Minerva draait bij en komt dichterbij. Laatste stappen voor het doel.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 28 / 153 »»
[1] Miklosch richt zijn blik weer op de scène en zegt: 'Aha, Minerva wordt nu onrustig; men ziet aan iedere beweging dat ze maar al te graag de rode bundel geopend voor zich zou willen zien.
[2] Cado bemerkt dat wel en zegt: 'Heb je soms wortel geschoten? Kom hiernaartoe, dan zul je gemakkelijker tot het geheim van deze bundel kunnen doordringen. Ben je echter aan de grond vastgenageld, zeg het me dan. Je voeten wil ik ook wel van hieraf voor je vrijmaken.' Minerva zegt: 'Dat is niet nodig want ik ben vrij en kan gaan waarheen ik wil! Hoe ziet het kleed eruit? Kom, zeg het mij, lieve Cado!'
[3] Cado zegt: 'Kom zelf, dan zul je het zien en je daarover zeer verwonderen.' Minerva zegt: 'He, wat ben jij toch hard! Waarom moet ik dan ook zo verliefd op je worden? Nee, zoiets heeft de eeuwigheid nog nooit beleefd! N u dan, ik wil het wagen, maar als je me iets aandoet, keer ik meteen om en kom nooit meer bij je terug!'
[4] Miklosch gaat verder: 'Nu verlaat Minerva eindelijk haar standplaats, een soort heuvel van gloeiend zand, en begeeft zich met tastende schreden naar boven naar Cado, achter wie zich nog steeds de twee bekende vrienden bevinden. Op het moment dat Minerva haar verrukkelijk mooie voet op de heuvel zet, die vrij is van de vuurzee, verdwijnt de hele vuurgloed. Ook van de afschuwelijke grot is niets meer te bekennen en het akelige geraas en gedonder zijn verstomd. Het hooggebergte lijkt ook wat lager te zijn geworden en heeft zijn ontoegankelijke karakter bijna verloren; slechts hier en daar zijn nog enkele naakte rotswanden te zien. Om kort te gaan, de hele omgeving krijgt een prettiger aanzien en is weliswaar niet helder, maar toch voldoende verlicht.
[5] Werkelijk, Cado is een meester in zijn vak, want om deze prinses der eeuwigheid, een wezen voor wie de liefde vreemder moet zijn dan voor mij het einde van de oneindigheid, verliefd op je te laten worden, daar is meer voor nodig dan oren, ogen, mond en handen. Cado is tot nu toe weliswaar nog een zogenaamde duivel, maar voor zo' n duivelachtigheid heb ik werkelijk alle respect. Karakter heeft hij, onbuigzaamheid en een moed die aan het huiveringwekkende grenst. Als je zoiets niet zelf zou hebben gezien, zou zo' n verhaal niet te geloven zijn, Wij kunnen niets anders doen dan ons verbazen en U, o Heer, loven dat U zoiets eindelijk hebt laten gebeuren. Nu valt echter ook te verwachten dat de gehele aarde, misschien na enige stormen, in een stadium zal overgaan, dat voor alle hemelen zeer wenselijk zal zijn.
[6] Al te zeer haast Minerva zich nu juist niet bij haar gang naar Cado, want haar passen zijn klein en afgemeten. Ieder moment vindt ze iets op de grond, raapt het op, bekijkt het een poosje en gooit het dan weer haastig weg. Ogenschijnlijk zijn er allerlei sieraden met opzet over de grond uitgestrooid om de slimme vogel steeds meer naar Cado toe te lokken. Werkelijk, deze list is niet slecht. Ik kan me herinneren op aarde in een sibillijnse voorspelling te hebben gelezen: 'Als satan zou worden bekeerd, dan zal hij over parels en diamanten lopen en zal ze versmaden. Dan wordt de hel gesloten en de ketenen van de waan zullen smelten als was in de zon.'
[7] Waarlijk, daar begint het bijna op te lijken. Zij komt dichterbij en is nu geen veertig passen meer van Cado verwijderd. Nu moet ze wel iets heel belangrijks gevonden hebben. Vlug bukt ze zich en raapt iets op dat op een diadeem lijkt en bekijkt het nu goedkeurend, waarbij ze geen neiging toont om het eveneens weg te gooien, zoals de vorige dingen.
