De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 119 / 153 »»
[1] Maria zegt: 'O, jij moet wel een bijzonder grote vriend van de Heer zijn, daar jou zoveel macht gegeven is! Ook jouw manier van onderrichten is helemaal dezelfde als die van de Heer, alleen lijk jij me wat strenger dan de Heer Zelf. Wie daarom met jou goed overweg kan, kan zeker ook met de Heer goed overweg.'
[2] Ik zeg: 'Waarom vind je Mij dan strenger dan de Heer zelf?' Maria zegt: 'Omdat het je in zekere zin genoegen schijnt te doen de hele aarde spoedig in stof en as voor je te zien liggen. Straf de rijke woekeraars en help de armen in naam van de Heer, dan zal de aarde zich weer goed ontwikkelen.' Ik zeg: 'Ja, zo zal het ook geschieden; je zult gelijk hebben. Deze keer zal er een gericht over de woekeraars komen. Deze mollen der aarde zullen samen met hun bedrieglijke praktijken door de vloed van Gods toorn, worden verdronken.
[3] O, Mijn geliefde, Ik hoor heel goed het klagen en wenen van de armen. Ik zie de bakkers, molenaars en slagers de ergste woeker bedrijven, maar ze doen alsof ze de volgende dag tot bedelaars zouden kunnen worden. Ze doen alsof ze niet genoeg winst zouden maken om een lepel soep te kunnen kopen. Mijn lieve Maria, dat is een ten hemelschreiend onrecht. En zo doen bijna allen die handeldrijven in levensmiddelen.
[4] Andere rijken, die vroeger de behoeftigen nog ondersteunden, trekken zich steeds meer terug en proberen te bezuinigen, maar zij leven er allen goed van; alleen de armen ondervinden de ellende dubbel en dwars. Kijk, dat zal de lang sluimerende toorn van God spoedig opwekken en een onnoemelijk gericht brengen over alle wisselaars, makelaars en woekeraars, maar dan ook over alle rijken die hun hart en huis helemaal afsluiten voor de armen. Deze keer zal het zover komen dat de armen God zullen loven en de rijken alles zullen vervloeken wat hun zal overkomen; maar dat zal hen niet baten!'
[5] Maria zegt: 'Maar liefste vriend, hoe kun jij zo precies weten wat de Heer zal doen? Ben jij dan zo van Gods geest vervuld, dat je dat allemaal zo precies kunt voorspellen alsof je de Heer Zelf bent?' Ik zeg: 'Wel, ga nu maar naar je leerlingen en breng hen hier, zodat we met hen tenslotte helemaal in het reine komen.'
[6] Maria gaat naar de vele leerlingen en roept hen toe: 'Geliefde broeders en zusters, de Heer heeft ons smeken verhoord! Hij heeft boden uit de hemelen gezonden, opdat zij ons brengen naar de weiden van het licht, het leven en de waarheid in God, hetgeen het einddoel van heel ons streven en voor eeuwig onze liefde is. Sta op en ga met mij mee naar de twee boden!'
[7] Allen jubelen en komen ordelijk naar Mij toe en stellen zich op in een wijde kring van zeven rijen dik, waarna Maria weer naar Mij toe komt en zegt: 'Vriend, daar zijn ze allemaal en bij mijn weten is er niemand onder hen die niet in een bruiloftsgewaad gekleed is. Allen voelen en denken zoals ik, want ik heb hen zo goed mogelijk onderwezen en tot hier geleid. Hen nog verder leiden zou voor mij onmogelijk zijn, omdat me geen verdere weg meer bekend is. Jij bent zo van de liefde en kracht van de Heer vervuld, dat de liefde voor jou mij verteert. Laat ons dan ook wat toekomen van de overvloed aan liefde die de Heer voor Zijn kinderen heeft en die jij zelf ook bezit. Openbaar ons ook de heilige wil van de Heer, zodat we inzien wat ons verder te doen staat!'
[8] Ik zeg: 'Mijn liefste, de tijd dringt en de donderdag loopt ten einde. De aardse zon heeft de avondlijke horizon reeds lang verlaten. Daarom zal Ik ook heel in het kort uitleggen waar jullie aan toe zijn en wat voortaan jullie bezigheid zal zijn. Luister dus naar Mij:
[9] De Heer, die jij zozeer liefhebt, een liefhebben waartoe jij je echter moet dwingen omdat jouw hart mij maar niet los kan laten, ben Ik in hoogsteigen Persoon!' (Nu zinkt Maria op haar knieƫn.) 'En het is jullie opgave Mij nu te volgen naar die heuvel, daar in het oosten, waar velen op ons wachten. Daar zullen jullie gezegend en gesterkt worden met Mijn liefde, genade, kracht en macht!'
[10] Na deze woorden herstelt Maria zich enigszins en roept met een van liefde overvloeiend hart: 'Heer, Heer, mijn God, mijn Vader, nu begrijp ik pas waarom mijn hart alleen voor U in vuur en vlam stond. Als ik met mijn verstand probeerde het hart op God te richten, dan was het hart toch verstandiger, want het wilde zich nooit van U losmaken. Daarom zouden de mensen altijd meer waarde moeten hechten aan de juiste ontwikkeling van hun hart dan aan die van hun verstand, want als het hart in zijn blindheid reeds meer ziet dan het meest ontwikkelde verstand met geopende ogen, wat zou dan een goed ontwikkeld hart wel niet kunnen zien! O Heer, liefde van de liefde van mijn hart! Vergeef mij de grote blindheid van mijn verstand, waardoor ik U niet heb herkend, terwijl mijn hart U toch zo gemakkelijk herkende toen het Uw nabijheid gewaar werd!'
[11] Ik zeg: 'Wees maar gerust, Mijn lieve Maria, het is allemaal best in orde; sta nu maar op en zeg tegen jouw leerlingen dat ze ons moeten volgen.' Maria staat meteen op met een van vreugde en liefde vervuld hart en deelt Mijn wil vlug aan haar leerlingen mee. Deze vallen op hun aangezicht en beginnen Mij luidkeels te betuigen. Maria spreekt hen echter heel verstandig toe en allen verheffen zich van de grond en zeggen: 'Heilige Vader, zie ons genadig aan en neem ons op als de geringsten onder Uw dienaren!'
[12] Ik zeg: 'Alle vrede zij met jullie! Jullie zorgen rusten op Mijn schouders en Mijn genade en liefde zij nu voor eeuwig jullie leven! Het is echter jullie opgave Mij lief te hebben en al jullie broeders en zusters als jezelf, want Mijn wet voor de aarde is ook een wet voor alle hemelen! Maar volg Mij nu!'
[13] Nu verheffen allen zich en binnen enkele minuten zijn we bij de bekende plaats en worden door iedereen eerbiedig begroet. Als we ons allen op de Reinerkogel bevinden en deze berg door ons tot in het dal in beslag wordt genomen, zegen Ik alle nieuwkomers en laat hun het waarachtige brood en de ware wijn uit de hemelen aanreiken.
[14] Als allen verzadigd zijn, heffen zij weer als dank een lofzang aan, die tot vrijdagochtend voortduurt. Bij het opgaan van de aardse zon verzinken allen die pas zijn aangekomen in diep gebed en bidden tot Mij uit het diepst van hun hart en stoppen daarmee pas tegen de middag, terwijl tezelfdertijd een grote menigte monniken van allerlei soort de heuvel van alle kanten nadert.
«« 119 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.