Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 142 / 150 »»
[1] De vreemdeling zegt: 'Beste vrienden, ik verlang van jullie geen bede, maar slechts een volgzaam en zachtmoedig hart... Al het andere zal vanzelf komen en jullie zullen dan voor eeuwig geen gebrek meer lijden. Voortaan moeten jullie elkaar niet meer vijandig gezind zijn vanwege een meningsverschil, noch elkaar van allerlei zonden beschuldigen, alsof jullie het recht zouden hebben elkaar te oordelen en te veroordelen.
[2] Daar jullie allen nogal goed thuis schijnen te zijn in de heilige Schrift, moeten jullie toch ook weten, dat hij die tot zijn broeder zegt: 'Jij dwaas', het eeuwige vuur van de hel over zich afroept. Als jullie dit weten, hoe kunnen jullie dan met elkaar twisten? Ieder van jullie zit zelf vol fouten en gebreken en heeft genoeg te vegen voor zijn eigen deur. laat daarom niemand zich druk maken over de fouten van zijn broeder, want dat is de grootste gruwel voor God.
[3] Wel weet ik helaas, hoe op aarde broeders tegen broeders te velde trekken uit pure hoogmoed en hemeltergende hebzucht. Iedereen vindt zichzelf onberispelijk ten opzichte van zijn broeder, maar schildert hem vaak af in alle kleuren van de hel. Bijzonder onjuist worden de welgestelden op aarde door de armeren beoordeeld, waartoe weliswaar de niet zelden al te krenterige geest van de welgestelden aanleiding geeft. Omdat de rijke echter steeds de machtigste is en de armere bij hem werk moet zoeken om zijn brood te verdienen, doet hij dit niet uit liefde, maar uit noodzaak. Niet zelden zit het hem verschrikkelijk dwars dat hij aan zijn welgestelde broeder ondergeschikt moet zijn, terwijl hij toch liever op alle mogelijke manieren over hem zou willen heersen. Dat op aarde tussen broeders zulke verhoudingen bestaan, is ten overstaan van het zuivere woord Gods treurig genoeg.
[4] Hier in het rijk van de geesten, waar van armoede en voorrang geen sprake meer kan zijn, mogen zulke aardse hatelijkheden nooit meer voorkomen. Want ik zeg het ronduit: wie zijn broeder haat om welke reden dan ook, in hem is Gods genade niet! Zijn ziel is een duivel vol hoogmoed en geest van onverzoenlijkheid, en het is zijn voortdurende wens zijn broeders, omdat zij hem een ingebeeld onrecht aandeden, alle mogelijke tegenslagen als bestraffende leringen te zien ondergaan.
[5] Jullie kunnen elkaar nog zo goed en terecht de les lezen, maar wat zal dat baten, als er eerzucht, heerszucht, eigenbelang en veel hebzucht achter zit? Wie zijn broeder met goed gevolg wil beteren, moet eerst de balk uit zijn eigen oog verwijderen en dan pas vol liefde zeggen: 'Dierbare broeder, ik zie dat een splinter je oog vertroebelt; sta mij toe dat ik bij je kom en hem voorzichtig uit je oog haal.' Kijk, zo zal iedere les die broeders elkaar geven, het allermooiste resultaat hebben. Wanneer broeders echter door hun vaak ongevraagd beleren alleen maar willen laten zien dat zij de wijste en beste zijn, is de beste les nutteloos en maakt deze alles alleen maar erger.
[6] Kijk, Ik ben een echte leraar, want Ik verlang niets anders van jullie dan dat jullie datgene aannemen, wat voor jullie eigen bestwil van belang is. Zo moeten jullie je ook ten opzichte van elkaar gedragen, dan zullen jullie woorden gezegend zijn!
[7] Broeder Miklosch heeft zich zo tegenover jullie gedragen en zijn woorden hebben dadelijk toegang gevonden tot jullie harten. Hadden Cyprianus en Bathianyi ook zo gesproken, dan zou dit hele gezelschap al heel wat schreden verder zijn. Maar deze twee wilden elkaar heel evangelisch bewijzen dat ieder van hen de voortreffelijkste was, en zodoende rustte er geen zegen op hun woorden.
[8] Leg nu alles af wat ook maar de schijn van eerzucht heeft, anders kunnen jullie geen kinderen worden van een en dezelfde Vader in de hemel. Wat zou het jullie kunnen baten, wanneer jullie het met je lessen over en weer zo ver zouden brengen, dat de een de ander een hele wereld zou ontnemen, maar daarbij aan zijn eigen ziel grote schade zou lijden? Wat moet hij dan wel opbrengen om zijn eigen ziel uit de poel des verderfs te verlossen?
[9] Jullie kennen toch het gebed van de Heer? Kijk, daarin wordt onder andere gezegd: 'Vergeef ons onze zonden, zoals ook wij onze broeders vergeven die zich aan ons bezondigd hebben!' Wanneer jullie echter allerlei moeilijke verzoeningsvoorwaarden stellen, die door de tegenpartij vaak nauwelijks op te brengen zijn, waarop baseren jullie dan die bewuste bede tot God?
[10] In de Schrift staat ook: 'Zegen, die jullie vervloeken en doet goed aan hen, die jullie haten en kwaad willen!' Wanneer jullie als lotgenoten elkaar al willen kwetsen, wat zouden jullie dan wel niet met je vijanden doen? En toch zeg ik jullie, dat niemand van jullie het Godsrijk binnen kan gaan, voordat hij, net als Christus aan het kruis, uit het diepst van zijn hart zal uitroepen: 'Heer, vergeef hun, want zij wisten niet wat zij deden!'
