Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' .

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 77 / 153 »»
[1] Jozef zegt: 'O Heer, dat heb ik weer volkomen begrepen, maar er staat nog iets in de schrift dat ik niet helemaal begrijp. Dat is namelijk de 'onoverbrugbare kloof in de gelijkenis van de rijke zwelger, die U voor het oog van de wereld in de hel hebt geplaatst. Als er tussen degenen die zich in de schoot van Abraham in de hemel bevinden en degenen wier verschrikkelijk lot de hel is, een nooit te overbruggen kloof bestaat, hoe kan er dan een verlossing uit de hel mogelijk zijn? Dat men daaruit moeilijk verlost kan worden, blijkt ook nog uit een andere onderrichtende tekst van de schrift, waarin namelijk de zogenaamde zondaars tegen de Heilige Geest ofwel een slechts heel moeilijk te verwerven, of helemaal geen vergeving wordt toegezegd en dat, o Heer, nog wel uit Uw hoogst eigen mond! Hoe zit dat nu eigenlijk allemaal?
[2] Ik zeg: 'Het is precies zoals de rechtsgeleerden in de wereld zeggen: 'Wie ergens zelf voor kiest, geschiedt geen onrecht!' De kloof betekent echter weer het nooit te overbruggen onderscheid tussen Mijn meest vrije orde in de hemelen en de haar in alles tegenstrevende wanorde van de hel. Deze tekst duidt dus enkel op het onverenigbare hiervan, maar niet op een eeuwig gesloten deur voor degenen die zich daarin bevinden.
[3] Dat iemand, wiens innerlijk al volkomen tot hel is geworden vanwege zijn vrijwillig uittreden uit Mijn meest vrije orde naar de noodzakelijk geoordeelde tegen-orde, niet al te vlug en te gemakkelijk uit de hel zal komen, is vanzelfsprekend. Het is maar al te bekend hoe moeilijk het voor iemand, die volkomen gevangen zit in kwaadaardige trots en heerszuchtige hoogmoed, is om over te gaan naar de zachtmoedigheid en deemoed van de hemelen. Zoiets is zeker niet onmogelijk, maar wel heel erg moeilijk. Je zult in de toekomst nog vaak ondervinden hoe moeilijk het is om iemand volledig uit de hel te halen. De trotse keert telkens weer terug naar de trots, de onkuise naar de onkuisheid, de luie naar de luiheid, de jaloerse naar de jaloezie, de vrek naar de gierigheid, de leugenaar naar de leugen, de rover naar de roof, de moordenaar naar de moord, de wrede naar de wreedheid, enz. Ook al berispt men hen voor deze eigenschappen nog zo vaak, toch vallen zij steeds weer terug in dezelfde hartstochten zodra hun de voor het eeuwig vrije leven vereiste vrijheid wordt gegeven. Hoe vaker zij weer terugvallen, des te zwakker worden ze en des te moeilijker wordt het voor hen om aan de kwade zonden te ontkomen en als gelouterde geesten in Mijn goddelijke vrijheid over te gaan.
[4] Maar begrijp Mij goed, voor mensen-geesten is veel onmogelijk wat voor Mij evenwel heel goed mogelijk is, want voor Mij zijn alle dingen mogelijk!'
[5] Jozef zegt: 'Ja, heilige Vader, nu zijn die teksten waaraan ik op aarde wel heb geloofd, mij duidelijk, maar ze hebben op mij nooit een weldadige indruk gemaakt, hoewel ik mij als keizer moest houden aan de meest gewetensvolle gerechtigheid en niet genadig mocht zijn als ik tegenover een of andere zware zondaar kwam te staan.
[6] Merkwaardig was het wel, dat ik geen strenge rechter kon uitstaan. Die kantonrechters, die de zondaars te streng veroordeelden, stonden niet in mijn gunst. Wie echter de zondaars zo veroordeelde, dat hij de zondaar wel heel nauwlettend wees op de omvang en de ernst van zijn zonde, maar de berouwvolle in mijn naam genade bewees en de zondaar slechts milde en lichte straffen gaf ter verbetering, had aan mij een trouwe vriend.
[7] Zo was het ook als ik het evangelie las. Als ik de verzen doornam van de verloren zoon, van de goede herder, van de echtbreekster ten overstaan van U in de tempel, als ik U ZacheĆ¼s uit de boom hoorde roepen, de gerechtvaardigde tollenaar in de tempel hoorde en U met de Samaritaanse vrouw aan de Jacobsbron heilige woorden hoorde wisselen, kon ik mijn tranen nooit bedwingen. O, welk een gevoel heeft Uw woord aan het kruis: 'Heer, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!' steeds in mij losgemaakt! Maar die plaatsen waar U, hoewel met het volste recht, de zondaars onder scherpe vervloekingen naar de hel verwees, maakten op mijn gemoed werkelijk geen indruk. Ik zag daarin wel een rechtvaardige God aan het werk, maar tegenover Hem niets dan machteloze wezens, die zich de macht van hun Schepper en Rechter moesten laten welgevallen.
[8] Ik dwong mijn hart wel om deze almachtige God met al mijn krachten lief te hebben, maar moet toch tot mijn schande bekennen dat mijn hart zich in deze liefde niet kon vinden. Ik werd toen door dergelijke zelfonderzoeken vrijmetselaar, om zodoende tot een diepe re kennis van God te komen. Ik heb daardoor wel veel gewonnen en veel gelezen over de zuivere liefde tot en in God, maar de onverbiddelijke rechter wilde absoluut niet verdwijnen en de hel niet uitdoven.
[9] Zo stelde ik me ook vaak levendig voor hoe U, die uit liefde tot de mensen zoveel hebt geleden om hen gelukkig te maken, een terechte reden had om tegen zondaars onbarmhartig te zijn en hun hun zonden onverbiddelijk streng te vergelden. Desondanks kon mijn domme hart zich nooit helemaal vinden in de hoogste liefde tot U.'
«« 77 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.