De dankbare Thomas prijst God. Onderricht van de Heer over de eenvoud van de liefde

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 127 / 150 »»
[1] Ik zeg: 'Mijn dierbare Thomas, je bent nog erg dom! Ik droeg Judas niet op met Mij het brood in de schotel dopen, want Ik wist dat het hem tot oordeel zou strekken, omdat hij onwaardig was met Mij het brood des levens te eten. Jou echter nodig Ikzelf uit, omdat Ik in jou niets onwaardigs ontdek, en daarom kun je zonder bezwaar doen wat Ik nu van je verlang. Bovendien houdt hier iedere gerechtelijke toerekening op, omdat iedere daad hier zonder meer zijn gevolgen heeft in overeenstemming met de geest waarin hij werd begaan. Omdat iedere geest naargelang zijn daden hier volkomen eigen rechter is, heb je ook van geen enkele kant een vreemde invloed meer te duchten. Wat jij wilt, zul je ook doen, en dat handelen zal jou oordelen overeenkomstig jouw wil, die de eigenlijke drijfveer is van iedere handeling.
[2] Heb daarom van nu af aan maar geen scrupules meer. Wanneer je hongerig en dorstig bent, zult je toch iets te eten en te drinken willen hebben. Wil je echter toch niets eten of drinken, dat moet je je wel de pijn laten welgevallen die honger en dorst als noodzakelijk gevolg met zich meebrengen. Of zou je een scherpe gesel ter hand nemen en jezelf daarmee tuchtigen? Dat zul je toch zeker wel achterwege laten!
[3] Wat je echter jezelf niet zou willen aandoen, zul je ook je broeders niet aandoen, want de liefde van je hart zou zeker nooit toelaten dat je broeders pijn doet, omdat het hier in het geestenrijk zo gesteld is dat iedere daad, verricht aan een tweede, ook met hetzelfde gevoel terugwerkt op de dader.
[4] Door deze uiteenzetting weet je nu hoe de zaken hier in elkaar zitten. En Ik denk dus dat je nu op Mijn uitnodiging zonder gewetensangst doet, wat jou voor je hoogsteigen bestwil kan en zal dienen.
[5] Kijk, Ik zou je kunnen dwingen om ogenblikkelijk daarheen te gaan, waar Ik je hebben wil. Indien Ik je al niet door Mijn almacht tot het goede dwing, maar alleen door zachtmoedig onderricht je hart, je verstand en je wil versterk, hoeveel te minder zal Ik je dan tot iets slechts dwingen. Door Mij wordt niets zozeer gerespecteerd als de volledig vrije wil van de mens. Daarom kun je het heel moedig wagen vrijwillig datgene te doen wat Ik, als jouw God, Schepper en Vader, vol machtige liefde van jou verlang.'
[6] Thomas zegt: 'O liefdevolle Vader, nu is er geen enkel bezwaar meer in mijn hart. Wat U wenst zal steeds de heiligste wet van mijn hart zijn. O, hoe zachtmoedig en wijs is Uw heilige Vaderwil! Waar is er een hart dat Hem zou kunnen weerstaan? Hoe zalig is nu mijn hele wezen, omdat ik U mag volgen en omdat U mij Zelf terzijde staat en mij aan Uw Vaderhand leidt in het rijk van het eeuwige leven. 0 heilig huis der huizen, dat God betreedt! Wie kan de grote maaltijd, die God Zelf heeft bereid voor al degenen die Zijn Vaderhart heeft uitverkoren tot Zijn kinderen voldoende prijzen? Zalige broeders en zusters, voelen jullie het wel helemaal aan, beseffen jullie wel de heilige, diepe waarheid, dat onze leraar en leidsman God Zelf is? Wij zijn bij God, ja, bij de grote Schepper der oneindigheid, bij de Vader zijn wij! O zeg eens, voelen jullie wel diep genoeg wie degene is die ons nu Zijn huis binnenleidt?'
