Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 91 / 153 »»
[1] De officier blijft staan en vraagt haar gehaast en kennelijk vol ongeduld of zij soms net zo'n nietszeggend verzoek heeft als de vorige vier.
[2] Het oudje zegt: 'Beste meneer de officier, het leven op aarde was voor mij steeds een kwestie van grote ernst. Ik had in mijn huishouding alles zo georganiseerd, dat iedereen die ook maar in mijn huis aangesteld was, zijn leven aldaar naar deze ordening moest inrichten. Het personeel morde wel in het begin, maar als zij er eenmaal aan gewend waren, konden ze het nergens zo goed uithouden als juist bij mij.
[3] Veel mensen hielden mij wel voor pietluttig, om niet te zeggen voor enigszins dwaas, maar dat maakte op mij geen indruk. Ik heb namelijk in mijn jeugd een heel wijze leraar gehad, die zelfs de gave had op bepaalde tijden in contact te treden met goede geesten. Alhoewel ik in het begin erg terugschrok voor zulke enge gasten van mijn leraar, wist hij mij stilaan toch echt enthousiast te maken voor de bewoners van de zuivere lichtsferen. Hij beschreef mij hun schoonheid, lieftalligheid en gratie op zo' n aantrekkelijke manier, dat ik algauw alle angst voor geesten verloor en er in mij een groot verlangen opkwam om zelf met de bewoners van Gods lichtsferen te kunnen omgaan.
[4] Mijn leraar, een man van in de veertig, was voor mij echter dermate onontbeerlijk geworden, dat ik mij het leven zonder hem onmogelijk meer kon voorstellen, hoewel ik toen pas veertien jaar oud was. Voor de wereld deugde ik weliswaar helemaal niet, hetgeen mijn ouders me van dag tot dag meer duidelijk begonnen te maken, maar dat liet mij onverschillig, want ieder woord uit de mooie mond van mijn innig geliefde leraar vergoedde mij duizendvoudig elk ijdel verlies van de wereld.
[5] Dat op de slechte wereld alles wat verheven, waar en edel is, vijandig wordt bejegend en zo mogelijk wordt gedood, ondervonden wij - mijn heilige leraar en ik - spoedig. Mijn anders zo goede ouders begonnen de ernstige verdenking te koesteren, als zou er tussen mij en mijn leraar een sterke liefde beginnen op te bloeien. Ze ontboden heimelijk de goede leraar in hun kamer en legden hem de zaak ernstig voor, hetgeen ik in een aangrenzende kamer letterlijk kon verstaan terwijl ik angstig alles aanhoorde.
[6] Mijn vader, een tamelijk barse man, zei: 'Vriend, u bent weliswaar een bijzonder vaardig man, goed onderlegd in alle kunsten en wetenschappen, maar aan één ding lijkt het u te ontbreken: kennis van de wereld en van datgene wat zij van mensen van een zekere stand mag verlangen. U maakt van ons mooie en goede kind weliswaar een echte geleerde, maar helaas op een manier die allerminst deugt voor de hoge wereld waartoe wij behoren. Het meisje houdt zich zweverig met God weet wat voor onderwerpen bezig en houdt ons duizenderlei zaken voor, die zij voor een onsterfelijk wezen als de mens onwaardig vindt. Ja, ze lacht ons soms zelfs uit als we spreken over de algemeen erkende voordelen van de adel. Vriend, als u ons kind zulke ideeën bijbrengt, kunnen we in geen geval meer van uw diensten gebruik maken.
[7] Bovendien zijn wij nog achter een ander geheim gekomen, dat ons aanvankelijk weliswaar onmogelijk leek, omdat u een man van ruim veertig jaar bent en onze dochter een meisje van nog maar veertien jaar en drie maanden is, en daarbij mooi en bekoorlijk als een engel; voortdurende observatie hebben het raadsel echter in een volkomen helder licht geplaatst, namelijk dat het arme meisje, dat u het hoofd op hol hebt gebracht, meer verliefd is op u dan u op haar. U bent uit rijpe ervaring in staat uw liefde te verbergen, maar dat verontschuldigt u niet voor ons, want u moet het kind het hoofdje helemaal op hol hebben gebracht, zodat het alleen nog maar naar u verlangt en de wereld zonder u voor haar van generlei waarde wordt.
[8] U zult wel begrijpen, dat wij het meisje onder deze omstandigheden niet langer onder uw leiding kunnen laten, maar het aan iemand anders moeten toevertrouwen. Verlaat daarom vandaag nog ons huis en onrvang hierbij de vergoeding voor de aan ons kind bestede moeite, welke niet aan onze verwachtingen beantwoorde. Probeert u echter ons kind niet meer te benaderen, want zo'n brutaliteit zou u duur komen te staan! Hier is uw geld, God zegene u!'
