Over zinnelijke lust en hoogmoed. Roberts opdracht betreffende de patheticus. De filosofie van de genotzuchtige, wereldse mens

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 97 / 150 »»
[1] Ik zeg: 'Liefste Helena, je hebt Me een goede raad gegeven! Daarnaar zullen we ook handelen. Gelukt het ons, dan zullen zij leven; gelukt het echter niet, dan zullen zij verdoemd zijn! We zullen meteen aan het werk gaan, want zolang deze afschuwelijke soort niet omgevormd of vernietigd is, zullen we van de aarde nooit volkomen rijpe en goede vruchten kunnen verwachten.
[2] De hoogmoed kan veel gemakkelijker worden bestreden dan deze verderfelijke kwaal! Wanneer mensen trots, hoogmoedig en heerszuchtig zijn geworden, dan geve men hun oorlog, gebrek, armoede en ziekten; dan zullen ze spoedig tot bezinning komen en de verdeemoedigende lessen zullen hun lange tijd bijblijven. Maar een echte geile bok stoort zich nergens aan! Al zou hij ook alle nare geslachtsziekten doorgemaakt hebben en tenslotte door zwakte nauwelijks nog kunnen gaan of staan en dood hem van alle kanten aangrijnst, dan maakt hij zich daar toch niet druk over, als hij maar het lichaam van een weelderige vrouw kan betasten! Als hij gaat slapen, dan is zijn laatste gedachte... genot! En wanneer hij ontwaakt, is zijn eerste gedachte weer genot, en zo de hele trage en slaperige dag door weer niets anders dan lichamelijk genot! En zo zijn zijn zinnen, zijn liefde en vriendschap en alles in hem lichamelijk genot!
[3] En hoe groot is de hoogmoed, die steeds samengaat met de lust van het vlees, en die zich maar al te gauw aanmeldt, wanneer iemand zulk een geile bok stoort in zijn leven-zaligmakende wereld en hem mogelijkerwijs een of andere vriendschappelijke vermaning durft te geven! Dan is deze voor de ontuchtige een doorn in het oog! Kijk, zo is het met hen gesteld op aarde en zo komen zij ook hier naar toe!
[4] Nu je dit weet, zullen we meteen ernstig proberen iets met de Patheticus te bereiken. Het resultaat zal je leren of de moeite, die we voor hem doen, beloond zal worden of niet.'
[5] Daarop stuur Ik Robert naar de Patheticus om hem heel beleefd bij Mij te ontbieden.
[6] Robert maakt vol allervriendelijkste hoogachting een buiging en zegt: 'O Heer, wanneer U zelf het werk ter hand neemt, moet het lukken! Als hij maar hier te krijgen is. Het lijkt me, dat dit een heel karwei zal worden. Wat denkt U ervan Heer, als we eerst de vierentwintig danseressen die zich dicht bij hem bevinden in tegenovergestelde richting dus wat meer naar het oosten laten gaan, waar zich toch al hun danspodium bevindt? Want naar ik heb opgemerkt, begint onze ellendige Patheticus met heel zijn gezelschap steeds dichter bij de charmante danseressen te komen! Hij begint al te watertanden bij de gedachte ze aan te spreken, maar het lijkt me toe dat hij niet weet hoe te beginnen. Daarom denk ik dat het in ieder geval niet slecht zou zijn om de danseressen eerst naar die bepaalde plaats te laten gaan.'
[7] Ik zeg: 'Beste Robert, wat jou goed dunkt, is in Mijn ogen ook goed. Wanneer iemand iets als goed erkent en hij laat na het te doen, begaat hij een zonde tegen zijn eigen hart. Doe dus alles wat je goed en doelmatig vindt!'
[8] Robert gaat nu vlug naar de danseressen toe en vraagt hun naar de vooraf bepaalde plaats te gaan. Ze doen meteen allervriendelijkst wat Robert verlangt.
