Paulus' toespraak tot de hardnekkige keizer. Koppige repliek.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 63 / 153 »»
[1] Daarop zegt Paulus: 'Vriend, zeg nu zelf, wat is een keizer zonder land, zonder volk en zonder macht? Ik zeg je, niets anders dan een dwaas! Is dan ooit iemand door eigen genade keizer geworden, of door Gods genade? Wie geeft de mens dan macht om te heersen en het volk de wil om hem te gehoorzamen? Kijk, dat doet God, de enige eeuwige Heer van alle macht en kracht. Als God je echter tot keizer maakte, waarom beroem je je dan op je keizerlijke waardigheid alsof je jezelf tot keizer had gemaakt!
[2] Als het zo gemakkelijk zou zijn om zonder goddelijke kracht en macht keizer te worden, dan zouden er op aarde een heleboel keizers zijn. Dat zou echter voor God de gruwel aller gruwelen zijn. Daarom stelt Hij over veel landen slechts één keizer aan en voorziet hem van macht, gezag en hoog aanzien, maar slechts voor de tijd dat hij in staat is om te regeren!
[3] Na de dood van zijn lichaam houdt de keizer voor eeuwig op te bestaan en de mens die op aarde keizer was, wordt gelijk aan een van zijn geringste onderdanen. Hij kan in het rijk Gods weer iets worden door ootmoed en door grote liefde, vooral tot God de Heer en vervolgens tot al zijn broeders en zusters. Maar zo star vasthouden aan hetgeen men op aarde was, brengt geen leven, maar de werkelijke dood voort! Daarom zeg ik je: bedenk goed wat je zult doen, want kijk, de poort der bijzondere genade en erbarming van de Heer staat niet altijd open, zoals het op aarde ook niet altijd dag of zomer is. Hier kan niemand van tevoren zeggen: 'Kijk, nu komt spoedig het voorjaar en dan de genadezomer', want dat ligt verborgen in de Heer. Als Hij wil, dan is het er. Hij alleen sluit en opent zoals en wanneer Hij wil.
[4] Nu staat de poort voor jullie allen open. Grijp en benut daarom deze mogelijkheid voordat ze weer wordt gesloten! Denk je dan dat de Heer dag in dag uit lichamelijk uit Zijn allerhoogste hemelen afdaalt naar de aarde en Zijn schepselen onderricht, geneest en begenadigt en hen tot Zijn kinderen maakt? O zie, dat doet de Heer niet en Hij alleen weet waarom Hij zoiets wel of niet doet. Hij is weliswaar steeds de liefde en erbarming Zelf, maar Zijn bijzondere genade geeft Hij niet altijd in dezelfde vorm en niet aan iedereen op dezelfde wijze!
[5] Kijk, eens was ik de grootste en meest verwoede vervolger, en toch bewees Hij mij de grootste genade en sterkte mij tot wereldapostel, terwijl Hij Zijn andere apostelen merendeels slechts voor de joden had aangesteld. En andere, zelfs veel betere en edelere mensen heeft Hij Zijn bijzondere genade niet waardig gekeurd. De wijzen onthield Hij haar, maar aan de onmondige kinderen openbaarde Hij Zijn rijk en Zijn bijzondere genade!
[6] Daaruit blijkt weer, dat de Heer volgens Zijn innerlijke wijsheid doet wat Hij wil. Wie zich het veiligst waant, is vaak door duizend gevaren omringd, maar de vreesachtige beschermt de Heer niet zelden dermate, dat hem ook dan niets zou overkomen als de hele aarde aan stukken zou worden gescheurd. Zo doet de Heer wat Hij wil en heeft nooit de raad van een mens nodig. Daarom is het dan ook een onvergeeflijke dwaasheid de genadegaven uit Zijn eigen hand niet aan te nemen als Hij ze iemand vrijwillig aanreikt.
[7] Laat die keizer van jou nu maar varen en neem daarvoor in de plaats de genade van de Heer aan, dan zul je leven, anders echter sterven in je zelfbedrog!'
[8] De stijfkop zegt: 'Je spreekt wel verstandig als een minister, maar wat een onderscheid is er toch tussen een minister en een keizer! Leid de Heer Zelf hier voor mij; ik zal Hem genadig aanhoren en Hem bij uitzondering een langere audiëntie verlenen!'
[9] Paulus zegt: 'Ach, dat overtreft werkelijk alles wat men van jouw genade kan verwachten! Jij wou zelfs de Heer audiëntie verlenen als ik Hem voor jou zou leiden. O jij krankzinnige dwaas! Nee vriend, dat gaat wat te ver! Ik, Paulus, sidder bij deze gedachte en jij kunt haar uitspreken en zoiets verlangen? Dat kan onmogelijk jouw werk zijn, maar enkel dat van satan. Verman je en zie af van je afschuwelijke dwaasheid! Ik smeek je, word een mens ten overstaan van God!'
[10] De stijfkop zegt: 'Een vorst spreekt op zijn gebruikelijke manier en een apostel op de zijne. Ik versta echter onder audiëntie niet zoiets hemeltergends als jij en ben van mening dat het onmogelijk zo erg verkeerd kan zijn als ik de Heer bij mij ontbied. Op aarde vraagt men toch ook om een geestelijke, opdat hij dan komt met Christus de Heer, als men zelf als zieke niet naar hem toe kan gaan. Maak daarom niet zoveel drukte alsof daardoor hemel en aarde zouden vergaan!
[11] Bedenk daarbij dat tussen een keizer en een gewoon mens toch steeds een hemelsbreed verschil bestaat. Onder invloed van de sfeer waarin iemand leeft, ontwikkelt zich tijdens dat leven ook zijn eigenlijke natuur. Wanneer ik hier dus tegen jou spreek overeenkomstig mijn hoge zielennatuur, kan dat toch niet zo verkeerd zijn als wanneer een gewoon mens zich zou verstouten zo te spreken!
[12] Ik was ooit een keizer, dat kan geen God mij afnemen zolang Hij me de levensherinnering laat behouden. Daarom blijf ik in mijn herinnering eeuwig keizer, ook voor God. Dat ik hier verder niets meer te bevelen heb, weet ik allang evengoed als jij, beste druktemaker! Ik heb daarom verder ook niets meer van jou nodig. Ik zal me verder zelf wel redden. Probeer mij dus helemaal niets op te dringen, dan zal ik het goede en het ware vanzelf aannemen en daarnaar handelen. Verder blijf ik zoals ik ben, goed of slecht, dat is om het even. Begrepen, druktemaker?'
[13] Paulus zegt: 'O ja, heel goed. Ik wil er echter nog heel eenvoudig aan toevoegen: zolang jouw' ik' je nog overwegend tot een rechter maakt, zal het eeuwige Ik van de Heer geen intrek nemen in je hart! Wat de uiterlijke levensomstandigheden betreft heb je gelijk in alles wat je tegenover mij te berde hebt gebracht, maar de innerlijke levensomstandigheden zijn van geheel andere aard. Omdat deze jou totaal vreemd zijn, moet je je deze eerst laten opdringen, anders krijg je in de geestenwereld, waarvan je nu al bijna tweehonderd aardjaren een bewoner bent, nooit een goed plekje. Als ik jou in opdracht van de Heer de volle waarheid openbaar, waarom behandel je mij dan alsof ik je vijand ben?'
[14] De hardnekkige zegt: 'Ik behandel je niet als vijand, maar je bevalt me niet. Daarom wil ik iemand anders aanhoren, zodat ik precies weet wat me te doen staat.'
«« 63 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.