Migatzi's ambtsbroeders. De ezelachtige president. Migatzi' s erkenning van de Heer. Diens oordeel over Rome.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 73 / 153 »»
[1] Nu komen er plotseling wel honderd geraamte-achtige wezens in aan flarden gescheurde vespermantels en gedeukte bisschopsmutsen uit alle hoeken te voorschijn en schreeuwen heel opgewonden moord en brand. Eén van hen, hun president, die een meer ezelachtig dan menselijk gezicht heeft, stelt zich nogal op de voorgrond. Hij is weliswaar de domste van allemaal, maar dat maakt daar niets uit, want ze benoemen juist steeds de domste, opdat ze zelf des te meer onbelemmerd kunnen doen wat ze willen. Zo iemand snelt haastig naar Migatzi toe met een ernstig gezicht, dat er daardoor nog dommer begint uit te zien, zodat het hele gezelschap van de Heer begint te schaterlachen. Als de naar voren getreden president dit ziet, wordt zijn gezicht nog ernstiger, waardoor zijn gezicht er nog dommer en belachelijker begint uit te zien.
[2] Hij spert nu zijn mond wagenwijd open en doet alle mogelijke moeite Om een krachtige rooms apostolische vloek uit te slaan. Maar Ik haal een kleine streep door zijn rekening en de heer president brengt er niets anders uit dan een hees knorrend: 'j-a, j-a, j-a.' Helena en Robert stikken bijna van het lachen. Zelfs Petrus, Paulus en Johannes kunnen het lachen niet helemaal laten. De vorsten lachen ook luidkeels, en Jozef merkt op dat hij in zijn hele leven nog nooit zo'n belachelijk gezicht als dat van deze woedende president heeft gezien.
[3] Robert zegt tegen Mij: 'Heer, ik begrijp niet hoe ik bij het binnengaan van deze grafkelder zo bang heb kunnen zijn, want nu moet ik me bijna kapot lachen om deze vreselijk domme gelaatsuitdrukking en om dat echte ezelsgebalk! Dat heeft echter zo'n grote symbolische betekenis, dat men zich niets treffenders kan voorstellen. Hoe machtig heeft Rome ten tijde van Luther geschreeuwd van toorn en woede en hoe machtig schreeuwt het nu tegen de nieuw katholieken, maar dat geschreeuw is steeds onveranderlijk ezelsgebalk en deze president is een geslaagd en getrouw beeld van het pausdom!'
[4] Ik zeg: 'Dat zal ook het gevolg zijn van de tegenwoordige inspanningen van het pausdom. De mensen zullen de dienaren flink beginnen uit te lachen, en hoe meer deze zich ergeren, des te meer zullen ze worden uitgelachen, totdat hun eigen toorn hen tenslotte zal verteren. Wat je hier ziet in het klein, zal op aarde geschieden in het groot! De dienaren van Bileam zullen alles in het werk stellen, zullen wondermagie bedrijven en schreeuwen en balken net als deze hier, maar het volk zal zich vermaken zoals nu ons gezelschap hier ten overstaan van deze 'j-a' balkende ezel. En deze vernedering zal het beste geneesmiddel zijn voor die dwazen.
[5] Maar weldra zul je ook zien, waarom je eerst zo bang was. Spoedig zal het innerlijk van deze papisten naar buiten treden en je zult zeer verbaasd staan over de bedrieglijke kunsten die deze wezens zullen realiseren. Ik zal het gezelschap echter zodanig bewerken dat het zich daarbij zal gedragen als een baldadig publiek bij een mislukte komedie. Dat zal dan een goede uitwerking hebben.'
[6] Nu komt Migatzi naar Mij toe en zegt: 'Heer Jezus, U bent het werkelijk! Nu herken ik U pas volkomen! U alleen zij eeuwig alle eer!' Ik pak echter zijn hand en zeg: 'Broeder, word volmaakt!' Daarop ziet Migatzi er meteen heel goed en gezond uit.
[7] Migatzi voelt zich nu heel licht en gesterkt en voor zijn ogen wordt het lichter en lichter. Hij draagt alleen nog steeds hetzelfde gescheurde, aartsbisschoppelijke gewaad, hetgeen hem zichtbaar hindert. Hij bekijkt zichzelf en zegt na een poosje tegen Mij vol innige liefde en het volste vertrouwen: 'Heer Jezus, waarachtige God en Zoon van Uw eeuwige Vader! Daar U tegenover mij reeds zonder enige verdienste mijnerzijds maar omwille van Uw allerheiligste naam zo genadig bent geweest en mij hebt verlost uit deze poel des verderfs, vraag ik U mij ook te verlossen van de rest, die mijn ogen een weerzinwekkende aanblik en mijn neusgaten een akelige reuk bezorgt! Bezie dit voor mij walgelijke gewaad van hoogmoed en bedrog, en bevrijd mij ervan! Geef me daarvoor in de plaats een eenvoudig bedelaars gewaad en ik zal me daarin zalig voelen!'
[8] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, dit gewaad is weliswaar een gewaad van hoogmoed en bedrog geweest voor diegene die het hoogmoedig en pronkzuchtig droeg, maar jij hebt het alleen gedragen vanwege de ritus, zoals de rooms-kerkelijke regel die voorschrijft. Zodoende was het voor jou een waar erekleed en dus niet verachtelijk, zoals jij meent.
