De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 69 / 153 »»
[1] Jozef zegt: 'Ja, ik herken hem aan zijn manier van lopen; hij is het! O Heer, wat ziet hij er uit, een waarlijk schrikaanjagende gestalte! Over een compleet geraamte hangt een oude zogenaamde vespermantel en op zijn doodskop klappert een bisschopsmuts vol vuil en drek. Zo strompelt deze gestalte met langzame en duidelijk wankelende schreden op ons af. Nu ben ik toch benieuwd wat dit monster gaat doen!'
[2] Ik zeg: 'Je zult er genoeg mee te stellen krijgen. Alleen moet je je nergens aan ergeren, want al deze wezens zijn min of meer te beschouwen als waanzinnigen.'
[3] Jozef zegt: 'Wat me bij deze man verwondert, is dat hij op aarde een van de helderste koppen was en het meer met mij eens was dan alle andere bisschoppen uit mijn aardse rijk. De aartsbisschoppen van Salzburg, Praag, Olmütz, Erlau, Zagreb, Triëst, Venetië, Trente en Milaan hebben me heel wat meer problemen bezorgd dan deze Wener. Ja, ik moet eerlijk bekennen dat hij mij bij mijn hervormingswerkzaamheden in menig opzicht veel goede diensten heeft bewezen. Juist daarom kan ik moeilijk begrijpen hoe deze man in zo'n jammerlijke situatie is beland. '
[4] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, deze aartsbisschop Migatzi was iemand, die het beste de kunst verstond om zijn huik naar de wind te hangen. Hij bekeek eerst goed hoe dik de stokken waren en beoordeelde nauwlettend of hij ze over de knie kon breken of niet. Was hem er een te massief en te sterk, dan legde hij hem niet over de knie maar liet hem helemaal vergulden, opdat iedereen bij de aanblik van zo'n vergulde knuppel de nieuwe macht in zijn handen zou erkennen. Want voor degene die op aarde hand in hand gaat met een machtige keizer, heeft iedereen bijna evenveel respect als voor de keizer zelf.
[5] Aartsbisschop Migatzi zag heel goed in dat men zich onder jouw bestuur slechts belachelijk zou maken als men met de paus, die toentertijd zeer afhankelijk was van Oostenrijk, te veel gemene zaken zou maken. Daarom sloot hij zich liever bij jou aan en werd in het geheim wetgever van de paus. Hij correspondeerde namelijk vlijtig met de 'stoel' en vertelde deze wat hij moest doen om zich tegenover jouw macht en kennis staande te houden. Omdat de paus zich daarnaar moest richten, was het de grootste triomf van aartsbisschop Migatzi dat hij in zekere zin een paus boven de paus was.
[6] Kijk, dat was de beweegreden waarom de aartsbisschop Migatzi van Wenen het met jou hield, maar als je zou denken dat hij ook innerlijk zo gezind was, dan zou je je deerlijk vergissen. Want in dat opzicht was hij meer paus dan de paus zelf en verreweg roomser dan al zijn collega's. Ik zeg je dat hij jou in het geheim meer haatte dan de dood, maar omdat hij door jou om zo te zeggen een wetgever van de paus was geworden, hield hij het met jou en ondersteunde je bij alles wat je ondernam. Ken je nu de man, die met jou op aarde hand in hand ging?'
[7] Jozef zegt: 'O jij geslepen kerel! Nee, ik had me alles behalve zoiets van deze man kunnen voorstellen! Ja, ja, wie politiek wil leren en daarin een meester wil worden, kan het beste naar de zwarte, de scharlakenrode en purperen manteldragers gaan; daar treft hij zeker een politiek aan op een niveau, zoals in de kop van satan nauwelijks te vinden is. Wacht maar, jij zwarte politicus, je zult aan mij een harde noot te kraken hebben!'
[8] Ik zeg: 'Let wel goed op, dat hij niet veel harder wordt voor jou dan jij voor hem, want Ik zeg je dat deze zich met alle zalven heeft gezalfd en dat het voor iedere nog zo verlichte geest werkelijk geen geringe opgave is om een aldus gezalfde op de goede weg te brengen. Wees nu maar rustig, hij komt al heel dichtbij. Zo dadelijk zal hij jou en ook ons in het oog krijgen.'
