De patheticus over deze wonderbare verandering van Helena. Verschil tussen droom en werkelijk leven. Olafs gelijkenis van de bruidswerving

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 69 / 150 »»
[1] Ook onze patheticus en zijn gezelschap merken deze verandering op. Iemand uit het gezelschap zegt tegen hem: 'Zeg vriend, merk je niets? Die Lerchenfeldse, eerst zo'n slons vol ontucht, roet en vuil, wordt nu helemaal verheerlijkt. Dat bekoorlijke ding is nu een lust voor het oog. Zou die onbekende vriend van Blum dan toch zo'n soort Egyptische magiƫr zijn?'
[2] De patheticus zegt: 'Ja, ik merk ook iets dergelijks. Maar weet je, als zo'n meisje echt verliefd is en de liefde haar wangen rood kleurt en haar boezem doet zwellen, dan ziet zo' n figuurtje er meteen heel anders uit. 0, ik heb niet zelden op aarde vrouwen gezien, die er in hun gewone daagse kleding vreselijk uitzagen, maar als ze 's zondags met hun minnaars gingen wandelen naar de Sperl, waren ze niet meer te herkennen! Het is alleen maar de liefde, die hier net als op aarde, niet zelden zulke wonderlijke verfraaiingen van het vrouwelijk geslacht teweegbrengt. Neem haar de liefde af en ze zal direct weer een heel ander aanzien krijgen!'
[3] De ander zegt: 'Weet je, in zekere zin heb je wel gelijk, maar hier lijkt de zaak heel anders te liggen. Want in de eerste plaats is deze vrouw werkelijk in een oogwenk heel mooi geworden, en bovendien spreekt ze nu ook een heel zuiver en beschaafd Duits en is er geen spoor van een Weens dialect meer te ontdekken. Dat bewerkstelligt zo'n gewone liefde niet! Er moet wel iets hogers, voor ons onbegrijpelijks in het spel zijn. Bekijk maar eens goed de oneindig tere teint, de zachtheid van haar armen en haar nek, haar prachtige blonde haar, de bijzonder interessante vorm van haar gezicht en het echt hemelse rood op haar wangen. Dat valt niet te ontkennen, je zult me in ieder geval gelijk moeten geven.'
[4] De patheticus is nu toch met stomheid geslagen, omdat hij het met de opmerking van zijn vriend wel eens is. Maar een derde uit het gezelschap staat op en zegt: 'Waarde vrienden, jullie beiden begrijpen de zaak helemaal verkeerd! Kijk, deze verandering heeft in mijn ogen een heel natuurlijke oorzaak. We zijn nu in de pure geestenwereld. Ons leven is niets anders dan louter een droom, en wat we nu zien is een spel van onze fantasie, waaraan niets echt en waar is behalve zijzelf. Deze fantasie belieft het nu ons allerlei taferelen voor te spiegelen, die zich aan de droomzintuigen van onze ziel voordoen als objectieve werkelijkheden. Deze betekenen echter even weinig als de beelden, die we op aarde door middel van een zogenaamde toverlantaarn tot stand brachten. Kijk, zo liggen die zaken hier! Begrijpen jullie dat?'
[5] De eerste zegt: 'Vriend, die uitleg deugt kennelijk niet, want als dat alles slechts maar een soort droom zou zijn, dan zou jouw verklaring ook een droom moeten zijn, waaraan men evenmin waarde zou hoeven te hechten als aan alle overige verschijnselen. Of zou je willen beweren, dat jouw uitleg aan ons over jouw inzichten daarop een uitzondering maakt? Ik heb op aarde heel vaak en levendig gedroomd, maar wat een verschil tussen een droom en deze overtuigende, zonneklare werkelijkheid!
[6] In mijn dromen gedroeg ik me volkomen passief; hier echter ben ik bij mijn helderste bewustzijn volkomen actief In een droom kon ik me nooit iets herinneren. En wanneer me al eens iets voorkwam als een soort herinnering, dan was het steeds vaag en onvolledig. Hier echter is mijn herinnering aan het verleden zo duidelijk, dat zelfs de meest onbeduidende voorvallen uit mijn aardse levenswandel mij als volmaakte beelden van een camera obscura van A tot Z voor ogen staan. Zeg eens vriend, kan men dat een droom noemen?
[7] In een droom voelde ik nooit pijn, honger of dorst. De gestalten van de mij in een droom verschijnende wezens waren steeds zeer vluchtig en veranderlijk en ze verdrongen elkaar in hoog tempo, en wel op zo'n manier dat er van de voorgaande gestalten gewoonlijk niets meer aanwezig was, wanneer de volgende verschenen. Van een of andere logische volgorde tussen het voorafgaande en het daaropvolgende was nooit het minste spoor te ontdekken. Hier daarentegen vindt alles, hoewel het onloochenbaar het stempel draagt van het wonderbaarlijke, in zulk een logische consequentie plaats, dat men zich als stille toeschouwer daarover niet genoeg kan verwonderen.