[11] Zijn jullie het daar allen mee eens, ga dan nu met mij dat huis binnen; zo niet, blijf dan en zoek zelf een herberg, want jullie wil is voor eeuwig vrij!'
[12] Bathianyi zegt: 'Vriend, jouw woorden zijn weliswaar als scherpe pijlen en treffen precies het centrum, maar toch verwonden ze geen enkel hart. Want volgens de enige ordening waarin een gemeenschap gelukkig kan leven, zijn ze volkomen waar. Ik en hopelijk wij allen nemen deze dankbaar aan. Naar aanleiding van jouw woorden vergeef ik ook van ganser harte al mijn aardse vijanden, want zij handelden werkelijk alleen maar in blinde overwinningsroes tegenover ons, hun vermeende grootste vijanden. God de Heer vergeve het hun; wat mij betreft hebben zij ten opzichte van mij geen schuld meer.
[13] Alleen zou ik de Heer van hemel en aarde willen vragen of Hij mijn vrouwen kinderen zou willen gedenken en hen zo zou willen leiden, dat zij eens langs een betere weg tot God komen dan bij mij het geval was!'
[14] De vreemdeling zegt: 'Maak je niet meer bezorgd over hetgeen beneden op aarde gebeurt, want daarvoor zorgt wel de Heer, die jullie allen hier veel nader is dan jullie denken. Wat je vrouwen kinderen betreft is een flinke aardse vernedering, zonder welke zij nauwelijks daar zouden komen waar jij je nu bevindt, van groot belang. Door deze vernedering leren zij toch wat meer de nietigheid van alle aardse goederen kennen en deze heimelijk zelfs verafschuwen. Zo zal het voor hen na het afleggen van hun lichaam gemakkelijker worden om in het rijk van het licht te komen. Maak jij je echter over niets anders meer bezorgd dan over de liefde voor God en je broeders; al het andere zal dan vanzelf naar je toe komen!'
[15] De franciscaan zegt: 'Vriend, ik ben het er wel volkomen mee eens wat mijn lotgenoten hier betreft, maar met de onbarmhartige duivels op aarde ben ik zeker niet zo snel klaar als vriend Bathianyi. De hoogst wijze Godheid moet toch immers wel inzien, dat het geen kleinigheid is om op aarde als een straatrover terechtgesteld te worden. Voor een dergelijk misdrijf verlang ik van God voor onze rechters een terechte straf, die bestaat uit een soortgelijke tuchtiging, anders zal mijn hart niet gemakkelijk rust vinden.'
[16] De vreemdeling zegt: 'Vriend, zij die jou veroordeeld hebben, behoren evengoed aan de Heer toe als jij. Nemen we echter eens aan, dat jij door onvoorzichtigheid met je handen je voeten een verwonding hebt toegebracht, zodat je je handen van pijn verwenst. Dan komt er iemand naar je toe, die zegt: 'Vriend, dat hebben je eigen handen gedaan. Neem daarom wraak en laat ze afhakken, want ze zijn niet meer waard om deel uit te maken van je lichaam.' Zeg eens, zou jij op dit voorstel ingaan en het uitvoeren?'
[17] De franciscaan zegt: 'Voor zo'n dwaasheid zal de lieve Godheid een mens toch wel behoeden! Het zou te gek zijn om aan één pijn nog een tienvoudige toe te voegen!'
[18] De vreemdeling zegt: 'Aha, daar heb ik je al waar ik je hebben wilde! Wanneer jou een tweede pijn, tengevolge van het voor straf afhakken van je handen niet zint, waarom zou het dan de Godheid behagen haar eigen ledematen af te hakken, wanneer deze zich onvoorzichtig hebben gedragen tegenover andere? Hoe kun je van God verlangen dat Hij Zichzelf aandoet, wat jij jezelf nooit zou aandoen? Zoals jij met alle ledematen van je lichaam als een compleet wezen bestaat, zo is ook de Godheid met al Haar geschapen wezens een concreet geheel en probeert steeds alle zieke delen zo goed mogelijk te helen en geschikt te maken voor hun eeuwige bestemming. Wanneer God de Heer jouw wonden op een andere en veel betere manier weet te genezen, zul je dan toch nog zinnen op wraak op je aardse vijanden?'
[19] Verlegen zegt de franciscaan: 'Ja, dan natuurlijk niet meer! Dan zeg ik zonder meer ook in godsnaam: 'wat God de Heer goed vindt, zal voortaan voor mij ook goed zijn! Ik hoop echter, dat de lieve Godheid mij mijn door treurige omstandigheden veroorzaakte gezindheid niet als fout zal aanrekenen.'
[20] De vreemdeling zegt: 'Wanneer jij met je hart in het reine bent, dan ben je het ook met God. Heb je aldus al je vijanden vanuit het diepst van je hart vergeven, dan zijn daardoor ook jouw schulden voor God uitgewist. Je kunt dan met een heel rustig hart en geweten tot God bidden: 'Vader, vergeef mij al mijn zonden, zoals ik nu allen heb vergeven die tegen mij gezondigd hebben!' En de Vader zal je alles vergeven en heeft je al vergeven, nog voordat je Hem daarom hebt gevraagd.'
«« 142 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.