Een nieuwe opgave voor Robert. De Heer over de militaire stand.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 84 / 153 »»
[1] Robert zegt: 'O Heer, dat zal mij niet al te best afgaan, want de militaire stand is nooit een liefhebberij van mij geweest. Waar ik ook maar een soldaat te zien kreeg, maakte zich steeds een eigenaardige wrevel meester van mijn hart en diezelfde wrevel voel ik ook nu nog, hoewel ik mij door Uw genade toch tenminste als een halfvolmaakte geest mag beschouwen. Als ik nu deze soldaten moet bekeren, zou ik mij bij hen op de een of andere manier bemind moeten kunnen maken, maar dat lijkt me volslagen onmogelijk, want dit soort mensen zijn niets anders dan pure machines, die zich op commando als afgerichte dieren bewegen. Wat hun bevolen wordt, doen ze zonder te vragen of het goed is of niet.
[2] Ik weet wel dat een soldaat gedwongen wordt om zo te handelen, maar dat is voor mij geen verontschuldiging, want het is slecht dat men mensen als honden gebruikt en het is even slecht dat mensen zich als honden en verscheurende wolven laten gebruiken. Jammer genoeg bewandelen miljoenen dezelfde weg en tot nu toe is er nog niets veranderd.
[3] U ziet dus dat ik onmogelijk een vriend van de militaire stand kan worden. Daarom vraag ik U, 0 Heer, deze zaak over te dragen aan iemand die geschikter is! Mijn hele wezen verzet zich er heftig tegen, vooral hier in deze stad, waarin ik de militaire stand van een ellendige en schandelijke kant heb moeten leren kennen.'
[4] Ik zeg: 'Juist omdat deze stand jou nog een doorn in het oog is, leg Ik jou deze taak op. Ik zeg je, Mijn lieve zoon, je zou niet waarachtig kunnen binnengaan in Mijn rijk, als je deze doorn niet uit je ogen zou halen. In Mijn rijk heerst niets anders dan de allerzuiverste liefde, die volkomen vrij moet zijn van alles wat ook maar de minste zweem heeft van onverzoenlijkheid. Je moet alles wat aan de wereld toebehoort, tot op de laatste cent terugbetalen voordat je een volmaakte burger van Mijn rijk kunt worden!
[5] Weg dus met alles wat maar enigszins naar onverzoenlijkheid riekt! Iedere seconde moet je met volle overgave voor miljoenen je armen kunnen uitspreiden! Jouw broederkus moet voor alle wezens van de gehele schepping gelden, of ze je aanstaan of niet! Vriend of vijand, dat moet je volkomen om het even zijn, want als er in Mijn rijk van liefde bedenkelijke overwegingen zouden bestaan, hoe zou het er dan weldra met het bestuur van de werelden uitzien?
[6] Op aarde heb je kunnen zien, hoe Ik Mijn zon zonder onderscheid over goeden en kwaden heb laten schijnen en de regen evengoed op het veld van Mijn verachters als op dat van Mijn innigste aanbidders liet vallen. Waarom deed Ik dat? Omdat Ik Zelf de reinste liefde ben en er in Mij in eeuwigheid geen plaats is voor wraak of ook maar de schijn van onverzoenlijkheid. Mijn innigste wens en wil gaan er onvoorwaardelijk naar uit om alle wezens zo vrij en zo zalig te maken als maar mogelijk is, ook al zou dit, als dat mogelijk was, ten koste van Mijn eigen zaligheid gaan.
[7] Voor Mij als het oervolmaakte Wezen is het beslist minder zalig om onder onvolmaakte wezens te verblijven en hen met alle geduld en zachtmoedigheid te leiden, dan Mij temidden van Mijn volmaakte zonen en broeders in Mijn rijk van de zuiverste liefde te bevinden. Desondanks doe Ik het, omdat Mijn eigen liefde het Mij als een plicht oplegt. Zo moet ook jij je heel wat laten welgevallen en steeds proberen in alles volkomen aan Mij gelijk te worden!
[8] Kijk, een soldaat is weliswaar goedbeschouwd een vuur dat verwoest, vernielt en doodt, maar als er in een grote volksstaat geen soldaten waren, waar zouden dan de veiligheid van het eigendom, van het leven en de handhaving van de wetgeving blijven? Wat in een overmaat weliswaar gevaarlijk kan worden voor het leven, moet het leven ook hoofdzakelijk in stand houden! Daarom is de militaire stand helemaal niet zo slecht als jij denkt. Om die reden moet je hem niet meer met vijandige ogen bezien, maar daarbij bedenken: Ook een soldaat is mijn broeder!' Dat hij een machine van de wet is, mag jou niets uitmaken, want hij moet er zijn opdat er onder de wet een waarachtige en duurzame vrijheid kan gedijen.
[9] Moet krachtens Mijn wil niet elk hemellichaam een werktuig van de wet zijn, opdat vrije wezens er ongestoord kunnen rijpen tot waarachtig leven? Stel je een in de ruimte zwevende aarde voor met een onbeperkte wil, hoe zou deze met haar bewoners omgaan als deze haar voelbaar tot last zouden worden? Dus vriend, besef dit allemaal goed, dan zul je gemakkelijker aan het jou toevertrouwde werk beginnen, dat absoluut noodzakelijk is voor je volledige voleinding. Want kijk, dat is namelijk de voornaamste reden waarom jij je nog eenmaal met Mijzelf naar Wenen moest begeven. Ga aan het werk en Ik zeg je dat het beter zal gaan dan je denkt, want werktuigen van de wet zijn altijd gemakkelijker te leiden dan zij die de wetten geven.'
«« 84 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.