[9] Daarop wordt de Patheticus met zijn gezelschap echter razend, gaat op Robert af en zegt: 'Ho, ho, deze schatjes hebben nu lang genoeg in mijn nabijheid gestaan en tijdens jullie domme geklets hebben jullie niet naar hen omgezien. Maar juist nu ik graag wat nader kennis met hen wilde maken, moest de duivel je hier naar toe brengen om hen voor mijn neus weg te kapen! Ik geloof dat je wel genoeg hebt aan diegenen, die daar aan jullie Adams-, Abrahams-, Mozes- en God weet wat nog meer voor tafels als de mooiste schapen bij elkaar staan! Mijn Emma Gonde is er ook bij en mijn Marianne en de zeer mooie Aurora van een Lerchenfeldse. Weliswaar maak je erg weinig kans bij haar, naar het me voorkomt, omdat die pseudo Heiland Jezus voor haar heel wat meer lijkt te betekenen dan jij. Maar je mag wel naar haar kijken en als iemand, die tot over zijn oren verliefd op haar is, zo stilaan wat gaan wanhopen!
[10] O jij, oerdomme kerel van een Robert Blum! Op aarde was je een ezel en hier ben je een os! Dus in één persoon het complete vee, dat bij de geboorte van Christus aanwezig was. Nou, mooi zo! Werkelijk, jij zult het in jouw hemel nog ver brengen. Denk jij dan, koninklijke, Saksische boekenjood, dat ik niet elk woord heb gehoord van jullie beraadslagingen over de gehele oneindigheid Gods? Maar ere wie ere toekomt, of niet! De mooie Lerchenfeldse Aurora had het belangrijke voorrecht te mogen oordelen, en jullie wijze Gods-ossen en -ezels hebben het genoegen gehad te zonnebaden in haar wijsheid, net als de bladmijten in de heerlijke stralen uit de snuit van een glimworm! Ja, dat was werkelijk hemels mooi, verheven en de grote God waardig, of niet soms?
[11] En nu zou je mij ook nog willen meeslepen naar die fraaie vergadertafel, waaraan door een met een fosforiserend schijnsel overgoten Lerchenfeldse over zoveel verhevens wordt beslist, ja zelfs een oordeel over ons mannen wordt geveld, omdat we op aarde vaak dierlijk en dom genoeg waren om onszelf in zo verregaande mate te vergeten, dat we ons met zulke laagstaande schepsels wilden afgeven. Vriend, dan kun je lang wachten! Broertje, maak maar weer rechtsomkeert, ga maar terug naar je fosforstralende gezelschap en zeg hun: zo vangt men alleen onnozele sufferds; andere vogels laten zich niet zo gemakkelijk vangen, zeker niet als een verheerlijkte Lerchenfeldse met medeweten van haar pseudo-Jezus ezels op vogeljacht stuurt. Als je daar weer terug bent, doe haar dan de groeten van mij!'
[12] Robert, stom verbaasd over zulk een onthaal, kijkt de Patheticus een tijd lang opgewonden aan en staat op het punt om hem nog tien keer grover te bejegenen. Hij vermant zich echter en zegt op gematigde toon: 'Vriend, je hebt me nog niet eens aangehoord en hebt dus helemaal niet kunnen vernemen wat ik je te vertellen heb, en je verwenst me zonder daartoe enige reden te hebben! Laat me eerst me je praten en oordeel dan, of ik iets onredelijks van je zou verlangen!'
[13] De Patheticus valt hem in de rede: 'Vriend, zonder nu direct een ezel te zijn zoals jij, reiken mijn oren echter toch tot aan jullie fraaie vergadertafel en hebben het twijfelachtige genoegen alles te horen wat daar wordt besloten. En zo hebben mijn oren dan ook de brutaliteit gehad te vernemen wat in jullie hoge raad werd beslist over die mensen, die het zich op aarde jammer genoeg hebben veroorloofd om te genieten van datgene, waar ze door de wet der natuur aan hun haren naar toe werden gesleept.
