Kleding in het hiernamaals. Zegen van de Heer. Blum en zijn vrienden wordt gevraagd om de eetzaal gereed te maken. Hun wonderlijke ervaringen

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 120 / 150 »»
[1] Allen gaan nu naar Robert toe. Deze gaat met de hele schare naar de gouden kast, opent hem en deelt aan allen de nieuwe kleren uit, die zij meteen aantrekken. Daardoor zien allen er veel beter uit en worden blijmoedig gestemd.
[2] In het rijk der geesten bestaat er echter een aanzienlijk verschil tussen hen, die door hun innerlijk weten, welke zuiver door liefde tot Mij wordt gewekt, zich uit zichzelf tot Mij wenden, en diegenen die enkel door een wijze onderrichting van buitenaf tot Mij worden gekeerd. De eersten krijgen nieuwe kleding als van binnenuit. De laatstgenoemden moeten echter duidelijk hun oude, aardse kleed uittrekken en in plaats daarvan een nieuw, hemels kleed, als van buitenaf, aantrekken. Deze toelichting wordt gegeven, opdat niemand in het vervolg aanstoot zal nemen aan het feit, dat het hier en daar bij andere scènes voorkomt, dat sommige geesten plotseling als vanuit zichzelf nieuwe kleren aanhebben, ongeveer zoals een boom in de lente, terwijl de geesten uit deze scène merendeels van buitenaf, net alsof ze nog op aarde zouden zijn, met nieuwe kleren moeten worden gekleed.
[3] We zien de hele groep nu al al met nieuwe kleren aan voor ons staan. Allen prijzen Mij heimelijk en sommigen kunnen Mijn minzaamheid niet diep genoeg bewonderen. Anderen bekijken de aartsvaders en de apostelen met een zekere heilige schroom. Weer anderen wagen het heel schuchter een gesprek aan te knopen met de apostelen. Maar Petrus geeft allen te kennen dat zij eerst naar Mij toe moeten gaan om de beloofde zegen te ontvangen; daarna zullen zij als vanzelf in allerlei wijsheid worden ingewijd. Na deze aanmoediging haasten allen zich naar Mij toe, bedanken Mij voor de mooie kleren en vragen Mij om de beloofde zegen.
[4] Daarop hef Ik de handen op over allen en zeg: 'Ontvang allen de beloofde zegen ter versterking van jullie nog zwakke liefde en wijsheid, zonder welke het onmogelijk zou zijn om in Mijn eigenlijke hemelrijk binnen te gaan. Daar jullie echter Mijn Vaderzegen hebben ontvangen, zijn jullie nu ook in staat een flinke stap voorwaarts te maken in Mijn rijk. Jullie hebben je op aarde, als jullie af en toe de blik omhoog richtten naar de sterren, vaak afgevraagd wat deze sterren; de maan, de zon en nog veel andere hemellichamen mochten zijn. Sommigen dachten dit, anderen dat, en sommigen helemaal niets. Maar dat doet nu niets ter zake, want jullie allen hebben het aardse overwonnen en staan blij en innerlijk gesterkt voor Mij, jullie God, Vader en Verlosser. Als volmaakte kinderen hebben jullie nu het recht om in de grote en eindeloos vele woningen van jullie hemelse Vader te worden binnengeleid. Bereid je dus allen goed voor! Want nu pas begint een werkelijk grote inwijding in al de werken die jullie je hele leven lang als versluierde raadsels dagelijks voor ogen stonden!
[5] Dit huis, waarin jullie gevallen en weer opgestaan zijn, zal jullie tot gemeenschappelijke woning dienen, waarin jullie Mij allemaal weer aan zullen treffen als jullie, wat moe geworden van een grote omzwerving, weer wensen te herstellen.
[6] Wanneer jullie echter door veel ervaringen een overvloed aan liefde tot Mij zullen hebben bereikt, dan zal ook ieder van jullie in zichzelf een geheel bij de persoon passend woonhuis vinden, dat hij dan gelukzalig zal bewonen in alle eeuwigheid.
