar hartelust. Ook van de wijn blijft er echter niets over. Alhoewel Bruno nog behoorlijk honger en dorst heeft, is hij toch innig verheugd dat zijn broeders gesterkt zijn en er meteen beter uit gaan Zien.
[14] Ik zeg: 'Wel, beste Bruno, zeg Mij eens, hoe heeft Mijn brood en Mijn wijn je gesmaakt? Ben je nu sterker dan je eerst was?'
[15] Bruno zegt kordaat: 'Heer, ik heb maar één mond, één maag en één hart; deze hebben echter negenentwintig monden en even zovele magen en harten. Daar er in mijn plaats nu negenentwintig gesterkt zijn, die ik allemaal als een tweede ik in mijn hart draag, ben ik daardoor niet slechts één keer, maar in werkelijkheid negenentwintig keer verzadigd door de vreugde over mijn op krachten gekomen arme broeders en zusters. Zo kan ik dus op Uw heilige vraag werkelijk niets anders antwoorden dan dat Uw heilige hemelbrood en de wijn mij heel goed zijn bevallen. Daarvoor U alleen eeuwige dank!'
[16] Ik zeg: 'Beste vriend Bruno, kijk, je hebt op aarde wel echt vaak en grof gezondigd, maar omdat je zoveel onbaatzuchtige liefde voor je broeders in je hart opvatte, zal je ook veel worden vergeven. Want iedere weldoener van zijn broeders en zusters zal hier barmhartigheid ondervinden, wanneer hij zelf barmhartigheid getoond heeft; dat geldt dus ook voor jou omwille van je broeders, en voor je broeders terwille van jou, want dan geldt één voor allen en allen voor één!
[17] Er zijn echter op aarde ook weldoeners, die voor een arm, jong meisje heel barmhartig zijn en het naar beste vermogen proberen te helpen. Komt er echter een oude en uitgeputte weduwe naar hen toe, dan wordt deze met een preek en een armzalige aalmoes afgescheept, evenzo ook een oude, arme broeder. Zulke barmhartige weldoeners zal Ik weinig barmhartigheid betonen! Want wie voor zijn weldaden genot wil ontvangen en, als hij dat niet kan krijgen, in zijn hart harder is dan een steen, behoort tot de familie van alle duivels. Want ook de duivels doen goed aan diegene, van wie ze een aanlokkelijk voordeel kunnen verwachten.
[18] Jij echter oefent hier barmhartigheid uit, waarachter geen onzuivere bedoeling te zien is en zult daarom ook bij Mij de hoogste barmhartigheid vinden. Maar voordat Ik je deze volledig schenk, zul je voor Mij nog één proef voor je hart moeten afleggen! Zul je ook deze doorstaan, dan zal Mijn genade je meteen volledig ten deel vallen.
[19] Daar in westelijke richting zie je een deur, die half open staat. Ga daarheen! In dat vertrek zul je louter mensen vinden die op aarde je ergste vijanden waren. Probeer ze te winnen en breng ze bij Mij, dan zul je volmaakt zijn voor Mij. Want wie enkel zijn vrienden goeddoet, heeft nog lang niet alles gedaan om tegen Mij te kunnen zeggen: 'Heer, ik was nochtans een onnutte knecht!' Wie echter dat niet zeggen kan, is Mij nog lang niet waardig. Ga daarom heen en handel naar Mijn woorden!'
[20] Bruno zegt: 'O Heer, Uw heilige wil geschiede! Uw wil is mijn leven, mijn heil en mijn hoogste zaligheid! O, wat is het heerlijk om in het huis van de eeuwige, almachtige Vader te werken! 0 jullie, al mijn vijanden, broeders, jullie, die in mij een broeder die jullie liefhad, zwaar miskend hebben; in naam van mijn God, Heer en Vader kom ik tot jullie om jullie te zegenen en goed te doen en daardoor ook voor eeuwig ieder onrecht, dat jullie me ooit hebben aangedaan, te vergeten!
[21] O, de hoogste vreugde vervult nu mijn hart, dat zich nu sterk genoeg voelt om zich voor zijn hoogmoedige en zelfzuchtige verachters te verdeemoedigen. Zwakjes vermoed ik nu, wat Uw heilige Vaderhart destijds bij het zien van Uw ergste vijanden moet hebben gevoeld, toen U in Uzelf tot de Vader riep: 'Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!' O heilige, eindeloze grootheid, waartoe alleen een Godshart in staat is!
[22] Waarlijk, het is mooi, ja verheffend, wanneer een broeder de andere broeder helpt, zonder ooit aan een beloning te denken; maar in geen hemel bestaat er iets hogers en groters, dan hen te zegenen die ons vervloeken, en goed te doen aan hen die ons gehaat, veracht en vervolgd hebben!
[23] Daarom, op naar mijn vijanden! Want deze zijn als geroepen om mijn hart voor God te voltooien!' Met deze zeldzame, verheffende woorden stormt Bruno op de bewuste deur af.
«« 107 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.