De Heer over zielen-visvangst. Brood, wijn en hemelse kleding

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 110 / 150 »»
[1] Ik zeg echter tegen Bruno: 'Mijn beste Bruno, je bent waarlijk een goede visser. Met één worp heb je Me een vol net gebracht. Dat is ware meesterschap, dat zijn goede loon ten volle waard is! Wanneer we nu deze vissen uit het net halen, zal pas duidelijk worden of er niet sommige bij zijn, die terzijde gelegd en weer terug in zee geworpen moeten worden vanwege hun te grote magerte. Maar dat doet in geen geval iets af aan jouw verdienste voor Mij. Want het schiften is een zaak van Mij alleen, terwijl jou, als de door Mij uitgezonden visser, alleen het vangen van de vissen was opgedragen. Iedere visser heeft al genoeg gedaan wanneer hij zijn netten gevuld heeft, en hoeft er niet op toe te zien of de vissen goed of slecht zijn. Ik echter als de Heer kan dan bepalen, welke vissen voor Mij geschikt zijn en welke niet.'
[2] Ga nu maar naar Robert toe; hij zal je een goede versterking, bestaande uit brood en wijn en een passend erekleed geven.'
[3] Bruno zegt: 'O Heer, eigenlijk ben ik nauwelijks Uw geringste genade waardig; hoe kan ik U zo' n grote genade van U aannemen? Heer, wat U mij te veel wilt geven, geef dat liever aan deze arme visjes, die bij het legen van het net voor U te mager blijken te zijn. Laat mij maar blijven zoals ik nu ben, want waarlijk, in Uw heilige nabijheid heb ik geen honger en geen dorst en Uw woord is voor mij het kostbaarste erekleed!'
[4] Ik zeg: 'Jouw grote deemoed en nuchterheid bevallen Mij buitengewoon. Desondanks moet je toch doen wat Ik je nu heb aanbevolen. Kijk, ook Mijn Petrus wilde eens niet toestaan dat Ik hem de voeten zou wassen. Toen hem echter door Mij de reden werd genoemd, wilde hij helemaal gewassen worden, wat echter ook weer teveel zou zijn geweest. En kijk, zo is dat nu ook hier met jou het geval. Daarom moet jij eerst door brood en wijn gesterkt en door het hemelse erekleed gelouterd worden, opdat dan deze visjes vanuit jouw sfeer gesterkt worden en tot waarlijk leven komen. Zou jij daar echter niet van te voren voor zijn toegerust, dan zou het ook met deze visjes van jou, beslist niet vooruit kunnen gaan. De reden hiervan zul je pas later volkomen inzien. Doe daarom wat Ik je heb aangeraden en daarna zal het werken aan deze vissen meteen goed op gang komen.'
[5] Als Bruno dat hoort, is hij helemaal opgetogen en zegt vol blijdschap: 'O Heer, Vader, als dat zo is, wil ik meteen eten en drinken voor tien en met het erekleed van de zon worden bekleed!'
[6] Ik zeg: 'Eet en drink wat je wordt gegeven en trek het kleed aan, dat je wordt aangereikt, en jouw visjes zullen terstond licht in hun ogen krijgen om Mij en al diegenen die hier rond Mij verzameld zijn, te zien!'
[7] Als Bruno dat hoort, buigt hij diep voor Mij en haast zich meteen naar Robert toe. Deze reikt hem vriendelijk een bescheiden stukje brood, en in een kleine kristallen beker wat wijn aan. Bruno werkt het brood en ook de aangereikte wijn in een oogwenk naar binnen, maar houdt daarna nog een stevige eetlust over. Robert maakt echter geen aanstalten om hem nog meer te geven, maar haalt het bewuste erekleed, dat Bruno dadelijk aantrekt, in de veronderstelling dat hij daardoor wat meer verzadigd zal worden. Maar dat is niet het geval, want nu wordt hij pas echt hongerig en dorstig en vraagt Robert om nog wat brood en wijn.
[8] Robert verwijst hem echter naar Mij en zegt: 'Het nog ontbrekende zal je bij de Heer gegeven worden! Ga nu! Ik handel enkel volgens de wil van de Heer!'
«« 110 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.