[7] Opdat jullie allen de ervaringstochten in Mijn rijk goed gesterkt mogen beginnen, zullen we eerst allemaal samen een waar levensmaal tot ons nemen. Robert, ga jij met je belangrijkste broeders naar de middelste deur op het zuiden en open deze; daarachter zullen jullie een nieuwe zaal aantreffen, waarin jullie een grote hoeveelheid tafels en stoelen zullen vinden. Schik deze en plaats er voldoende brood en wijn op! Ikzelf zal dan de gasten in de grote zaal van vrede en rust binnenleiden; daar zullen zij allen worden verzadigd. Doe nu, wat Ik jullie heb opgedragen!'
[8] Robert begeeft zich nu met de andere vrienden naar de aangeduide zaal, die heel groot is en van een grote hoeveelheid grote en kleine tafels is voorzien. Deze staan echter nog wanordelijk door elkaar, in overeenstemming met de gesteldheid van een geest, die al wel in het bezit is van allerlei liefdevolle principes, maar deze nog niet heeft geordend, waardoor ze nog onbruikbaar zijn voor de verschillende goede doelen. De geest kan nog niet onderscheiden hoe de volgorde als nummer één, twee, drie, enz. moet zijn. Om die reden moeten die geesten (Robert en zijn vrienden) nu voorop gaan om de tafels, die overeenkomen met de liefdadigheidsprincipes, te ordenen. Wanneer deze geordend zijn, kom Ikzelf en leid de gasten binnen in de goedheids- en liefdadigheidszaal, waar zij de hogere genaden en gaven ook in een hogere en zuiverder ordening zullen ontvangen.
[9] Als Robert met zijn vrienden Messenhauser, Becher, Jellinek, Max Olaf, Dismas, Niklas, Bardo en nog een paar anderen die zich er vrijwillig voor aanbieden, de vele tafels in tamelijke wanorde ziet staan, zet hij grote ogen op en zegt: 'Vrienden, we zullen geruime tijd nodig hebben, voordat alles er bijstaat zoals eigenlijk zou moeten. Het is alleen lastig dat de tafels van verschillende grootte zijn; enkele zijn hoger, enkele zijn lager; andere zijn smaller, weer andere korter. Dat wordt een heel karwei! Ik ben me ook een mooie heer des huizes; ik weet niet eens, wat er zich verder nog allemaal in dit huis bevindt en hoe het moet worden gerangschikt! O, dat is een fraaie heer des huizes! Maar wat is eraan te doen? We zullen toch aan de slag moeten en deze zaak, zo goed we kunnen, in orde brengen!'
[10] Messenhauser zegt: 'Werkelijk vreemd! In de vorige zaal leken we wel volmaakte wijzen en hier staan we al weer zo dom te kijken alsof we niet tot twee kunnen tellen! Het gaat hier slechts om het ordelijk rangschikken van deze tafels, banken en stoelen en we weten niet waar te beginnen. Welke tafel is nummer een, dus de belangrijkste, welke nummer twee en zo verder? Hoe kunnen we de lagere tafels ooit bij de hogere plaatsen en de smalle bij de brede?'
[11] Becher zegt: 'Vrienden, ik wil overal mee helpen, maar verlang vooral geen plan van mij. Want werkelijk, in deze enorm grote ruimte voel ik mij zo dom, alsof ik net uit het moederlichaam was gekropen!' Jellinek zegt: 'Naar het mij zo stilletjesaan voorkomt, is deze zaak veel betekenisvoller dan wij ons voorstellen. Ik bedoel dit: de Heer heeft ons allen hier enigszins in een lastig parket gebracht. Daarom zal ons niets anders overblijven dan naar Hem toe te gaan en van Hem een goed plan te vragen, want we kunnen wel een halve eeuwigheid blijven tobben, maar zouden toch op geen enkele manier tot een resultaat komen. Van duizend tafels en enkele duizenden stoelen en banken van de meest uiteenlopende grootte bij wijze van spreken één harmonisch geheel te maken, daartoe zijn we niet in staat. Laten we daarom iemand naar de Heer zenden om te informeren naar de juiste ordening!'
[12] Robert zegt: 'Dan ga ik zelf. Blijven jullie intussen maar hier en bekijk de andere wonderlijke kenmerken van deze zaal!'