[9] Aartsbisschop Migatzi ziet hem nu, komt sneller naar hem toe en zegt met een sterk krijsende stem: 'Gegroet, broeder Jozef! Maar hoe kom jij hier in dit ellendige hol terecht?' Jozef zegt: 'Om jou te bezoeken, broeder!' Aartsbisschop Migatzi zegt: 'Dat is heel mooi van je, maar als je nog zo' n aartsketter bent als je op aarde was, zul je hier vervloekt slecht worden ontvangen!'
[10] Jozef zegt: 'Dat doet er niet toe, want je weet toch dat een Jozef zich overal een goede ontvangst weet te verschaffen. Je kunt me zeggen wat je wilt en ik zal je steeds hetzelfde antwoord geven dat ik de patriarch van Venetië gaf, toen hij mij een schilderij toonde waarop de paus over de nek van een zwichtende keizer zijn muildier bestijgt en de keizer met een trots gezicht verachtelijk aankijkt.' Aartsbisschop Migatzi vraagt: 'En hoe luidde dit antwoord?' Jozef zegt: 'Tempi passati! Dat betekent: die tijden zijn voorbij! Nu redeneert men anders!' En zo'n antwoord zul jij ook van mij krijgen als je met iets aan zou komen dat mij niet bevalt, want weet je, tegenover jou ben ik nog niet opgehouden keizer te zijn. Zeg me echter nu eens hoe het hier met je gaat en wat je hier doet.'
[11] Aartsbisschop Migatzi zegt: 'Een domme vraag! Kijk eens naar mijn gezicht, vermagerd tot op het bot, en je vindt het antwoord vanzelf! Wat ik hier doe kun je zien aan mijn kleding! De wereld wil bedrogen worden, dus laten we haar bedriegen! Dat is altijd al ons werk geweest en dat is het ook nu nog. De mensheid wil van het grootste wonder in haar, de goddelijke rede en het daarmee gelijkstaande goddelijke verstand, geen gebruik maken. Zij wil een met wonderen bij elkaar geflanst geloof, zodat ze daarbij het moeizame denken kan missen. Bijgevolg is het duidelijk dat ze bedrogen wil worden; om die reden wordt ze ook bedrogen!
[12] Ieder stukje wonder is bedrog, maar dat maakt niets uit voor de domme mensen; als zij maar iets dat op een wonder lijkt kunnen aangapen. De ware werken van God maken echter bijna helemaal geen indruk op hen. Zon, maan, sterren en de prachtige aarde met haar talloze en grootse wonderen, dat interesseert de domme mensen niet het minst, maar een knikker in een ogenschijnlijk lege beker werpen en er daarna met een hocus-pocus drie uithalen... dat is een wonder boven wonder! Zo was de mensheid, zo is ze nu en zo zal ze blijven zolang er mensen op aarde bestaan. Daarom is het principe van de jezuïeten het beste wat het menselijk verstand ooit heeft uitgevonden, want het is aan de meest wezenlijke natuur van de mensheid ontsproten.
[13] De wijze Egyptenaren hebben een van de beste religies opgesteld, die louter gebaseerd was op mysteries en alle mogelijke toverkunsten. Ze hield daarom ook meer dan tweeduizend jaar stand. Toen echter zekere vrienden van het volk opstonden en het volk begonnen in te lichten over het bedrog van hun als heilig beschouwde religie, waren er maar al te gauw massa' s vijanden van de priesters en hun religie. De tempels werden vernield en de priesters meestal gedood of uit het land verdreven. Maar wat heeft het volk daarbij gewonnen? Niets dan nood, ellende, troosteloosheid en tenslotte het totale verval van zijn nationaliteit en zijn oeroude, bijna goddelijke beroemdheid! Was het niet beter geweest als deze onrijpe weldoeners van het volk met hun scherpe verstand nooit onder het Egyptische volk waren opgestaan? Het volk zou in zijn onwetendheid gelukkig gebleven zijn, en de priesterstand, die als enige weet dat de mens niets is en nooit ofte nimmer iets te verwachten heeft, zou van zijn inkomen kunnen genieten voor het feit dat zij zich onvermoeibaar beijvert om bij het blinde volk het geloof in God en in de onsterfelijkheid overeind te houden en het daardoor van een hoopvol bestaan te verzekeren, met als loon dat zij de grootste last van het volk op eigen schouders neemt, en zij zelf iedere minuut de eeuwige vernietiging tegemoet kan zien.
