Bisschoppelijk waanidee over heiligheid. Alleen God is goed. Duistere geesten en arme zielen komen dichterbij en krijgen een heilzame behandeling.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 116 / 153 »»
[1] Als uit één mond zeggen de beide bisschoppen: 'O Heer, dan zijn wij bij hem vergeleken inderdaad grote nullen, want ons is het op aarde nooit slecht gegaan. Als deze zoon van Uw liefde echter een grote geest is in Uw ogen, dan zal hij ons toch wel vergeven dat we hem in onze onwetendheid veel te weinig eer hebben betoond. We zullen dat in het vervolg wel rijkelijk goedmaken. Alleen begrijpen we niet dat wij waardig bevonden werden voor de genade om te worden opgenomen in de hemelse vereniging van zo'n grote heilige, want hoe groot moet wel diegene zijn die steeds zo dicht aan Uw zijde loopt en handelt volgens Uw wil en in alles door U wordt onderwezen!'
[2] Ik zeg: 'Jullie waren toch werkelijk achtenswaardige bisschoppen, maar nu praten jullie alsof jullie jarenlang bij een oude kwezel in de leer zijn geweest. Wie is dan voor Mij een heilige? Alleen God is heilig en goed; alle anderen zijn echter broeders en zusters en de geringste is steeds de grootste in Mijn rijk. Alleen aan God komt ere toe; alle anderen moeten elkaar slechts in en door de liefde blijven vasthouden.
[3] We laten dit verder maar rusten, want we hebben daarvoor nog een hele eeuwigheid voor ons. Wij zijn naar aardse maatstaven nu al bijna drie uren hier en de zeventien prelaten liggen nog op hun aangezicht. Zij moeten geholpen worden en daarna moeten wij weer vlug naar onze heuvel terugkeren. Daar bevinden zich enkele aardse vrienden van ons, die nu de heuvel verlaten, maar dat doet er niet toe: onze zegen, die op de heuvel rust, hebben zij toch al ontvangen. Laten we ons nu dus bepalen tot de prelaten.
[4] Sta op, jullie zeventien broeders van het klooster te Rein! Jullie hebben nu nieuwe ogen ontvangen om het echte licht te aanschouwen en de waarheid te begrijpen. Richt daarom het nieuwe licht van jullie ogen niet naar de duistere bodem, maar aanschouw het licht van alle licht en begrijp het!'
[5] Nu staan de zeventien op en kijken vol verbazing om zich heen, en de primaat zegt als woordvoerder: 'Heer, God en Vader, nu pas beseffen we ten volle dat U het bent, van wie alle hemelen en aarden vol heerlijkheid getuigen. O Vader, wat moeten we nu doen om Uw heilige nabijheid waardiger te zijn?' Ik zeg: 'Mij van nu af aan boven alles liefhebben, omdat jullie liefde voor Mij jullie ware, eeuwige leven is, en alle broeders en zusters liefhebben als jezelf, want de liefde voor jullie broeders en zusters is de voorwaarde voor jullie zaligheid. Hoe meer jullie elkaar waarachtige, daadwerkelijke liefde bewijzen, des te zaliger zullen jullie zijn!
[6] Alle hemelen met hun zaligheden zonder tal en naam komen voort uit wederzijdse, waarachtige naastenliefde, zoals in het tegenovergestelde geval ook alle pijnen en martelingen van de hel voortkomen uit eigenliefde. Bestond er geen eigenliefde, dan bestond er ook geen hel en was er op aarde geen oorlog, geen hongersnood en geen pest. Omdat de mensen echter vol zijn van verderfelijke eigenliefde, waaruit de hel door de mensen is gevormd en geenszins door Mij, moeten zij zich dan ook al het kwade, dat voortkomt uit die eigenliefde en zelfzucht, laten welgevallen.
[7] Satan is weliswaar nog de vorst van de hel, zoals hij ook haar grondlegger was, maar hij heeft reeds lang niet meer de macht om de mensen te verderven, want deze zijn reeds lang zijn leermeesters geworden. Sinds de mensen slechts afhankelijk zijn van hun vrije wil, zijn er velen onder hen, bij wie satan in de leer zou kunnen gaan; vooral bij de hoge roomse geestelijkheid en de jezuïeten zijn er verscheidene voor wie zelfs satan respect heeft. Zulke wezens noemen zich echter ook 'dienaren van God'. Hoe vinden jullie dat?'
[8] De primaat zegt: 'Heer, verschrikkelijk om zoiets uit Uw mond te vernemen!' Ik zeg: 'Jawel, maar het is nu eenmaal zo en daar is voorlopig niet veel aan te doen. Maar het wordt nu al half zes, daarom gaan we weer naar onze heuvel terug.
[9] Zo zij het! Het geschiede! En kijk, daar zijn we al weer op de Reinerkogel. Nu verheft zich boven de stad een dichte wolk en uit alle kerkhoven van deze stad stijgen lichtere nevels op. Wat denken jullie dat dit te betekenen heeft?' Allen zeggen: 'Heer, wij weten het niet. Leg ons dat uit!'
[10] Ik zeg: 'De zwarte wolken boven de stad zijn een vereniging van minstens tienduizend monniken en andere papisten, die zich sedert 400 jaar in deze omgeving ophouden en tengevolge van hun blindheid nergens een uitweg kunnen vinden. Onder hen bevinden zich ook enkele bisschoppen, prelaten en proosten. We zullen hun vlotten geven, die hen gezamenlijk stroomafwaarts naar de gebieden rond de Zwarte Zee zullen vervoeren. Hier zouden ze menig onheil gaan stichten, omdat zij nu in Mijn persoonlijke aanwezigheid wat wakkerder en beter ziende zijn geworden. Op zee zullen zij over enkele honderden jaren wel tot zichzelf komen en pas dan zal er met hen wat te beginnen zijn. De lichte nevels boven de kerkhoven bevatten echter heel arme, zieke zielen, die naar genezing dorsten. Deze moeten nog in deze aardse nacht van woensdag op donderdag volledig geholpen worden. Ik wil dat ze naar ons toe komen! En kijk, ze beginnen zich in onze richting te bewegen.'
«« 116 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.