[13] Na deze woorden keert Robert terug naar de vorige zaal en zet grote ogen op als hij hier geen menselijke ziel meer aantreft. De inrichting, deuren, wanden en ramen zijn dezelfde als voorheen, maar er is geen enkel geluid, van waar dan ook, te horen. Robert kijkt door de ramen naar buiten, maar ziet niemand. Hij opent andere deuren, maar er is nergens iets te bespeuren van wat hij zoekt. Hij gaat zelfs naar buiten de binnenplaats op, maar nergens beweegt er iets. Als hij ondanks al zijn zoeken en roepen niets vindt, gaat hij bedroefd weer terug, waar hij zijn vrienden niet minder bedroefd aantreft.
[14] Robert zegt: 'Goddank dat ik jullie tenminste hier nog aantref, want de zaal buiten is zo leeg en door iedereen verlaten als de noordpool op aarde! Geen Heer en geen ander wezen is nog ergens aanwezig, ook niet in de aangrenzende vertrekken die ik doorzocht heb. Door zoiets zou toch de meest evenwichtige geest uit het lood geslagen worden. Wat een hopeloze geschiedenis! Wat doen we nu?'
[15] Jellinek zegt verbaasd: 'Dat is me ook wat moois! Maar in Godsnaam, het is nu eenmaal zo. Laten we maar beginnen zo goed als het gaat deze tafels te rangschikken. Als ze op hun plaats staan en voorzien zijn van brood en wijn, zullen we wel zien of we gefopt zijn.'
[16] Robert roept Max Olaf en zegt: 'Broeder, jij bent op aarde toch zeeman, ingenieur en landmeter geweest, daarom zou jij ook het beste in staat moeten zijn om deze tafels en banken goed te ordenen. Ga jij die zaak eens in ogenschouw nemen, want nu blijft ons niets anders over dan te doen wat de Heer ons heeft opgedragen; zo denkt ook broeder Jellinek erover.'
[17] Max Olaf zegt: 'Geen God kan van iemand meer verlangen dan waartoe hij in staat is. Daarom zullen we ook meteen aan het werk gaan met het ordenen van de tafels. De grote, van dezelfde hoogte en breedte, schuiven we voor in de zaal tegen elkaar aan; hier tegenaan de wat lagere en smallere; daar tegenaan de nog lagere en smallere enzovoort in die volgorde. Het geheel geven we de vorm van een lange rechthoek, of misschien ook een kruis, wat eigenlijk nog meer aan onze situatie beantwoordt, omdat we aan dit karwei een echt kruis hebben! Op dezelfde manier gaan we met de banken en stoelen te werk. Hebben we dit karwei beëindigd, dan zullen we wel zien of de Heer zal komen, zoals Hij beloofd heeft. Komt Hij echter niet, dan gaan we ook naar buiten en zoeken ons gezelschap in alle hoeken van deze wereld. Laten we nu in Godsnaam met het ordenen van deze zaak beginnen.'
[18] Allen zijn het eens met het plan van Max Olaf en gaan meteen aan de slag. Na enige tijd staan tafels, banken en stoelen opgesteld in de vorm van een kruis. Robert opent daarop verscheidene kasten, die allemaal gevuld zijn met brood en wijn; het brood in de gebruikelijke ronde vorm en de wijn in bekers, voorzien van gouden deksels. Robert voorziet nu met hulp van zijn vrienden de tafels van brood en wijn.
[19] Als ook deze taak volbracht is, zegt Robert: 'Heer, U die alwetend bent, ziet nu zeker, dat wij de ons opgedragen taak zo goed en getrouw mogelijk hebben volbracht. U hebt ons beloofd meteen met de gasten hierheen te komen en ons allen voor hogere hemelse taken te sterken en te zegenen. O, kom toch bij ons, want het is voor ons echt moeilijk Uw alles levend- en zaligmakende aanwezigheid te missen!'
[20] Daarop zeggen alle anderen hetzelfde, maar niemand hoort ergens een geluid of een andere stem. Dat brengt onze tafelschikkers echter niet van de wijs. Ze wachten geruime tijd heel geduldig.
[21] Als echter ondanks dit wachten niemand tevoorschijn komt, zegt Robert: 'Dat is werkelijk vreemd! Zou de Heer ons willen beproeven of hebben wij ons ergens schuldig aan gemaakt? Of is deze lange geschiedenis sinds onze aankomst in deze wereld toch maar een droom? Werkelijk vreemd! Maar wat doen we nu? Komt dichterbij, beste vrienden, geef raad of doe een goed voorstel, want anders gaat deze zaak er wanhopig uitzien.
«« 120 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.