[7] Terwijl wij het huis binnengaan, zeg Ik: 'Goed, goed, Mijn beste zoon Thomas! Het verheugt Mij echt dat je in je hart gevoelens laat opkomen, die veel lijken op de Mij prijzende vurige gedachten van de Cherubijnen en Serafijnen, die in eeuwigheid de uitvoerders zijn van Mijn wil. Maar hoe verheven zulke gedachten, waar maar weinig geesten de diepte en grootte van beseffen, ook zijn, Ik heb toch liever dat Mijn kinderen Mij echt hartelijk 'Vader' noemen, liever dan wanneer de grootste lof engelen Mij met wijsheidsliederen bezingen en tenslotte totaal uitgeput neerzinken, als ze tot het inzicht komen dat hun vurigste gedachten niet eens de zoom van Mijn kleed beroeren, terwijl Mijn eenvoudige kinderen zalig spelen met Mijn hart en Mijn gedachten, altijd bij Mij zijn en aan Mijn tafel het brood van het ware leven genieten.
[8] Kijk, zij die Mijn macht bezingen en de oneindig grote God prijzen, zijn verre van Mij en beschouwen Mij ongeveer op dezelfde manier als jij op aarde de sterrenhemel vaak heel verheven hebt bezongen, maar daarbij niet wist, wat de door jou bezongen sterren eigenlijk waren en wat in hen was. Zij echter, die tot Mij zeggen: '0 lieve Vader! O, mijn goddelijke Broeder!' zijn bij Mij en zelfs in Mij. Zij prijzen Mij zoals kinderen hun enige echte Vader en beschouwen Mijn grootheid niet meer met heilige schroom vanuit de verte, waarbij een grote kloof hen steeds van Mij gescheiden houdt. Zij echter zijn zelfs op de sterren bij hun Vader in het volle genot van die heilige werkelijkheid, die door jubelende engelen nauwelijks wordt vermoed.
[9] Begrijp je nu dit belangrijke verschil? En omdat je het begrijpt, ben je ook al veel gelukkiger dan voorheen. Dat is goed en juist en Mij het meest welgevallig, omdat dit in Mijn ordening ligt. Je zult heel spoedig aan Mijn zijde ontzaglijk grote werken vol wonderen te zien krijgen. Wanneer je dan steeds zou vragen: 'Wie voelt er diep genoeg wat God is?' zouden Mijn lieve kinderen je uitlachen en zeggen: 'Maar onnozele broeder Thomas, wat praat je toch een onzin! Wie kan ooit diep genoeg en ten volle voelen en ervaren wat God in wezen is? Hoe kan het eindige ooit het oneindige bevatten? God is ons aller Vader! Wij hebben Hem boven alles lief; Hij leidt ons en wij zien Hem en zien hoe lief en oneindig goed Hij is. Dat gaat toch veel verder! God als Vader boven alles liefhebben is immers oneindig meer waard dan Hem willen doorgronden! Wat is eigenlijk menswaardiger: in gedachten verdiept zijn en, als een arme broeder voorbij gaat, deze door louter grootse gedachten helemaal niet opmerken, of die gedachten aan God, de Heilige Vader, overlaten en met een lieve vriendelijke blik de arme broeder behulpzaam tegemoet gaan? Laten wij daarom het grote aan de groten overlaten. Wij blijven echter in de liefde mooi klein bij elkaar en zullen gelukkiger zijn dan de groten die hun geluk zoeken in het grote!
[10] Kijk Thomas, zo zouden al deze broeders met je praten. Daarom blijven wij dan ook bij elkaar, want om de gehele hemel te zien hoeft men geen ogen te hebben die even groot zijn als de hemel zelf. Begrijp je dat?
[11] Ja, je begrijpt het al, en daarom zullen wij meteen aan de maaltijd beginnen, omdat we ons nu allemaal in de grote zaal bevinden waar de tafels gedekt zijn.'
«« 127 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.