Machten der duisternis. Helse boosaardigheid en hemelse waakzaamheid.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 18 / 153 »»
[1] De franciscaan Cypriaan gaat enkele stappen naar voren om de scène ongehinderd te kunnen bekijken, maar Ik zeg tegen hem: 'Cypriaan, je mag de plaats der gruwelen niet te dicht naderen, want dat zou een slechte invloed op je kunnen hebben! Ga daarom weer een paar stappen terug; je zult het schouwspel ook vanaf je vorige plaats goed kunnen overzien.'
[2] Cypriaan treedt na Mijn waarschuwing meteen terug en zegt: 'O Heer, ik dank U voor Uw vaderlijke terechtwijzing! Zonder deze zou ik er tenslotte helemaal naar toe zijn getrokken, wat waarlijk rampzalig voor mij had kunnen worden. Nu begint de helse geschiedenis een totaal hopeloos aanzien te krijgen. Wel verdraaid, deze noordelijke streek krijgt nu een huiveringwekkend aanzien! Een donker gapende grot opent zich wijd tussen de steile wanden van een gebergte met ravijnen en gigantische kloven, waaruit zich een steeds dichter en duisterder wordende walm ontwikkelt. Ook hoor ik een onheilspellend gebulder als van een veraf woedende storm op zee. O, dat begint er heel bedenkelijk uit te zien! Nu zie ik helemaal bovenop het gebergte, boven de huiveringwekkende grot, twee engelen die er heel somber en ernstig uitzien. Wie mogen deze twee engelen wel zijn?'
[3] Ik zeg: 'Bekijk hen maar wat beter, je zult ze gemakkelijk herkennen.' Cypriaan neemt hen nu wat nauwkeuriger op en herkent al gauw Sahariël en Robert-Uraniël. Hij wil Mij hun namen noemen, maar Ik verbied het hem met het oog op Helena, omdat haar hart te teergevoelig is om, zonder er op te zijn voorbereid, de taak van haar gemaal op een naar haar idee zo gevaarlijk lijkende plek met de gewenste rust te kunnen aanzien. Cypriaan begrijpt deze wenk en zwijgt, maar Helena, die met haar gezicht tegen Mijn borst rust, vraagt Cypriaan toch of hij de twee engelen nog niet heeft herkend. Maar Cypriaan verontschuldigt zich heel verstandig: 'Jawel, maar ik heb nu te veel te zien, zodat ik geen tijd heb om je hun namen te noemen. Heb maar wat geduld, zij zullen toch wel spoedig hierheen komen.' Helena is daar tevreden mee en verbergt haar gezicht tegen Mijn borst vanwege de aangekondigde gruwelijke scènes uit de hel. Een steeds toenemend razen en tieren kondigt aan, dat de hel weer van plan is iets heel boosaardigs uit te voeren.
[4] Dit donderachtige gedreun bevalt Cypriaan echter helemaal niet, daarom zegt hij tegen Mij: 'Maar Heer, heiligste beste Vader, waar zal dit steeds onstuimiger wordende gebulder op uitdraaien? Zelfs de grond waarop wij nu staan, begint te beven en omhoog te komen! En ginder, waar de huiveringwekkende grot - waar nu schoksgewijs vlammen met massa's rookwolken uitslaan - verder lijkt uit te dijen, rollen nu verschrikkelijke onweerswolken als losgeslagen grote rotsblokken langs het gebergte omlaag. Hoewel de zaak er afgrijselijk begint uit te zien, bevindt het helse groepje zich nog vredig en niets kwaads vermoedend voor de ingang van de afschrikwekkende grot en maakt niet eens aanstalten om iets te ondernemen. Ik vraag U, Heer, zeg ons toch waar deze merkwaardige voorbereiding tenslotte op uit zal draaien. Ik ontdek niets anders dan almaar meer vlammen die uit de grot slaan en zie ook steeds meer dichte rook uit de grot en uit andere kloven van het gebergte komen en een gestaag opstapelen van de onweerswolken. De beide engelen op de hoogste bergtop zijn heel rustig en schijnen deze ijzingwekkende voorbereiding helemaal niet op te merken. Het onverdraaglijke lawaai van de storm lijkt niet tot hun oren door te dringen.'
[5] Ik zeg: 'Mijn beste vriend, de hel is nooit gevaarlijker en onheilspellender dan wanneer zij zich uiterlijk helemaal rustig houdt, maar innerlijk daarentegen met des te grotere woede begint te razen, zoals juist nu het geval is. Dientengevolge is ook de hemel ten aanzien van de hel nooit waakzamer dan wanneer hij zich bij zo'n drukte in de hel heel rustig en gelijkmoedig lijkt te gedragen. Zolang de hel alleen innerlijk gist en raast, grijpt de hemel niet in, maar wanneer ze mettertijd moed vat en haar woede naar buiten toe in werking laat treden, dan zal ook de hemel zijn tegenmiddelen op de meest nadrukkelijke manier aanwenden. Let maar goed op hoe de hel nu listig, onder de dekmantel van uiterlijke rust, opnieuw wil proberen om Mij te vangen en ten val te brengen. Als je nu een blik op de aarde zou willen werpen, waarvoor je alleen maar over je linkerschouder hoeft te kijken, zul je zien hoe de hel nu ook op precies dezelfde wijze aan de hoven bezig is te bewerkstelligen, dat de hele aarde in een alles vernielende oorlog wordt gestort. Zij zal haar voornemen ook hier en daar ten uitvoer brengen, maar let dan eens op, op welke manier er dan aan haar praktijken een einde wordt gemaakt! Bekijk daarom slechts deze uitbarsting van de hel en zijn gevolgen, dan zul je er gemakkelijk uit kunnen afleiden, hoe op aarde alles wat zich hier nu afspeelt, op overeenkomstige wijze ten uitvoer wordt gebracht. Kijk, het rumoer wordt alweer luider, de vlammen in de grot worden intensiever en de rook wordt zelfs gloeiend. De horde voor de grot wordt talrijker en begint zich naar ons toe te bewegen. Nu zal het gauw losbarsten!'
«« 18 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.