De genade en barmhartigheid van de Heer. Twee gescheiden zielen mogen elkaar in het bijzijn van God terugvinden. Zaligheid van de hoogste hemel.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 93 / 153 »»
[1] Ik zeg: 'O vrouw, o dochter, je geloof is groot en er woont veel liefde in je hart! Jou geschiede naar je geloof en naar de macht van jouw liefde! Mijn lieve dochter, je staat nu hongerig, dorstig en naakt voor Mij, want datgene waarmee jij op aarde je ziel hebt verzadigd, was een slechte en magere kost. Zou je gedurende de eerste tijd van je leven op aarde niet vooraf geestelijk zijn gevoed en je ziel met haar afgestompte geest in het weerzinwekkende leven van het rioolgedierte zijn overgegaan, dan zou je bijna verloren zijn geweest. Het was dan haast onmogelijk geweest je ooit nog te redden. Zoals het immers onmogelijk is om een vis in de vrije lucht in leven te houden, is het ook onmogelijk om zielen die in de poel des verderfs hebben geleefd, in de luchtether van de hemelen in leven te houden. Want waar de draak een dood leven leidt, daar leeft ook zijn ongedierte voor de dood!
[2] Maar omdat jij eerst geestelijk werd gevoed, was de rioolvoeding daarna niet in staat jouw ziel geheel te bederven. De voorafgaande voeding voor jouw geest kruidde namelijk naar vermogen de ellendige wereldse voeding van je ziel en ontnam haar het dodelijke gif. Dat je ziel echter door zulke voeding geen vet kon opslaan, zul je hopelijk inzien. Maar nu wil Ik je vanwege je geloof en je liefde voeding uit de hemelen en een beter gewaad geven; dan zul je er beter en mooier gaan uitzien. Robert, breng brood en wijn en een nieuw gewaad.'
[3] Op het moment waarop Ik dit uitspreek, ziet Robert achter zich een soort kraampje met brood en wijn en een bundel, waarin zich het verlangde gewaad bevindt. Hij brengt brood en wijn en zijn vrouw Helena brengt de bundel met het gewaad. Ik zegen brood en wijn en laat het Mathilde en de officier aanreiken. Als zij met een onuitsprekelijk gevoel van dankbaarheid samen met de officier het brood en de wijn tot zich neemt, wordt haar gestalte ogenblikkelijk gevulder; zij gaat er mooi en jeugdig uitzien en weet zich van louter dankbaarheid geen raad meer. Nu krijgt ze ook een mooi azuurblauw gewaad met purperrood afgezet, dat haar heel mooi staat.
[4] Als Mathilde daar nu zo goed verzorgd staat, begint ze van dankbaarheid, liefde en zaligheid luid te wenen. Ze is nu al zo mooi als een hemelse bloem en valt voor Mij op haar knieën en zegt snikkend: 'O heiligste Vader, mijn trage tong kan nimmer uitspreken wat ik nu in mijn hart voor U voel. Uw liefde en Uw genade zijn eindeloos groot! Voorzover echter dit mij opnieuw gegeven en door Uw genade opnieuw gewekte leven mij dat laat voelen, ervaar ik V als de heilige, eeuwige, zuiverste liefde, o lieve Vader! Uw heiligste naam Jezus worde geheiligd, eeuwig, eeuwig, eeuwig!' Bij deze woorden overweldigt haar liefde tot Mij haar zo sterk, dat ze met haar gezicht helemaal op de grond neerzinkt.
[5] Maar ook de officier wordt zo door liefde overspoeld, dat ook hij begint te wenen. Ik vermaan hem echter en zeg: 'Vriend, verman je, want jouw overgelukkige vriendin zal weldra jouw kracht nodig hebben. Jij hebt haar tot hier gebracht en zult daarom ook verder haar leidsman zijn. Sla acht op haar geest!'