[14] Laat bij het volk duidelijk het inzicht ontstaan, dat er na de dood geen leven meer is, en dan zullen jullie het meteen tot alle denkbare ontaardingen zien overgaan! De priesterstand neemt dat allemaal op zijn schouders. Zij alleen zien de eeuwige vernietiging moedig onder ogen, omdat zij alleen duidelijk het voordeel van het niet-bestaan ten opzichte van het bestaan inzien. Zodoende is het dan ook de grootste ondank tegenover deze grote weldoeners der mensheid als zij voor het volk als bedriegers worden aangeklaagd. Zij zijn het wel, maar niet ten nadele, maar tot welzijn der volkeren!
[15] Waarom zijn de Chinezen en de Japanners nagenoeg de gelukkigste volkeren van de aarde? Omdat ze nog nooit in hun domheid werden gestoord, omdat hun verstandige vorsten ervoor zorgen dat hun volkeren nooit tot een of andere verlichting komen. Enkelen die het waagden om bij deze volkeren een zogenaamd lichtje te doen opgaan, werden zwaar gestraft. Daarom zijn anderen er niet zo gemakkelijk meer mee aangekomen.
[16] Jijzelf, mijn anders zeer achtenswaardige vriend, hebt echter als vorst in plaats van met de priesters hand in hand te gaan, hun een diepe wond toegebracht, die de tijd moeilijk zal helen. Hoe moet een waarachtige aartsbisschop over jou oordelen? Ja, welk oordeel moet de hele verstandige mensheid over jou vellen? Jij ontnam haar het ene en gaf haar daar niets beters voor in de plaats!
[17] Als een mens in zijn domheid gelukkig is, waarom hem dan wakker maken zodat hij ongelukkig wordt? Alle mensen zijn aan de dood blootgestelde delinquenten. Als de delinquent slaapt, is hij gelukkig in zijn droom, maar wordt hij wakker, wat dan? Dan grijpt hem de doodsgedachte aan en hij wordt onuitsprekelijk ongelukkig! Zeg nu zelf: heeft hij die de delinquent uit zijn slaap wakker schudde, hem een weldaad bewezen?
[18] Niet voor niets noemt de kerk zich 'moeder', want ze is voor de volkeren werkelijk wat een moeder is voor haar kinderen. Teder geeft zij de volkeren slaapverwekkende spijs en drank, opdat zij de vreselijke ellende van de wereld nooit zullen smaken. Wie dan ook stevig vasthoudt aan de kerk en haar middelen gebruikt, zal ook werkelijk de pijn van de dood nooit voelen. Wat dunkt je nu? Zul je mij nu nog met jouw dwaze tegenwerpingen aankomen?'
[19] Jozef zegt kort en laconiek: 'Vriend, door jouw inhoudsloze woorden heb je eigenlijk niets anders gezegd dan dat juist de priesterstand zich steeds in de grootste onwetendheid bevindt en ook nog probeert voor duur geld alle volkeren daarmee op te zadelen. Ik en duizenden die dachten zoals ik, hebben aan de onsterfelijkheid van onze zielen nooit getwijfeld, omdat we godzijdank heel verlicht waren, want ons geloof was geen blind, maar een heel duidelijk ziend geloof. Wij hadden echter het gevoel dat alle mensen dat konden inzien als zij er maar niet door de blinde geestelijkheid vanaf werden gehouden. En dat, vriend, was de reden van ons verzet!'
«« 69 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.