Noodroep tot God. Beroep op Jezus

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 4 / 150 »»
[1] Na deze woorden houdt hij zich een tamelijk lange tijd heel rustig en wrijft alleen enkele keren in zijn ogen om een eventuele dofheid van de narcose kwijt te raken. Maar omdat het ondanks alle geduld niet lichter wordt, begint hij te twijfelen of hij ooit het licht in zijn ogen zal terugkrijgen en hij wordt daardoor steeds kwader. Als het licht echter ook ondanks zijn steeds stijgende kwaadheid niet terugkomt, roept hij luidkeels:
[2] 'Watis er dan toch met mij gebeurd?Wat is dat voor een vervloekte toestand? Is er dan geen God meer, die machtig is en rechtvaardiger dan de machthebbers die door Zijn genade op aarde macht bezitten?
[3] God! als U bestaat, strek dan Uw arm uit! Rechtvaardig mij, die de goede zaak van Uw kinderen naar het doel wilde leiden, dat eens de verheven, onbegrepen volksleraar Jezus wilde bereiken. Maar ook Hij werd door gemene gerechtsdienaren opgepakt en als dank voor al Zijn grote moeite en offers voor het welzijn van de hele mensheid aan een paal gehangen tot grootste smaad van de mensheid!
[4] Evenals Hij ben ook ik een zoon van en uit U, als U tenminste bestaat! Of bestaat U enkel en alleen maar in het bewustzijn van de mensen zelf? Is Uw kracht niet groter dan die, waarvan zich ook de mens bewust is, dan spreek ik vergeefse woorden en ben ik met mijn hele wezen voor eeuwig bedrogen! Waarom moest ik dan een levend, zelfbewust wezen worden? Waarom moest een willekeurige, nog ongevormde idee in de eindeloze ruimte zichzelf gaan realiseren en in mij uitgroeien tot een duidelijke bestaansvorm? Vervloekt toeval dat mij ooit in zo'n ellendig bestaan heeft geplaatst. Wanneer er slechte en kwaadaardige duivels zijn, laten zij dan de kracht die mij liet ontstaan voor eeuwig vernietigen!
[5] 0, mensheid! Arme, bedrogen mensheid, houd op met je voort te planten! Jullie mensen die nu nog leven, vermoord je kinderen en jezelf, zodat de vervloekte aarde leeg moge worden! 0, jullie machthebbers, wurg alle mensen maar en verdeel de vervloekte aarde onder elkaar, zodat alleen jullie genoeg aards bezit zullen hebben! Maar mijn ijver is vruchteloos, een eeuwige slaaf ben ik! Wat vermag een druppel tegen de almacht van de golvende zee? Houd daarom op met dit zinloze gepraat! Alleen jullie, handen, probeer aan dit allerellendigste bestaan een eind te maken!'
[6] Na deze woorden deed hij in een poging om zich te wurgen enkele stevige grepen naar zijn keel, maar natuurlijk zonder enig resultaat. Want hij grijpt in zekere zin telkens door zichzelf heen, zonder ook maar het geringste teken van verstikking te voelen. Dat doet hem versteld staan en hij begrijpt steeds minder van deze toestand. Daar het wurgen niet lukt, besluit hij zich recht vooruit te bewegen. 'Want', zegt hij, echt kwaad bij zichzelf, 'duisterder en bodemlozer dan hier kan het in de hele eindeloze ruimte nergens zijn. Daarom heb ik ook geen afgrond te duchten en nog minder een of ander verborgen gericht. Dus voorwaarts maar! Misschien bereik ik toch nog ergens een lichtstraaltje of de gewenste dood!
[7] 0, wat moet de toestand van de volkomen dood gelukkig zijn! Hoe gelukkig moet ik zijn geweest, toen ik geen bestaan voelde en geen vrij bewustzijn! Kon ik maar weer volkomen in het niets verdwijnen! Maar het moge zijn zoals het wil, als de volkomen dood een lafenis voor mij is, dan is er ook niets meer waarvoor ik bang zou moeten zijn. Dus, vooruit maar!'.
«« 4 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.