De gasten bij het zien van de danseressen. Volksgesprekken. De barricadeheldin. De pathetische spreker

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 63 / 150 »»
[1] Als ze allen in het vertrek bij elkaar zijn, merkt één van hen de danseressen op: 'Nu, die kunnen ons nu ook allemaal gestolen worden. Onze situatie en die daar, dat zou mooi bij elkaar passen!' Een ander, naast hem, zegt: 'Wel verdraaid nog aan toe! Knap zijn ze! En mooie voetjes dat ze hebben! Sapperloot, was ik maar gezond. M'n hemel, die middelste spreekt me wel aan!' (Het gesproken Weense dialect in de volgende hoofdstukken gaat in de vertaling uiteraard verloren.)
[2] Zijn buurman vermaant hem: 'Maar Frans, alsjeblieft, wees nu toch verstandig! Weet je dan niet, dat we niet meer op aarde zijn?' De eerste zegt: 'Dat weet ik wel, maar aarde of geen aarde, mooi zijn ze toch! Je moet wel helemaal geen gevoel hebben, als je daar onverschillig bij kunt blijven.'
[3] Een derde zegt: 'Maar als Frans door zijn belangstelling later in de hel terecht zou komen, hoe zou het Frans dan te moede zijn?' Frans zegt: 'Ach, de duivel hale je! Je bent en blijft een dom loeder. Zijn we nu dan soms in de hemel? Of heb jij ooit de hel gezien, om te kunnen zeggen, dat je nu nog niet in de hel bent?' De toegesprokene zegt: 'Dat weet ik wel, want dan zouden we eerst verdoemd moeten worden en daarna het helse vuur zien. En dat, meen ik, is nu met ons nog niet het geval. Het brandt me wel verduiveld; je weet wel waarom. Maar dat is nog geen hel, omdat we nog niet verdoemd zijn, en ook geen vuur zien. Maar ik denk wel, wanneer we die verduivelde vrouwen ook nu nog niet met rust laten, nu we al in de geestenwereld zijn, dat we veel gemakkelijker in de hel kunnen komen dan op aarde. Heb ik soms ongelijk?'
[4] De eerste zegt: 'Ja, ja, je hebt wel gelijk. Maar denken kan ik toch zeker, zoals mijn kop me dat ingeeft! Dat wil nog niet zeggen dat ik iets doe!' De ander zegt: 'Ja, ja, niets doen, niets doen! Eerst komen altijd de gedachten, na de gedachten de begeerten en na de begeerten de daden. En daarna komt de hel en dan is het afgelopen! Begrijp je me? Ik denk nou eenmaal zo: Gestorven zijn we, en we zijn nu in de geestenwereld. Daar is het parool: mooi rustig blijven en gehoorzaam zijn en niets anders denken, spreken en doen, dan wat Blum ons zal zeggen; dan kan het met ons nog beter worden!' Frans zegt: 'Nou ja, dat is ook goed; je bent niet helemaal zo dom als je er uitziet.'
[5] Een barricadeheldin naast hen zegt: 'Moet je die twee grootsprekers zien! Die willen elkaar de hel in- en uitpraten! Hahaha, de een is nog een grotere snoever dan de ander en ze wachten nog tot ze verdoemd worden, alsof ze niet allang verdoemd zouden zijn! Hahaha, dat is toch grappig!' Frans zegt: 'Kun jij je grote waffel niet dicht houden? Jij smerige studentenhoer! Wacht maar, ik krijg je nog wel! Voor een hemelrijk van Christus meet ik je er nog wel een paar uit, dat de allerzaligste maagd Maria daarbij nog au zal roepen! Kijk me dat misbaksel eens aan! Die zou ons graag met z'n allen in de hel willen hebben. Kijk uit, dat jij met je handen als vleermuisvleugels er niet het eerst in vliegt!'
[6] Een ander komt naar voren en zegt op pathetische toon: 'Vrienden, bedenk wel waar jullie zijn! Het is hier niet het Prater, waar het Weense mensdom zich nog tien keer grover gedraagt dan anders! Bedenk, hier is het geestenrijk, waar men zich goed moet gedragen en ernstig moet zijn om niet ogenblikkelijk voor eeuwig te worden verdoemd. Want bij God is er geen genade en geen pardon meer in deze wereld!' De heldin zegt: 'Hoho, maak u zich niet zo druk, opgeblazen leeghoofd! Dat onze lieve Heer met iemand als u die het bier bij emmers zuipt geen erbarmen kan hebben, dat is toch heel natuurlijk!' De pathetische spreker zet grote ogen op en zegt: 'Wa-a-at zegt deze lelijke Blocksberg heks? Wacht maar, voor dat potje zal hier in de geestenwereld ook wel een deksel te vinden zijn! Is hier dan geen kerel, die niet bang is zijn handen vuil te maken om deze vuile deern de nek om te draaien?' De heldin zegt: 'O, doe daar maar geen moeite voor. Want als het hier op de gemeenste kerel aan zou komen om mij de nek om te draaien, dan zou daarvoor immers niemand geschikter zijn dan u! Maar dan denk ik dat zo'n karwei nog veel te goed voor u zou zijn. Wie denkt u wel dat u bent, levend biervat?!' U mist uw wijntje en uw Trijntje in de geestenwereld, hé? Troost u maar, misschien komt uw Trijntje ook wel gauw. Dan zal onze lieve Heer meteen barmhartiger zijn dan U nu!'
[7] De patheticus zegt: 'Vrienden, laten we ons met dit ordinaire mens niet meer bemoeien, want een koe met een beruifde staart maakt alles om zich heen onrein!' De heldin zegt: 'Ja, dat zou toch een schande zijn als u niet schoner zou zijn dan ik; u heeft zich toch u leven lang met duizenden emmers bier schoongespoeld! En dat is wel heel wat anders dan honderd generale biechten bij alle Jezuïeten! Als ik een stukje van onze lieve Heer was, dan wist ik wel hoe ik u zalig zou maken. Ik zou van de Donau louter sterk bier maken en u daar neer zetten, waar de Donau in de Zwarte Zee uitmondt, en dan uw Trijntje er naast. Dan zou u de zaligste mens zijn!'
«« 63 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.