[14] Ja, jullie domme kerels van een hemelse wijzen! Wie heeft er dan de natuur geschapen en wie heeft met almachtige hand de ijzeren wetten in haar gelegd? Kijk, de echte, alleen eeuwig waarachtige Godheid! Hoe kan een worm echter zondigen, wanneer hij datgene doet waartoe de wetten der natuur hem instinctmatig aanzetten? Volgens mij is alleen diegene wijs, die de wetten in de grote natuur in zijn voordeel gebruikt en daarnaar leeft. Een ezel is echter diegene, die zich boven de wetten der natuur verheft en enkel een bovenzinnelijke vreugde nastreeft, die nergens anders bestaat dan in zijn domme hersenen. Wanneer ik echter volgens zulke wetten heb geleefd, zeg eens, waar is dan die God die me daarvoor zou kunnen oordelen?'
[15] Robert zegt op een nog steeds zeer gematigde toon: 'Hoor eens vriend, je windt je op vanwege de noodzakelijke verwijdering van de vierentwintig danseressen, die zeer sterk beslag legden op jouw nog onzuivere zinnen. Maar matig je nu en wees toch verstandig, zodat je mag inzien of mijn boodschap aan jou een goede, een slechte of een domme reden heeft.
[16] Je pocht nu wel geweldig op de natuurwetten en wilt me duidelijk maken, dat men wel bekrompen moet zijn, als men deze niet steeds dienstbaar weet te maken aan een genotzuchtig doel. Ik vraag je echter: vriend, hoe verklaar je het dan dat zeer veel van dergelijke ijveraars na een kortstondig zinnelijk genot in allerlei lichamelijk en geestelijk ongeneeslijke ellende terecht komen, waar bij wijze van spreken geen God hen meer uit kan halen? Hun hele natuur wordt verminkt, hun geest geleidelijk aan gedood en hun ziel verduisterd.
[17] Zeg eens, zou het fysiek en geestelijk voor dergelijke mensen niet beter zijn geweest, als ze die eerste wet der wellust niet zo stipt waren nagekomen, daar ze daardoor een tweede uit de hel over zichzelf hebben afgeroepen? De tweede is evenals de eerste ook een natuurwet. Als je zozeer ingenomen bent met de eerste, waarom dan ook niet met de tweede, wanneer deze haar rechten doet gelden?
[18] Je zei: 'Waar is die God die mij zou kunnen oordelen voor het opvolgen van de in de natuur gelegde wetten?' Ik vraag je echter: welke God heeft dan de tweede, afschuwelijke wet ingesteld als gevolg van de eerste, wanneer deze gewetensvol en ijverig wordt nageleefd?
[19] Wel heeft God alle wetten in de natuur gelegd, maar Hij gaf de vrije mens verstand en rede, opdat hij de eerste wetten van zijn vlees slechts heel matig, en dan ook nog alleen binnen de staat van het huwelijk, naar behoren zou vervullen. Voor stappen buiten de grenzen van de moraal heeft Hij dan ook wachters geplaatst, die zulke overtredingen steeds gevoelig door een tweede tegenwet plegen te bestraffen.
[20] Wanneer we echter uit ervaring weten, dat we alleen op de wettige middenweg werkelijk gelukkig kunnen zijn, hoe kun je dan die mensen, die volgens de juiste ordening van God leven nog ezels noemen?
[21] Wat heb je nu gedurende je hele aardse en nu geestelijke leven in de ware zin des woord_s aan goeds genoten? Op aarde leefde je in voortdurende twist en tweedracht met je wettige vrouw. Je hoeren plunderden je vaak tot op de laatste cent, zodat je onaangename schulden moest maken. Enkele jaren voor je vertrek uit de natuurwereld naar deze geestelijke, heeft een chique Italiaanse je nog dermate aangestoken, dat horen en zien je daarna verging. Vijf artsen prutsten, staken en sneden twee jaar lang aan je door en door geslachtszieke lichaam! Ze hielpen je echter niet, maar maakten je nog ellendiger dan je al was. Als het je allemaal te veel werd, smeet je met geld, opdat ze je een verzachtend middel zouden geven. Ja, ze zouden nog jarenlang met je hebben gesold, als de Weense geschiedenis je ellendige levensdraad niet had afgesneden! Zeg me nu eens: was je met deze tweede natuurwet ingenomen en welke zaligheid geniet je nu hier?'
«« 97 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.