Het diepste verlangen van de officier. De Vader openbaart zich aan hem die Hem liefheeft.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 87 / 153 »»
[1] Robert brengt de officier naar Mij toe en zegt tegen hem: 'Deze is het, van wie de grote scheppingen, alle profeten en Zijn eigen heilig woord, het grote woord van de Vader, van de eeuwige, zuiverste liefde, getuigen!'
[2] De officier zegt: 'Dus deze man zou het zijn? Dat is toch dezelfde die zojuist het soldatenvolk met zeer lovende woorden in bescherming nam! Aha, die man bevalt me heel goed, ook al hoeft hij daarvoor geen God te zijn. Wanneer het hart van een man door woord en daad blijk geeft van gerechtigheid, goede gezindheid, liefde voor orde en recht en oprechte liefde voor zijn naasten, dan is hij, ook al is hij niet direct een god, toch zeker vervuld van een sterke geest uit God. Hij verdient daarvoor de hoogste achting en liefde van ieder rechtschapen denkende man, en deze betuig ik uit al mijn krachten ook aan deze man, bij wie ik zulke eigenschappen met vreugde heb ontdekt.
[3] Hé, soldaten, geef acht! Presenteer het geweer voor deze man! Hij draagt weliswaar geen gouden sabelkwast aan zijn gevest, maar in plaats daarvan een tienvoudige in zijn hart. Dergelijke mannen zijn tegenwoordig zeldzaam geworden. Kom hier, rechtschapen man van eer! De borst van een krijgsman voelt weliswaar ruw aan, hij is een ware wetsmachine, maar achter die machine klopt vaak een heel warm hart voor God, keizer, vaderland, recht en orde. En aan zo'n hart in mijn borst druk ik ook jou, edelste der edelen!'
[4] Nu sluit hij Mij in zijn armen, kust Mij en zegt daarop: 'Werkelijk, er is veel moois dat het hart vaak met vreugde vervult, maar het heerlijkste is toch de eerste vriendschapskus van twee rechtschapen mannen! Laat je daarom door mij ook zo warm mogelijk begroeten! Jouw woorden die je zojuist tot Robert richtte, hebben mij duidelijk gemaakt dat jij een man bent, die hoofd en hart op de juiste plaats draagt. Hé soldaten, nog éénmaal: - drie keer 'in het geweer!', grenadiersmars en presenteer!'
[5] Door deze nogal luidruchtige aangelegenheid worden verscheidene mensen uit hun huizen gelokt en de nieuwsgierigheid brengt hen ertoe te kijken wat er gaande is. Als we omringd zijn door een bonte verzameling toeschouwers, wil de officier het bevel geven om de nieuwsgierige mensen te verspreiden, maar Ik zeg tegen hem: 'Vriend, laat dat! Ook deze klaplopers zullen zien hoe het heil van' de wereld eruit ziet! Het zijn halfdode wezens, die niemand van nut zijn, noch iemand kunnen schaden. Daarom laten we hen maar kijken!'
[6] De officier volgt Mijn raad op en zegt: 'Allerbeste vriend, het spijt me dat ik je moet verlaten, maar je weet dat de tijd van een krijgsman tot op de minuut is vastgelegd en ik daarom met mijn troep verder moet trekken naar de plaats van onze militaire bestemming. Daarom vaarwel! Het zal mij een grote vreugde zijn je zo spoedig mogelijk weer ergens te ontmoeten!' Nu omarmt de officier Mij nogmaals, kust Mij met tranen in de ogen en wil daarop met een zichtbaar bezwaard hart weggaan.
[7] Met wijdopen armen zeg Ik echter tegen hem: 'Mijn zoon, jij blijft hier! Je hebt niet voor niets zo'n liefde, die Mij aan jouw hart heeft gedrukt, voor Mij gevoeld. Ik ben immers jouw waarachtige Vader in alle eeuwigheid. De blinddoek die jouw ogen belette om Mij meteen te herkennen, zij voor eeuwig van je weggenomen! Nu verheugt de Vader zich dat Hij zo'n lieve zoon aan Zijn hart kan drukken! De zoon moet vrij zijn, anders verdraagt hij de almacht van de Vader niet. Jij bent nu vrij geworden, kom daarom hier aan het langverwachte hart van je eeuwige, almachtige, enig ware Vader!'
[8] Nu herkent de officier Mij, slaakt een kreet van diepe vreugde, valt voor Mij neer en zegt: 'O mijn grote God! Ik ben immers een zondaar, hoe kan ik aan Uw heilige hart komen?'
[9] Maar Ik zeg: 'Sta op, Mijn zoon! Als Ik jou 'zoon' noem, ben je zonder zonden, want wie zoals jij liefde draagt in zijn hart, heeft geen zonden meer! En al zou hij zonden hebben zoveel als er zand is in de zee en gras op de aarde, dan zijn ze hem allemaal vergeven, omdat hij liefde heeft in zijn hart!'
[10] Na deze woorden staat de officier op, kijkt Mij wazig aan en zegt met grote geestdrift: 'Waarom zou ik bang voor U zijn, nu ik U herken? U bent toch mijn lieve, goede, heilige Vader!' Nu valt hij weer in Mijn armen en roept: 'O, wat een geluk, wat een zaligheid de ware Vader te hebben gevonden! O vaderliefde, o heilig en grootste woord, wat bergt U in Uw ondoorgrondelijke, heilige diepte?!' Daarop weent hij van liefde, maar Ik sterk hem, zodat hij Mijn liefde kan verdragen.
[11] Na een poos laat de officier Mij weer los en zegt met betraande ogen: 'O liefste Vader! Gij heilige, eeuwige goedheid! Kijk, ik ben nu weliswaar zo zalig als een wezen maar kan zijn, maar kijk ook genadig naar mijn zeer rechtschapen troep! Neem ook hen aan en denk niet aan hun gebreken! Wees ook hun genadig en barmhartig!'
[12] Ik zeg: 'Geliefde zoon, jouw verzoek komt al te laat, want Ik heb hen allen reeds aangenomen, maar jij zult ook in Mijn rijk een leider en leraar zijn en je zult voor eeuwig veel vreugde beleven aan je wapenbroeders. Ze dragen veel schatten in zich, die je pas zult leren kennen als je hen stap voor stap omhoog zult verheffen. Ik zeg je: 'één van hen heeft reeds meer in zich dan alles wat jouw aardse oog ooit heeft aanschouwd!'
[13] De officier merkt ook hoe de toegesnelde menigte deze scène tussen zoon en teruggevonden Vader met ontroering gadeslaat, want de menigte denkt dat deze officier zijn natuurlijke vader, die hij allang niet meer had gezien, heeft teruggevonden. Daarom zegt de officier tegen Mij: 'Vader, kijk daar! De half doden lijken levendiger te worden! Wat denkt U ervan, zouden zij ook bij ons mogen blijven? Ik heb van ganser harte medelijden met hen en ik zou hen meteen allemaal bij me willen houden. Mocht er een of ander schurftig schaapje tussen zitten, dan zal dat zich wel met de juiste middelen laten reinigen.'
[14] Ik zeg: 'Liefste zoon, ook dat is al gebeurd en jij zult hen allemaal in jouw regiment opnemen en hun leider en leraar zijn! Daarom liet Ik hen door jou ook niet verjagen. Ga naar hen toe en zeg hun wat je nu hebt ervaren en zij zullen je volgen.'
«« 87 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.