[9] Want niet alles is slecht aan de roomse! Alleen is het een gruwel, als ze vanwege de aardse mammon naar middelen grijpt die van zuiver helse aard zijn, zoals: valse wonderen, valse heelmiddelen, aflaten, relikwieën- en beeldenverering, amuletten, vroom klinkende toverformules, blinde ceremoniën, genadebedevaartsoorden, kerkschatten voor ijdele kerkelijke luxe, hoge ambten en ereplaatsen, de meest uitgebreide heerszucht en de hardnekkige mening altijd het grootste gelijk van de wereld te hebben. Ik wil niets zeggen van hun misoffers, niets van hun oorbiecht, van hun tempels, klokken en orgels, niets van waardige kunstwerken, niets van het heilig houden van hun bedehuizen en niets van de begrafenisceremoniën voor overledenen. Want als dit allemaal met een zuivere instelling wordt gebruikt, is het deugdelijk om het menselijke gemoed te verheffen en te veredelen, maar dat de roomse deze op zichzelf genomen zuivere dingen gebruikt om het menselijk hart dom te houden en het blind te doen geloven dat men door het nauwgezet gebruik daarvan tot het leven in de hemel kan komen en alleen daardoor Mijn genade kan verkrijgen, dat is slecht! Want daardoor word Ik tegenover de kinderen als Vader tot een tiran gemaakt, die door de domme mens wel wordt gevreesd maar nooit wordt bemind. De verstandigen en de mensen met levenservaring beginnen zich dan echter voor Mij te schamen. Ze willen dan vaak van een Verlosser, zoals de roomse kerk Hem afschildert, niets meer weten en werpen daardoor het kind met het badwater weg. Dat bewerkstelligt de roomse kerk door haar eigenmachtige leerstelsels, bepalingen, concessies en privileges, die ze voorgeeft van Mij te hebben gekregen, en bovendien door allerlei toegestaan en gepreekt bijgeloof. Dat is het echter waardoor zij zichzelf te gronde richt en eigenlijk reeds te gronde gericht heeft.
[10] Dit alles ligt echter niet aan het gewaad, maar aan het geweldige misbruik ervan. Behoud daarom ondertussen maar jouw gewaad! Als wij weldra uit dit Wenen weggaan en onderweg nog geestelijk een bezoek aan een plaats hebben gebracht, zal jouw gewaad wel in een ander veranderen!' Daarmee is Migatzi tevreden en dankt Mij zeer voor deze voor hem troostvolle les.
[11] Tegelijkertijd klinken er echter uit de donkere hoeken schrille kreten: 'Eruit met deze ketters, met deze godslasteraars, met deze voor eeuwig vervloekten!' Migatzi valt bijna in onmacht en zegt bevend: 'Maar Heer, kunt U dat aanhoren zonder hen allemaal met vuur en zwavel te vernietigen? Omwille van Uw allerheiligste naam... wat zal dat worden?'
[12] Ik zeg: 'Helemaal niets, want Ik ben toch niet als een mens, die meteen alles met vuur en zwavel zou willen vernietigen! Wat voor mensen en geesten draagt de aarde? En toch laat Ik dagelijks de zon opkomen en ondergaan en de aarde verlichten en verwarmen op al haar plekken naar de mate waarin de natuur dit vereist. Kijk, in het geduld en de liefde ligt de grootste kracht! Wie deze nooit uit het oog verliest, zal grote dingen bereiken! Daarom moeten wij dan ook geduld en liefde hebben voor alles wat zwak is, dan zal onze moeite steeds met het beste resultaat worden beloond. Laat hen maar schreeuwen! Ze zullen wel ophouden als ze genoeg geschreeuwd hebben. Dus geen angst en geen ergernis meer!'
[13] Op hetzelfde ogenblik begint het op de achtergrond te bliksemen en geweldig te donderen. Gloeiende reuzenslangen komen uit verschillende hoeken te voorschijn en kronkelen woedend. Vurige geraamten rammelen, ook nachtuilen en vleermuizen ontbreken niet, en op de achtergrond is een afschuwelijke, reusachtige muil te zien met verschrikkelijk grote, bijna witgloeiende slagtanden. Uit die muil slaan voortdurend rook en vlammen omhoog, en op het voorhoofd van deze helledraak staat in roodgloeiend schrift geschreven: 'Ik ben de eeuwige helledraak, die alle brutale ketters moet verslinden! Iedereen die zich niet aan de roomse, alleenzaligmakende kerk houdt en lacht om haar heilige geboden, wordt door mij voor eeuwig opgevreten.'
[14] Door dat opschrift ontstaat er al een geweldig gelach. Zelfs de aanvankelijk zeer angstige Helena zegt: 'Deze scène zou in het apentheater veel opzien baren; de Stefanusdom staat wel op een hele fraaie bodem! Had ik daarvan op aarde ook maar een flauw vermoeden gehad, dan was ik de eerste geweest, die een dergelijke tempel met een brandende fakkel had bezocht. Bekijk die kerels daar eens, wat die allemaal uithalen om arme en zwakke geesten in hun heb- en heerszuchtige netten te drijven! Aha, daar komen ze aan; een grote groep in aartsbisschoppelijk ornaat, gevolgd door een hele menigte bedienden. Wat zullen ze nu gaan doen?' Ik zeg: 'Wees rustig, mijn dochter, luister en kijk!'
«« 73 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.