Het Vaderhuis in de hemelse stad. De heerlijkheid van zijn ruimten en zijn bewoners. In tegenstelling daarmee de eenvoud van de Heer.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 135 / 153 »»
[1] Robert zegt verder: 'O Heer en Vader vol liefde, zachtmoedigheid en geduld, wat is dat toch voor een prachtig paleis dat precies tegenover ons naar de morgen toe ligt?' - Ik zeg: 'Dat is Mijn hoogsteigen huis! Maar daarin zijn heel veel woningen waarvan jij er nu ook een voor eeuwig zult betrekken. En jullie allen die nu bij Mij zijn, zullen ook daarin wonen. Deze woningen zullen jullie zeker heel goed bevallen.'
[2] Keizer Jozef zegt: 'Wat? Bij U, heiligste Vader, in Uw naaste omgeving zullen wij zijn? Dat zou teveel zaligheid voor ons arme zondaars zijn. Wij zijn reeds met het kleinste hoekje in deze stad geheel en al zalig en tevreden.' Ik zeg: 'Mijn lieve broeder, kijk, er staat toch geschreven: 'Waar Ik ben, daar zullen ook zij zijn, die Mij boven alles liefhebben.' Jullie hebben Mij nu boven alles lief en hebben Mij in jullie harten altijd meer liefgehad dan jullie dachten. Daarom moeten jullie ook daar wonen waar Ikzelf woon en met Mij werken in eeuwige gemeenschap. Jullie zullen velen in Mijn huis aantreffen, want het is heel groot en telt heel veel woningen. Laten we nu naar binnengaan! De drie broeders gaan voorop!'
[3] We komen nu in een grote vestibule van het huis. De vloer is van het zuiverste, doorzichtige goud. Aan beide zijden staan twaalf zuilen, die het plafond van de vestibule dragen. De zuilen stralen als zonnen en spelen in grootste pracht met alle kleuren van de regenboog. Ze bestaan uit zuiver diamant. De wanden van de vestibule zijn van porfier, het plafond is van smaragd en de treden naar de eerste verdieping (het huis heeft drie hoofdverdiepingen) zijn van zuiverste robijn met gouden randen en leiden recht .omhoog naar een grote deur, die niemand behalve Ik kan openen.
[4] Allen die erbij zijn raken niet uitgekeken op de pracht van deze vestibule. Jozef zegt: 'Broeders, zouden alle keizers en koningen op aarde, als zij al hun schatten zouden gebruiken, wel in staat zijn zo'n vestibule met aards materiaal te bouwen? 0 God, wat een onuitsprekelijke pracht en onbeschrijfelijke majesteit!
[5] De Heer Zelf blijft evenwel steeds hetzelfde in Zijn hoogste eenvoud. Zoals Hij eens op aarde de mensen onderrichtte en hun de wegen van het leven wees, zo wandelt Hij ook hier in Zijn hemelen. Geen stralen en geen schitterende hofhouding van myriaden engelen omgeven Hem. Wij zijn hier haast Zijn enige begeleiding. Buiten op straat gaat het er echter wel bont toe. Uit miljoenen kelen klinken de liefelijkste lofprijzingen onder de harmonische klanken van welluidende harpen. De hemellucht is geheel en al gevuld met gezangen. Men zou bijna geloven dat al deze hemelen alleen bestaan uit gezang en de zuiverste harmonie.
[6] In de stad gaat het zeer levendig toe, maar hier bij de Heer van alle heerlijkheden, bij de almachtige Schepper en Vader van de oneindigheid is het op de pracht van het huis na heel eenvoudig. Geen hofhouding, geen schitterende begeleiding, geen bij de Heer der eeuwigheid behorende ontvangst is ergens te bespeuren. Laten we toch wat lawaai gaan maken zodat de vele bewoners van dit huis op de komst van de Heer opmerkzaam worden gemaakt!'
[7] Ik zeg: 'Laat dat maar achterwege, lieve broeders! De bewoners weten heel goed wat zij bij Mijn komst te doen hebben. Jullie zijn op aarde het lawaai maken gewend en denken daarom dat er ook hier bij Mijn komst een enorm lawaai moet worden gemaakt. Dat is echter hier helemaal niet nodig. Wanneer na het een of andere op aarde en in haar geestelijke regionen volbrachte werk de harten van Mijn lieve kinderen bij mijn aankomst in alle stilte vol liefde, dankbaarheid en leven voor Mij kloppen, dan is er voor Mij al feestgedruis in overvloed voorhanden. Zodra wij de vertrekken betreden, zullen zij ons wel tegemoetkomen en ons op de liefelijkste manier van alle hemelen begroeten.'
[8] Nu open Ik de deur en Mijn vrienden vallen op de treden op hun aangezicht neer. Robert zegt met bevend hart: 'O Vader, dat is teveel ineens voor een geschapen geest, voor een nietig levensatoom van Uw oneindigheid! Dit licht, deze heerlijkheid en de bovenmate hemelsmooie engelen, die met vochtige ogen hun oneindig mooie, zachte armen naar U en naar ons uitstrekken! Vergeleken bij hen zijn wij letterlijk vormloos ondanks ons al enigszins hemelse voorkomen!'
[9] Nu kijkt Robert naar Helena om haar te vergelijken met de bewoners van Mijn huis. Maar Helena is reeds van de schoonheid van Mijn kinderen voorzien. Robert schrikt er danig van en zegt: 'O Heer, wat is er toch met Helena gebeurd en met Mathilde-Eljah? Zij zijn ook al zo mooi dat ik hen nauwelijks nog durf aan te kijken.'
[10] Ik zeg: 'Sta allemaal op en verbaas je niet zo, want jullie zelf hebben nu ook al zo'n vorm aangenomen!' Nu staan de zeven op, bekijken zichzelf en door hun schoonheid herkennen ze zichzelf nauwelijks meer. 'Ben ik het nog wel?' zegt Robert vol verbazing. Ik zeg: 'Ja, jij bent het! - Maar nu gaan we het eerste vertrek binnen.'
«« 135 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.