[9] Zo werd mijn engel in het ouderlijk huis afgescheept. De goddelijke man, van wie één ademtocht uit zijn mond meer gewicht in de schaal der waarheid legde dan duizend wereldse dwazen, die bij mijn hoogadellijke ouders als parasieten in en uit gingen, werd aldus het huis uitgejaagd. Ik arme ziel kreeg toen leraren en meesters, waarvan ik een steeds grotere afkeer kreeg naarmate ik hen beter leerde kennen!'
[10] De Officier zegt: 'Zeg me eens, lieve vrouw, heeft uw leraar deze geschiedenis dan zonder meer aanvaard? Vertel me dat, want uw verhaal begint me te interesseren.'
[11] De vrouw zegt: 'Achtenswaardige vriend, wat had de nobele man dan daarop moeten zeggen? Hij wist maar al te goed hoe slecht er met aristocraten over zulke zaken valt te praten. Het enige dat ik met gebroken hart kon opvangen was, dat hij voor al het goede dat hij in dit huis had genoten, wenend bedankte en er tenslotte aan toevoegde: 'Geachte ouders van dit edele kind, ik heb uw huis, en God is mijn getuige, nooit gezocht. U hebt veeleer door allerlei schitterende beloften geprobeerd mij voor u te winnen. Toen ik in uw huis kwam, bracht ik u als eerlijk man mijn opvoedkundige principes duidelijk onder ogen. U was daarmee volkomen tevreden en zei toen, terwijl u mij aan uw hart drukte: 'Vriend, wij zijn rijk en hebben bezittingen; dank zij deze aanstelling kunt u levenslang in uw onderhoud voorzien!'
[12] Ik woon nu drie jaar in uw huis en heb als mens en leraar volgens mijn door niets bezoedelde geweten zo gehandeld, dat ik van mijn principes geen duimbreed afweek. En nu word ik op grond van een hoogst onrechtvaardige beschuldiging uit dit huis verbannen! Maar dat doet me niets; ik verheug me er zelfs over, want het is voor mij opnieuw een bewijs dat Christus de Heer, in wie ik leef en sterf, mij waardig heeft bevonden om een van Zijn leerlingen te zijn. Hij, de Heer der oneindigheid, heeft toch Zelf de grootste ondank van de mensen ontvangen, en Hij vergaf hun omdat Hij wel zag dat ze niet wisten wat ze deden. Waarom zou ik, zondig mens, u uw handelwijze kwalijk nemen. Deze is weliswaar op aarde voor mij nadelig, maar daar kom ik gemakkelijk overheen, omdat ik voordelen nooit nagejaagd of gezocht heb.
[13] Dat u mij de toegang tot uw huis ontzegt, doet me wel het meest pijn, want ik heb uw dochtertje opgevoed tot een ware vriendin van het innerlijke leven in Christus de Heer, iets dat in de tegenwoordige wereld nog slechts moeilijk te realiseren is. Maar ook dat doet er niets toe, want wie ook maar iets verliest omwille van de Heer, zal het te zijner tijd duizendvoudig kunnen terugkrijgen.
[14] Houdt u dit geld maar en doet u ermee wat u wilt! Wat ik met Gods genade uw dochter gaf, is meer waard dan een hele wereld vol goud. Ook al zou ze alle schatten van deze wereld, die toch maar ijdele hersenschimmen zijn, verliezen, dan zal ze met de schat van de geest, die ze van mij kreeg, gelukkiger zijn dan een Croesus, die zich gouden paleizen bouwt. 0 mensen, wat zijn jullie toch blind en zwak! Daarom verlangen jullie naar de dwaallichten van de nacht, die verblinden, maar niet verwarmen. Vaarwel! Misschien zien wij elkaar in de andere wereld terug.'
[15] Mijn vader, wat verstoord door deze zuiver hemelse woorden van mijn goddelijke leraar, nam het geld en wilde het de goede leraar met geweld opdringen. Deze wees het echter beslist van de hand en ging de deur uit om het huis voorgoed te verlaten. Dat was het einde van de geschiedenis met mijn leraar, die ik helaas nooit meer terugzag.
