Minerva's pracht in het hemelse gewaad. Robert en Sahariël maken zich bekend. Opvoeding tot ware vrijheid en zelfstandigheid.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 33 / 153 »»
[1] Miklosch gaat verder met zijn verslag: 'Minerva trekt het gewaad nu werkelijk aan. O, drommels, dat is sterk! Nee, dat is niet om uit te houden, deze onuitsprekelijke schoonheid! Heer en Vader Jezus, wees mij arme zondaar genadig! Heer, ik ga dood of ik word gek als ik nog enkele seconden naar deze al te verheven schoonheid zou moeten kijken! Hoe een Cado en die twee anderen, Robert-Uraniël en Sahariël, het in haar nabijheid kunnen uithouden zonder hun leven te verliezen, is mij een raadsel. Wel krijgen de beide laatstgenoemden enkel en alleen al door de glans en schoonheid tranen in de ogen, maar hoe Cado in staat is het zo dichtbij uit te houden... hij die het kan, begrijpe het. Broeder Bathianyi, kom mijn plaats voor een poosje innemen, want ik kan het werkelijk niet meer uithouden.'
[2] Bathianyi zegt: 'Vriend Miklosch, dat zal zeker niet mogelijk zijn. Ik heb slechts enkele vluchtige blikken op haar geworpen en sta daarvan al schaakmat. Wat zou er van mij terecht komen als ik mij langer aan haar zou vergapen? Beste vriend, voor dat aanbod bedank ik! Verricht zelf maar deze aangename dienst, ik zal wel het mijne uit jouw woorden opmaken.'
[3] Miklosch zegt: 'Nou goed, dan zal ik maar weer zo gek zijn! Wel, moet je dat zien! Nu laten de beide engelen zich aan Cado en Minerva zien en beiden lijken helemaal verbluft te zijn door het feit dat ze nu opeens gezelschap van twee vreemdelingen krijgen. Cado bekijkt beiden met een onderzoekende blik en schijnt hun te willen vragen vanwaar zij komen, van boven of van beneden. Ik ben benieuwd wat dat gaat worden.
[4] Nu strijkt Cado de haren uit zijn gezicht, neemt tegenover beiden een heldhaftige houding aan en zegt: 'Waar komen jullie vandaan? Wat willen jullie en wie zijn jullie? Geef uiterst nauwkeurig en waarheidsgetrouw antwoord. Denk er goed om... de duivel Cado verlangt zulks van jullie!'
[5] Robert treedt naar voren en zegt: 'Wij beiden zijn jouw innigste vrienden, wij zijn van boven en tegelijkertijd van beneden afkomstig. Wij hebben je heimelijk beschermd, anders zou je deze oerkoningin van alle materie niet zover hebben gebracht. Aan het einde van jouw grote werk komen wij je nu gelukwensen, omdat je dit, waar de inspanningen van zoveel machtiger broeders schikbreuk leden, zo prachtig is gelukt. Zou je bij dat grote werk, dat God welgevallig is, van onze diensten gebruik willen maken, dan staan wij voor je klaar!'
[6] Cado zegt: 'Ik dank jullie voor je eventuele bescherming en ook voor jullie waken over mij, maar ik moet jullie beiden bekennen dat het mij liever geweest zou zijn als jullie me noch beschermd, noch bewaakt zouden hebben, want ik heb genoeg aan de naam en de kracht van die grote Ene; al het andere telt voor mij niet. Ik verzoek jullie daarom je onmiddellijk van mij te verwijderen, anders zou ik geweld moeten gebruiken. Mijn vurig beminde Minerva is immers nog lang niet op het punt aangekomen om vreemde gasten, die er als echte klaplopers uitzien, te verdragen. Als zij eenmaal geheel volmaakt is, dan kunnen jullie terugkomen en je over haar volledige herstel verheugen. Maar nu verder geen hulp meer, want die zou mijn moeite alleen maar vertragen en geenszins verkorten. Dus de Heer behoede jullie, vrienden!'
[7] Minerva zegt: 'Vriend Cado, daar ik nu het oerkoninklijke gewaad aan heb, meen ik hier ook wel een woordje te mogen zeggen en iets te mogen verlangen. Ik eis daarom dat deze beide wijzen van 'boven en beneden' hier blijven om mij in menig opzicht goede diensten te bewijzen, als zij dat willen!'
[8] Cado zegt: 'Alleen dát mag gebeuren wat ik bepaal! Als ik toegeef, zijn jij en ik weer voor minstens een halve eeuwigheid verloren. Vergeet niet dat wij beiden duivels zijn en een andere weg hebben te gaan om tot de voleinding te geraken dan Gods engelen. Vrienden, doen jullie me daarom deze zuivere vriendendienst en ga, want in jullie tegenwoordigheid kan ik Minerva nooit verder leiden!'