[6] De officier zegt: 'Ja, beste Vader, Heer en God, Uw woord zal eeuwig het leven in het centrum van mijn hart zijn! Er is te veel liefde en genade van U, o heilige Vader, over ons gekomen; wij zijn in ons gemoed nog veel te zwak om zo'n overvloed van zaligheid te kunnen verdragen, maar de heilige tijd van Uw rijk zal ons wel meer vertrouwd maken met Uw overgrote liefde en genade. Moge mijn hele wezen echter van een eeuwige dank getuigen voor Uw liefde en genade aan ons, arme zondaars, voor grote bewezen wijsheid zijn wij weliswaar niet geschikt, want daarvoor hebt U, heilige Vader, engelen geschapen uit de vlammen van Uw licht, opdat zij de oneindige majesteit van Uw werken bezingen en loven, maar wij willen V bovenal loven vanuit de deemoed van onze harten, want U alleen bent al onze liefde en ons leven!' Daarop wendt hij zich tot Mathilde en zegt: 'Lieve zuster Mathilde, sta op en kijk hoe goed, liefdevol en zachtmoedig onze waarachtige heilige Vader toch is!'
[7] Mathilde richt zich nu op, kijkt vreugdedronken om zich heen en herkent in de officier haar leraar Peter. Nog met haar knieën op de grond rustend, roept ze uit: 'O God, o Vader, U bent toch werkelijk al te goed en liefdevol! Niet alleen hebt U mij hier als onwaardige zondares onuitsprekelijk zalig gemaakt door een overvloed van Uw genade, liefde en erbarming, maar ik mag hier ook voor Uw heilige aangezicht de leraar ontmoeten, die mij reeds op aarde de wegen naar U heeft getoond. Ik word nu door U voor mijn verdere ontwikkeling aan deze leraar toevertrouwd. Hoeveel heerlijks en verhevens zal ik door hem ervaren; ik zal steeds zuiverder worden om waardiger Uw goddelijk mooie aangezicht te aanschouwen! Nog ben ik weliswaar hier in de stad, waarin ik naar lichaam en ziel ongelukkig ben geworden, maar de plaats maakt mij niets uit, want Uw zichtbare, heilige aanwezigheid is voor mij de hemel. Waar V bent, o Heer, daar is ook de hoogste hemel! Mijn hart, mijn hele wezen zij alleen aan U, o Vader, gewijd! Uw heilige naam Jezus worde geheiligd!'
[8] Uit de achtergrond komt aartsbisschop Migatzi naar Mij toe en zegt: 'Heer en Vader, dit wezen, dat nu zo lieftallig is als een prachtige ster van Uw hemelen, beschaamt ons werkelijk allemaal! Welk een heilige zuiverheid van haar taalgebruik, en wat voor een grenzeloze liefde en dankbaarheid! Om kort te gaan, haar hele manier van doen straalt zo'n werkelijk magische waardigheid uit, dat wij allemaal totaal gefascineerd zijn. Zij leert ons allen om U nu pas geheel en al te herkennen. O Heer, eeuwige, zuiverste liefde! Welk een grote dankbaarheid zijn wij U verschuldigd voor deze verheerlijking!'
[9] Ik zeg tegen Migatzi: 'Mijn vriend en broeder, dat doet niet de wijsheid, maar alleen de liefde! Houden jullie je daarom aan de liefde, als jullie in de hemelen bij Mij willen zijn! Jullie zullen weliswaar in elk van de drie hoofdhemelen bij Mij zijn en wandelen voor mijn aangezicht, maar evenals hier enkel en alleen door de liefde. Deze Mathilde heeft de juiste graad van de liefde en zal dientengevolge ook in de hemelen, waar we nu weldra zullen aankomen, bij Mij zijn. Ga en verkondig dit aan allen die hier zijn!'
[10] Migatzi dankt Mij innig voor deze leer, gaat meteen naar de grote menigte toe en deelt dit aan allen mee.
[11] De officier zegt echter, van grote liefde vervuld, tegen Mij: 'Heer, wij zijn nu zo gelukkig als maar mogelijk is, maar kijk, daar staan mijn soldaten nog in het gelid! Wat moet er nu met hen gebeuren?' Ik zeg: 'Laat hen de geweren afleggen, want Voortaan zullen zij deze wapens niet meer gebruiken. In Mijn rijk strijdt men alleen met de wapens der liefde!'
«« 93 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.