[16] Zoals al eerder gezegd, waren mijn latere leraren werkelijk zo dom, verwaand en bovendien hoogst ongeïnteresseerd, dat het werkelijk een schande was. Hun optreden was zo gevoelloos als een machine en ik was voor hen enkel een middel om flink geld te verdienen. Het leren bij hen was daar dan ook naar, tot grote ergernis van mijn blinde ouders. Maar hoe ouder ik werd, des te inniger streefde ik ernaar alle grondbeginselen die mijn eerste leraar en meester mij op een werkelijk hemelse wijze had bijgebracht, in mijzelf te verwezenlijken.
[17] Later heb ik gehoord dat mijn goddelijke leraar het tot officier bij de generale staf en later tot kapitein in het leger had gebracht. Of hij nog leefde, kon ik niet meer te weten komen. Ikzelf moest jammer genoeg al op mijn achttiende trouwen en werd op mijn vijfentwintigste al weduwe. O, had ik toen mijn leraar maar kunnen vinden, hoe gelukkig zou ik dan zijn geworden! Maar God de Heer liet het niet toe. Ik bleef daarna ongehuwd en had een dochter, die zo ongeveer in alles mijn evenbeeld was. Enkele jaren geleden betrad ik deze eeuwige wereld en deed hier overal navraag, of mijn leraar hier mogelijkerwijs ook al was. Helaas kon ik tot nu toe nog niets over hem te weten komen. Hij heette Peter; een andere naam kon ik van hem nooit te weten komen, ook mijn ouders niet; het was de enige eigenaardigheid die deze leraar bezat. Hier in de geestenwereld zou ik toch graag iets over hem willen vernemen. U bent zo'n wijze man, kunt u misschien mij inlichten over hem? O, kon ik deze edele geest toch nog maar eens ontmoeten!'
[18] De officier wendt zich nu een beetje af en zegt bij zichzelf: 'Zou het dan toch mogelijk zijn? Zou dit armzalige vrouwtje de op aarde zo heerlijke Mathilde zijn? De bijna hemelse dochter van een bekrompen aartsaristocraat, hier in zo'n miserabele toestand! O God, beste Vader, wat heeft deze engel dan misdaan, waardoor zij hier zo armzalig moest aankomen? De stem en haar manier van doen zijn nog te herkennen, maar die gedaante! O jij arme Mathilde, de Heer moge je genadig en barmhartig zijn! Waarschijnlijk zal haar huwelijk, dat zeker ongunstig voor haar was, haar zover hebben gebracht. Ergernis, wrevel over aristocratische domheden, een onzachtzinnige behandeling, ontrouw en ruwheid van haar echtgenoot zullen wel tot zo'n vermagering van haar anders zo mooie ziel hebben bijgedragen. Wel, bij God zijn alle dingen mogelijk! Zij hoort nu toch ook bij de door de Heer geroepenen; Hij zal haar wel weer in orde brengen!
[19] Als er hier 'hemelse huwelijken' worden gesloten, zal ik de Heer vragen haar tot vrouw te mogen hebben, ook al zou haar gestalte helemaal niets veranderen, want haar geest is nog even vervuld van verheven ideeën als indertijd, toen ze mijn leerlinge was. O, dat was een heerlijke tijd! Toentertijd had ik contact met geesten uit de hemelen, ja ik voerde gesprekken met engelen. Toen was ook zij een engel. O, wat was dat een heerlijk stralen en terugstralen van licht uit de hemelen! O heilige ogenblikken van het aardse bestaan! Gods hemelen moeten wel van onuitsprekelijke schoonheid zijn, maar ook de aarde is mooi voor hem, die God in zijn hart erkent en Hem uit al zijn krachten werkelijk liefheeft. O Mathilde, wat was je op aarde: een zon onder de lieflijke wezens van jouw geslacht! En wat ben je nu? Een erbarmelijke schaduw van een dorre distelstruik in de schemering van het laatste kwartier van de maan! O Heer! Wezens, die na een eeuw het graf ontstijgen, kunnen er toch onmogelijk ellendiger uitzien.'
[20] Na deze woorden wendt de officier zich weer tot Mathilde en zegt hardop: 'Ik heb over jouw verzoek nagedacht en ben die bewuste man werkelijk op het spoor gekomen. We zullen hem zeker vinden, alleen moet je het. nodige geduld opbrengen en alles wat ook maar enigszins op hartstocht lijkt, uit jezelf bannen. Alle liefde moet je echter op de Heer richten en Peter laten voor wat hij is. Dan zal de Heer ervoor zorgen, dat je gelukkig wordt, want bij God zijn alle dingen mogelijk! Je hebt eens God gevreesd en dat was goed want vrees voor God is de eerste trede naar de wijsheid. Nu moet je echter God boven alles liefhebben en dat zal je voor eeuwig de hoogste zaligheid en een hemelse schoonheid geven!'
«« 91 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.