[9] Robert zegt: 'Vriend Cado, je kent ons nog te weinig wanneer je denkt dat we voor jou hinderlijk zouden kunnen zijn bij het uitvoeren van je goede plan met Minerva. Kijk, wat jij tot nu toe hebt gezegd en gedaan, dat heb je door ons gedaan, want God de Heer, wiens naam verheven is, heeft ons daartoe de juiste kracht en macht verleend. Zou je alleen tegenover deze zogenaamde Minerva hebben gestaan, dan was je haar allang smadelijk ten offer gevallen. Wij waren het immers die jou ieder woord in de mond hebben gelegd. Wij hebben jouw stenen, die je als wapen gebruikte, gezegend en gesterkt en lieten de vuurvloed niet hoger stijgen, opdat jij op deze heuvel een veilige toevlucht zou vinden. Daar de zaken echter zo en niet anders liggen, hoe zouden we dan nu hinderlijk voor je kunnen zijn? Wel nuttig, dat willen en kunnen we bij je loffelijke en alle hemelen welgevallige werk wél voor je zijn. Wees daarom wat ons betreft, geheel onbezorgd.
[10] Wij blijven daarom nog een poos bij je opdat je nu vrij vanuit jezelf verder zult kunnen doen wat nodig is voor de voltooiing van dit grootse werk. Van nu af aan zul je onze raad niet meer heimelijk, maar openlijk ontvangen en een daad zal slechts op jouw verlangen gebeuren, opdat jij evenals Minerva daardoor waarachtig vrij kunt worden. Je zult volkomen vrij onze raad kunnen aanvaarden of afwijzen. Zouden wij, zoals tot nu toe, jou heimelijk iets ingeven, dan zou je nooit vrij en daardoor zalig kunnen worden, want in dat geval zou je slechts een werktuig in onze handen blijven. Wij maken nu het werktuig vrij uit de ketenen van het gericht opdat het dan uit zichzelf iets moge worden voor de Heer. Het zwakke werktuig moet dat echter inzien en zich er daarna zelf naar richten. Dan zal het spoedig de ware en vrije volmaaktheid bereiken en niet langer in gedwongen knechtschap verblijven. Zo zij het in' de naam van de Heer Jezus, de enige God van de hemel en alle werelden!'
[11] Cado zegt: 'Is dat zo is, blijf dan maar hier, want ik moet en wil zelf vrij handelen om bevrijd te worden van ieder juk. Of Minerva echter ook zal blijven, dat is een andere vraag.'
[12] Minerva zegt: 'De stappen die ik nu voorwaarts heb gezet, zijn blijvend; ik zal zeker niet meer teruggaan, maar deze twee hemelse oplichters moeten nu uit mijn ogen verdwijnen, omdat ze stiekem en sluw ten opzichte van mij hebben gehandeld. Als zij hier blijven zal ik geen stap voorwaarts meer doen.'
[13] Robert zegt: 'Daar doe je geen goed aan, bekoorlijke Minerva! Als we jou iets kwaads hebben aangedaan, zullen we meteen gaan, maar je moet toch zelf toegeven dat we jou alleen maar een heel goede dienst hebben bewezen door Gods kracht, die krachtdadig in ons werkt. Je moet dankbaar inzien dat wij je zover hebben vrijgemaakt van de ketenen van de hel en deze meer en meer hebben laten verstommen in jouw hart, waarin vroeger de oerkiem van al het kwaad was gelegen. Als je denkt aan de huiveringwekkend lange tijd, waarin je _ weliswaar als gevolg van je eigen starre wil _ grote kwellingen hebt ondergaan, dan zal onze aanwezigheid die voor jouw toekomstig welzijn dient je zeker niet onaangenaam kunnen zijn!'
[14] Cado zegt tegen Minerva: 'Volkomen juist! Dus denk na en dan zal alles goed komen! Die beiden moeten nu blijven omdat ik het hun gebied. Heb je ook tegen mijn gebod iets in te brengen?' Minerva zegt: '0 ja, want jij beveelt omdat die beiden jou daartoe dwingen!'
[15] Cado zegt: 'Dan vergis je je; ik handel volgens mijn vrije wil en laat mij door niemand dwingen. Zou ik echter geoordeeld zijn zoiets wel te moeten doen, dan zul je je nog minder kunnen verzetten tegen hetgeen mijn gerichte wil uitspreekt, omdat het dan niet meer mijn wil, maar die van de almachtige God is. Daarom blijft het nu bij datgene wat deze beiden hebben beslist en ik heb bevolen!'
[16] Minerva zegt: 'Ja, wat eigenzinnigheid betreft ben je groot en weet je de zaak zo te draaien dat je niets van je aanzien verliest. Alleen ik, de eersteling van alle schepselen, moet bij jou om aanzien bedelen! Ik zal me weliswaar uiterlijk naar jouw wil schikken zoals tot nu toe, omdat ik te zwak ben om doeltreffend tegen jou te strijden, maar het innerlijk behoort mij toe en dat heeft van nu af aan zowel voor jou als voor jouw vriendschapsverbond niets anders over dan een vervloeking. Amen! Begrijp je dit amen?'
[17] Cado zegt: 'O ja, zoveel verstand bezit ik, en godzijdank ook nog iets meer. Als je uiterlijk er eenmaal echt goed van langs zal krijgen, zal ook je innerlijk zich gaan richten naar datgene wat ik, volgens de onveranderlijke Godsordening, met jou wil bereiken. Daarop zeg ook ik een onveranderlijk amen! Begrijp ook jij wat ik met dit onveranderlijke amen heb gezegd?'
«« 33 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.