[8] Welk een wijze logica spreekt er uit de woorden die door Blum of zijn vrienden tot iemand worden gericht! Wat een regelmatige vormen heeft deze zaal en wat is hij architectonisch perfect gebouwd. En hoe betekenisvol ziet alles er hier uit!
[9] En dat alles zou maar een droom zijn? Nee vrienden, dat is geen droom; dat is grote, heilige werkelijkheid! En we doen er goed aan, als we al deze verschijnselen wat meer gaan waarderen dan tot nu toe. En daarom krijgt die merkwaardige verfraaiing van onze Lerchenfeldse nu ook veel meer betekenis voor mij dan voorheen. Wat denken jullie nu van mijn beoordeling van deze zaak?'
[10] De patheticus zegt: 'Vriend, je hebt gelijk. Ik ben het volkomen met je eens. Maar ik kan niet begrijpen hoe men ook hier hartstochtelijk voor of tegen iets ingenomen kan zijn! Kijk, het ergert me nog hoe deze nu zo onbeschrijfelijk mooi geworden Lerchenfeldse mij daarnet zo vreselijk voor aap heeft gezet. En toen ik me daarna bij haar vriend en geliefde wilde rechtvaardigen, kreeg ik ook van hem een antwoord, waar ik zeker niet om had gevraagd! Kort en goed, ik werd tot in het diepst van mijn ziel gekrenkt, wat men zich als man van onbesproken gedrag toch niet zo maar kan laten welgevallen. En kijk, juist het feit dat men ook hier in het rijk der geesten, in het rijk van de hoogste orde en consequentie, nog gekrenkt en beledigd, ja zelfs behoorlijk kwaad kan worden, is me een raadsel! Leg me eens uit hoe dat mogelijk is en ik wil me dan volkomen bij jouw mening aansluiten.'
[11] De aangesproken Max Olaf zegt: 'Vriend, deze zaak is heel eenvoudig en duidelijk. Wat is dan krenken en beledigen? Niets anders dan het afwijzen van onze natuurlijke hoogmoed. De hoogmoed op zich echter lijkt me het gevoel in de ziel te zijn, waardoor deze haar hoge goddelijke afkomst alleen maar op zichzelf betrekt en zo opvat als zou alleen zij de bevoorrechte zijn; al het andere zou of veel minder, of zelfs helemaal niets zijn! Wordt nu dit gekoesterde idee gedwarsboomd door iets, dat op zijn minst op dezelfde waardigheid aanspraak maakt, dan ondervindt de ziel deze tegenstand als pijnlijk, beperkend en daardoor krenkend. Omdat ze daaruit opmaakt, dat anderen haar niet voor datzelfde willen houden als waarvoor ze zich zelf houdt. Een dergelijke toestand van de ziel lijkt me echter erg onlogisch en inconsequent; daarom zal ze een totaal andere richting moeten inslaan, wil er voor de ziel een werkelijk geluk uit groeien.
[12] Op aarde hebben diegenen die menen beter te zijn dan anderen, allerlei middelen om deze eigendunk te laten gelden. Maar hier, waar noch geld, noch adel, legers, bajonetten en kanonnen zijn, wordt deze onlogische eigendunk van de ziel haar beslist noodlottig! Want ten eerste is het in wezen toch onterecht als een schepsel zich ten opzichte van een ander, volkomen gelijk schepsel wil verheffen. En ten tweede is een dergelijk streven zelfs je reinste dwaasheid!
[13] Want logica en ervaring leren ons, dat diegene die de minste eisen stelt aan zijn naasten, het gelukkigst is. Daarom is het werkelijk een dwaasheid om het geluk te willen bereiken door middel van datgene, waarmee het nooit bereikt kan worden! Zeg eens, wat lijkt jou beter en doelmatiger: het streven naar vervulling van talloze behoeften, die als onkruid in de ziel woekeren, of een wijze beperking van die behoeften tot een haalbaar minimum?'
[14] De patheticus zegt: 'Kennelijk het tweede. Want hoe minder men nodig heeft om gelukkig te zijn, des te gemakkelijker en ook waarachtiger wordt men gelukkig.'
[15] Max Olaf zegt: 'Juist! Zo is het en zal het eeuwig blijven!
[16] Laten we er nu ook naar handelen en dan zal geen Lerchenfeldse ons meer hinderen! Heb ik gelijk of niet?!'
«« 69 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.