[8] Nu vraagt Minerva aan Cado: 'Vriend, wie heeft toch al deze kostbaarheden hier rondgestrooid? Zijn ze voor mij of zijn ze voor iemand anders als nieuwe val neergelegd? Hier is een prachtig diadeem, mijn hoofd waardig; zal ik het behouden of weggooien?' Cado zegt: 'Behoud het goede en werp het slechte weg! Teveel van dergelijke zaken zou je dermate belasten, dat je nauwelijks een stap voorwaarts zou kunnen doen. Behoud de diadeem, maar raap verder niets meer op! Begrijp dat en wees volgzaam!'
[9] Minerva zegt: 'Ja, ja, ik kom al, maar daar voor mij ligt alweer een prachtige armband. Cado, sta me toe dat ik hem nog opraap, want hij is mijn arm waardig!' Cado zegt wat ongeduldig: 'Hé, jij pronkzuchtig wezen, laat die verleidelijke armband liggen; jouw arm is toch al zo mooi, dat hij op zich al als sieraad kan worden beschouwd. Hier aan mijn voeten wacht je echter een sieraad waarmee niets in de oneindigheid te vergelijken is. Blijf daarom niet staan bij dat straatvuil, maar kom en neem vlug bezit van datgene wat voor jou is bereid.'
[10] Minerva komt nu, de armband wegwerpend, snel dicht bij Cado. Slechts drie passen scheiden hen nog. Zij zegt nu tegen Cado: 'Vriend, zo ver ben ik je nu tegemoet gekomen; slechts drie passen ontbreken er nog aan. Die zul jij mij wel tegemoet kunnen komen. Ik kan nu overduidelijk aan je zien, hoe mijn werkelijk allerhoogste bekoorlijkheid je hele wezen doet beven. Je hebt mij onuitsprekelijk lief, dat zeggen mij jouw ogen. Doe me daarom dat kleine genoegen en maak deze drie kleine schreden naar mij toe!'
[11] Cado zegt: 'Oneindige schoonheid! Er zullen nog hemelse situaties komen waarin ik je miljoenen stappen tegemoet zal snellen, maar hier eist een rotsvaste, enkel op jouw welzijn gerichte orde, dat ik geen van je wensen mag inwilligen voordat jij alles wat ik van je moest verlangen, zult hebben volbracht. Doe daarom ook nog deze drie stappen, je hebt er immers 'al drieduizend kunnen doen.'
[12] Minerva zegt: 'Wie noodzaakt jou dan om dit allemaal van mij te verlangen? Wie is jouw wetgever?' Cado zegt: 'Ik ben me er niet van bewust dat er iemand is, die mij kan voorschrijven wat ik van jou verlang. Ik zelf ben mijn eigen wetgever en laat me door geen godheid noch duivel iets voorschrijven. Ik bevond me al eens voor God door tussenkomst van twee van Zijn grootste geesten. Zij waren goed en wijs en toonden me de hemel en de hel, opdat ik zou kiezen. Ik wilde de hemel niet en ik had de moed om met de hel behoorlijk de spot te drijven. Ik zag een uiterst waanzinnige onderneming, die nooit tot resultaat kan leiden. Ik werd daarna door jou vervolgd, maar al je bedrieglijke kunsten liepen stuk op de hardheid van mijn wil en op mijn vastberaden voornemen om jou van het juk van je eigen blindheid te bevrijden. Zeg eens, wie zou mij zoiets kunnen voorschrijven?
[13] Kijk, in de hele oneindigheid bestaat er geen wezen dat ik zou gehoorzamen, want ik ben heer en meester over mijzelf en bekommer mij om niemand anders dan om jou alleen omdat je mij zo geweldig goed bevalt, en omdat jij als eerste, grootste en machtigste wezen op God na, nu in de ware betekenis weer dat moet worden, wat jij volgens Gods hoogste wijsheid had moeten worden. Dat gaat echter alleen maar langs de weg die ik je voorschrijf. Daarom nu geen getreuzel meer met die drie stappen, anders zul je je oerschoonheid en waardigheid niet bereiken.'
[14] Minerva zegt: 'Mijn in volle ernst, beminde Cado, het is allemaal goed en prachtig wat je me gezegd hebt en ik kan er niets tegenin brengen, maar als de liefde ons voor altijd moet leiden, dan begrijp ik niet waar jij die vandaan wilt halen, omdat je nu om mijnentwil nog geen stap wilt verzetten. Kijk, ik wil nog twee stappen doen; die ene, laatste, moet jij echter doen, al zou ik er ook een eeuwigheid op moeten wachten. Nu is er immers voor mij toch aan geen weg terug meer te denken, omdat ik me nu al zo ver door jou heb laten inpalmen. Doe me daarom dit kleine genoegen!'
«« 28 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.